Beginpagina BIJLAGE VII. Bijzondere regels voor bepaalde categorieën personen
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

BIJLAGE VII. Bijzondere regels voor bepaalde categorieën personen

BIJLAGE VII. Bijzondere regels voor bepaalde categorieën personen

1. Staatshoofden

In afwijking van artikel 5 en de artikelen 7 tot en met 13 hoeven staatshoofden en hun gevolg wier aankomst en vertrek langs diplomatieke weg officieel aan de grenswachters is aangekondigd, niet aan grenscontrole te worden onderworpen.

2. Piloten en andere bemanningsleden van vliegtuigen

2.1. In afwijking van artikel 5 mogen houders van een "crew member licence" of een "crew member certificate" als bedoeld in bijlage 9 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart van 7 december 1944, op grond van die documenten tijdens de uitoefening van hun functie:

a) aan en van boord gaan in de luchthaven waar de tussenlanding plaatsvindt of in de luchthaven van bestemming, als deze op het grondgebied van een lidstaat zijn gelegen;

b) zich op het grondgebied van de gemeente begeven waar deze luchthavens gevestigd zijn;

c) zich met om het even welk vervoermiddel naar een op het grondgebied van een lidstaat gelegen luchthaven begeven om daar aan boord te gaan van een vliegtuig dat vanuit die luchthaven vertrekt.

In alle andere gevallen moet worden voldaan aan de voorschriften van artikel 5, lid 1.

2.2. Voor de controle op de bemanningsleden van vliegtuigen gelden de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 13. Bemanningsleden van vliegtuigen worden zoveel mogelijk met voorrang gecontroleerd. Dit betekent dat deze controle hetzij plaatsvindt voordat de passagiers worden gecontroleerd, hetzij aan aparte controleposten wordt verricht. In afwijking van artikel 7 mogen de bemanningsleden die bij het dienstdoende grenscontrolepersoneel bekend zijn, steekproefsgewijs worden gecontroleerd.

3. Zeelieden

3.1. In afwijking van de artikelen 4 en 7, mogen de lidstaten zeelieden die in het bezit zijn van een identiteitsbewijs voor zeelieden, afgegeven overeenkomstig het Verdrag van Genève van 19 juni 2003 (nr. 185), het Verdrag van Londen van 9 april 1965 en de terzake strekkende nationale bepalingen, toestaan het grondgebied van de lidstaten binnen te komen door van boord te gaan om in de gemeente waar hun vaartuig heeft aangelegd of in een aangrenzende gemeente te vertoeven, zonder dat zij zich bij een grensdoorlaatpost hoeven te melden, op voorwaarde dat zij voorkomen op de bemanningslijst van het vaartuig waartoe zij behoren en dat die lijst eerder door de bevoegde autoriteiten is gecontroleerd.

Dit belet niet dat, naar gelang van de beoordeling van het veiligheidsrisico of het risico van illegale immigratie, zeelieden door de grenswachters aan een controle overeenkomstig artikel 7 worden onderworpen voordat zij het vaartuig verlaten.

Indien een zeeman een bedreiging voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de volksgezondheid vormt, kan hem het recht worden ontzegd het vaartuig te verlaten.

3.2. Zeelieden die zich buiten de in de nabijheid van de haven gelegen gemeenten wensen te begeven, moeten voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten als bedoeld in artikel 5, lid 1.

4. Houders van een diplomatiek, een officieel of een dienstpaspoort en leden van internationale organisaties

4.1. Gelet op de bijzondere voorrechten en immuniteiten die voor hen gelden, krijgen houders van een diplomatiek, een officieel of een dienstpaspoort dat is afgegeven door derde landen of hun regeringen die door de lidstaten zijn erkend, en houders van documenten afgegeven door internationale organisaties als bedoeld in punt 4.4 die in dienstverband reizen, bij de grenscontrole voorrang op andere reizigers, in voorkomend geval onverminderd de visumplicht die op hen rust.

In afwijking van artikel 5, lid 1, onder c), zijn de houders van genoemde documenten vrijgesteld van de verplichting om aan te tonen dat zij over voldoende middelen van bestaan beschikken.

4.2. Wanneer iemand zich op voorrechten, immuniteiten of vrijstellingen beroept, kan de grenswachter verlangen dat deze persoon, door overlegging van passende documenten — met name door de ontvangende staat afgegeven verklaringen of een diplomatiek paspoort — of op enige andere wijze aantoont dat hij of zij de betrokken voorrechten, immuniteiten of vrijstellingen geniet. In geval van twijfel kan de grenswachter zich in spoedeisende gevallen rechtstreeks tot het ministerie van Buitenlandse Zaken richten.

4.3. Geaccrediteerde leden van diplomatieke en consulaire diensten en hun gezinsleden krijgen toegang tot het grondgebied van de lidstaten na overlegging van de in artikel 19, lid 2, bedoelde kaart, vergezeld van een grensoverschrijdingsdocument. In afwijking van artikel 13 mogen de grenswachters voorts houders van een diplomatiek, een officieel of een dienstpaspoort de toegang tot het grondgebied van de lidstaten niet weigeren zonder vooraf de bevoegde nationale autoriteiten te hebben geraadpleegd. Dit geldt ook wanneer dergelijke betrokkene in het SIS is gesignaleerd.

4.4. Onder de in punt 4.1 bedoelde door internationale organisaties afgegeven documenten wordt met name verstaan:

- laissez-passer van de Verenigde Naties, afgegeven aan personeel van de Verenigde Naties en van de bijbehorende instellingen op grond van het op 21 november 1947 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te New York aangenomen Verdrag inzake de voorrechten en de immuniteiten van de gespecialiseerde instellingen;

- laissez-passer van de Europese Gemeenschap (EG);

- laissez-passer van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA);

- legitimatiebewijs afgegeven door de secretaris-generaal van de Raad van Europa;

- documenten afgegeven krachtens artikel III, lid 2, van het Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantische Verdrag, nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten (militaire identiteitsbewijzen vergezeld van een briefing voor speciale opdracht, marsorder, individueel of collectief marsbevel), alsmede documenten afgegeven in het kader van het Partnerschap voor vrede.

5. Grensarbeiders

5.1. Voor de controle van grensarbeiders zijn de algemene bepalingen inzake grenstoezicht van toepassing, en met name de artikelen 7 en 13.

5.2. In afwijking van artikel 7 worden grensarbeiders die bij de grenswachters goed bekend zijn omdat zij frequent via dezelfde grensdoorlaatpost de grens overschrijden en van wie de grenswachters, op grond van een eerdere controle, weten dat zij noch in het SIS, noch in een nationaal opsporingsregister gesignaleerd zijn, slechts aan steekproefsgewijze controles onderworpen teneinde na te gaan of zij in het bezit zijn van een geldig document waarmee zij de grens mogen overschrijden, en aan de voorwaarden voor binnenkomst voldoen. Deze personen worden nu en dan onverwachts en met onregelmatige tussenpozen aan een grondige controle onderworpen.

5.3. De voorschriften van punt 5.2 kunnen worden uitgebreid tot andere categorieën personen die regelmatig de grens overschrijden.

6. Minderjarigen

6.1. De grenswachters besteden bijzondere aandacht aan al dan niet begeleide minderjarigen. Minderjarigen die een buitengrens overschrijden, worden bij in- en bij uitreis aan dezelfde controles op grond van deze verordening onderworpen als volwassenen.

6.2. Wanneer het een begeleide minderjarige betreft, gaat de grenswachter na of de begeleidende volwassene het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefent, in het bijzonder wanneer de minderjarige door slechts één volwassene wordt begeleid en er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat de minderjarige onwettig is onttrokken aan het toezicht van de persoon of personen die wettelijk het ouderlijke gezag over hem uitoefenen. In dat geval verricht de grenswachter verder onderzoek, teneinde eventuele onverenigbare of tegenstrijdige elementen in de verstrekte inlichtingen te ontdekken.

6.3. Wanneer een minderjarige alleen reist, zorgt de grenswachter ervoor, door middel van een grondige controle van de reisdocumenten en de bewijsstukken, dat de minderjarige het grondgebied niet verlaat tegen de wil van de personen die het ouderlijk gezag over hem uitoefenen.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top