Beginpagina Hoofdstuk 6. Studie
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk 6. Studie

Hoofdstuk 6. Studie

§1. Inleiding

Het beleid inzake buitenlandse studenten is erop gericht om onder bepaalde voorwaarden vreemdelingen in de gelegenheid te stellen tijdelijk in Nederland te studeren of een opleiding te volgen. De positie van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland wordt hierdoor bevorderd, terwijl door de toelating voor een opleiding aan het voortgezet of beroepsonderwijs een positieve bijdrage kan worden geleverd aan de ontwikkeling van de landen van herkomst.

De voorwaarden die zien op het verblijf in het kader van een studie aan het hoger onderwijs, een opleiding aan het voortgezet of beroepsonderwijs of ter voorbereiding op het volgen van een studie aan het hoger onderwijs zijn opgenomen in artikel 3.41 Vb.

Artikel 3.41 Vb geeft geen verplichting, maar een bevoegdheid om de verblijfsvergunning te verlenen. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet onder welke voorwaarden van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt en de verblijfsvergunning kan worden verleend. Deze voorwaarden hebben het karakter van beleidsregels.

Naast de beleidsregels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen, zijn tevens de beleidsregels met betrekking tot de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw (zie B1/4) van toepassing, tenzij anders is aangegeven.

§2. Voorwaarden voor studie hoger onderwijs

In aanvulling op de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als genoemd in B1, gelden voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in het kader van studie aan het hoger onderwijs de volgende cumulatieve voorwaarden:

a. (voorlopige) inschrijving aan een onderwijsinstelling als voltijdstudent (zie artikel 3.41, eerste lid, onder a en b, Vb, artikel 3.18a VV en B6/2.1);

b. ondertekening van een schriftelijke verklaring van tijdelijk verblijf (zie artikel 3.41, eerste lid, onder c, Vb en B6/2.2); en

c. voldoende en duurzame middelen van bestaan (zie artikel 3.42 Vb juncto artikel 3.74 Vb en B6/2.3).

2.1. (Voorlopige) inschrijving aan een onderwijsinstelling

De bij ministeriлle regeling aan te wijzen onderwijsinstelling

Artikel 3.41 Vb regelt dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw, onder een beperking verband houdend met het volgen van studie kan worden verleend aan de vreemdeling die voltijds hoger, voortgezet of beroepsonderwijs volgt aan een bij ministeriлle regeling aan te wijzen onderwijsinstelling. Als onderwijsinstelling die voltijds hoger onderwijs verzorgt als bedoeld in artikel 3.41, eerste lid, onder a, Vb, wordt ingevolge artikel 3.18a VV aangewezen een instelling die een convenant met de IND heeft gesloten en die:

a. de Gedragscode internationale student in het Nederlands Hoger Onderwijs heeft ondertekend en voorkomen in het openbare register van onderwijsinstellingen die de Gedragscode hebben ondertekend;

b. opleidingen verzorgt in het kader van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van BuZa;

c. opleidingsactiviteiten verzorgt in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

Ad a

Instellingen die de Gedragscode internationale student in het Nederlands Hoger Onderwijs hebben ondertekend staan vermeld in het openbare register dat wordt beheerd door de Informatie Beheer Groep. Indien een hoger onderwijsinstelling in dit openbare register voorkomt is toelating van een student aan de onderwijsinstelling toegestaan, indien ook aan de overige voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk is voldaan.

Ad b

Instellingen die een opleiding verzorgen in het kader van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van BuZa staan vermeld in een door de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs beheerde lijst. Indien een onderwijsinstelling op deze lijst is geplaatst is toelating voor een student aan de onderwijsinstelling toegestaan, indien ook aan de overige voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk is voldaan.

Ad c

Instellingen die opleidingsactiviteiten verzorgen in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid staan vermeld op een door het Ministerie van OCW beheerde lijst. Indien een hoger onderwijsinstelling in dit openbare register voorkomt, is toelating van een student aan de onderwijsinstelling toegestaan, indien ook aan de overige voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk is voldaan.

2.1.1. De bij ministeriлle regeling aan te wijzen onderwijsinstelling

Artikel 3.41 Vb regelt dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw, onder een beperking verband houdend met het volgen van studie kan worden verleend aan de vreemdeling die voltijds hoger, voortgezet of beroepsonderwijs volgt aan een bij ministeriлle regeling aan te wijzen onderwijsinstelling. Artikel 3.18a VV wijst uitsluitend als voltijds hoger onderwijs de volgende onderwijsinstellingen aan:

a. Instellingen voor hoger onderwijs die de Gedragscode internationale student in het Nederlands Hoger Onderwijs hebben ondertekend en voorkomen in het openbare register van onderwijsinstellingen die de Gedragscode hebben ondertekend;

b. Instellingen die opleidingen verzorgen in het kader van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het Ministerie van BuZa;

c. Instellingen die opleidingsactiviteiten verzorgen in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

Ad a Instellingen die de Gedragscode internationale student in het Nederlands Hoger Onderwijs hebben ondertekend staan vermeld in het openbare register dat wordt beheerd door de Informatie Beheer Groep. Indien een hoger onderwijsinstelling in dit openbare register voorkomt is toelating van een student aan de onderwijsinstelling toegestaan, indien ook aan de overige voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk is voldaan.

Ad b Instellingen die een opleiding verzorgen in het kader van ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van het ministerie van BuZa staan vermeld in een door de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs beheerde lijst. Indien een onderwijsinstelling op deze lijst is geplaatst is toelating voor een student aan de onderwijsinstelling toegestaan, indien ook aan de overige voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk is voldaan.

Ad c Instellingen die opleidingsactiviteiten verzorgen in het kader van de Wet op het specifiek cultuurbeleid staan vermeld op een door het Ministerie van OCW beheerde lijst. Indien een hoger onderwijsinstelling in dit openbare register voorkomt, is toelating van een student aan de onderwijsinstelling toegestaan, indien ook aan de overige voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk is voldaan.

2.1.2. (Voorlopige) inschrijving aan de onderwijsinstelling

Het moet vaststaan dat de vreemdeling voor een studie/opleiding is of zal worden ingeschreven aan een in Nederland gevestigde onderwijsinstelling.

De (voorlopige) inschrijving moet blijken uit een verklaring die is afgegeven door het College van Bestuur of het bevoegd gezag.

2.2. Tijdelijk verblijf

Het tijdelijke karakter van het verblijf brengt met zich mee dat de vreemdeling die een verblijfsvergunning heeft voor studiedoeleinden, bij tussentijdse beлindiging van de studie of als de studie niet tijdig is afgerond Nederland dient te verlaten. De vreemdeling ondertekent dan ook een verklaring dat hij ermee bekend is dat hem uitsluitend voor studiedoeleinden verblijf in Nederland wordt toegestaan.

Voor vreemdelingen die hier te lande verblijf voor studiedoeleinden (dat wil zeggen: studie inclusief voorbereidend jaar) beogen, geldt een maximale verblijfsduur. De maximale verblijfsduur is afhankelijk van de studielast van de studie/opleiding die wordt gevolgd en bedraagt twee jaar meer dan die studielast. Indien de studie/opleiding niet binnen de maximale verblijfsduur is afgerond, kan worden geconcludeerd dat sprake is van onvoldoende studievoortgang. In dat geval kan de verblijfsvergunning niet worden verlengd en kan de vreemdeling evenmin in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning voor het volgen van een andere studie/opleiding.

Indien tussentijds van studie/opleiding wordt gewisseld (van een studie/opleiding met een studielast van meer dan vier jaar in een andere studie/opleiding, of andersom), wordt de tijd die reeds is gestudeerd afgetrokken van de maximale looptijd van de nieuwe studie/opleiding.

Voorbeeld:

Een vreemdeling die geen voorbereidend jaar heeft gevolgd, gaat geneeskunde studeren. Na twee jaar breekt hij deze studie af en gaat rechten studeren. Hem rest dan nog een maximaal verblijf voor studiedoeleinden van vier jaar.

Als de vreemdeling binnen de maximale verblijfsduur de studie/opleiding heeft afgerond en een nieuwe studie/opleiding wil beginnen, is de maximale verblijfsduur niet van toepassing. In dat geval kan immers niet worden gesteld dat sprake is van onvoldoende studievoortgang. Wanneer in deze situatie aan alle voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning voor studie wordt voldaan, kan de verblijfsvergunning worden verleend en vangt de berekening van de maximale verblijfsduur opnieuw aan.

Voorbeeld:

Een vreemdeling behaalt binnen de maximale verblijfsduur zijn studie rechten. Hij wil nu een ˜master of business administration gaan volgen maar daarvoor resteert binnen de lopende maximale verblijfsduur onvoldoende tijd. Aangezien de studie rechten binnen de maximale verblijfsduur is afgerond, kan de verblijfsvergunning worden verleend.

Indien een verblijfsvergunning is verleend onder een beperking verband houdend met de voorbereiding op studie, wordt de maximale verblijfsduur met ййn jaar verlengd.

Voorbeelden:

Aan een vreemdeling die geneeskunde wil studeren, kan maximaal negen jaar verblijf voor studiedoeleinden worden toegestaan. De studielast van die studie is immers zes jaar, plus twee jaar, plus eventueel een voorbereidend jaar.

Ingeval van een studie rechten is dit zeven jaar (studielast is vier jaar, plus twee jaar, plus eventueel een voorbereidend jaar).

Indien sprake is van een bachelor/masterstructuur wordt de studielast voor de bacheloropleiding en de masteropleiding bij elkaar opgeteld. De maximale verblijfsduur bedraagt twee jaar meer dan die studielast. Het is niet noodzakelijk datde master aan dezelfde instelling wordt gevolgd als de bachelor. Als de vreemdeling een schakeljaar volgt tussen HBO bachelor en universitaire master wordt de maximale verblijfsduur met ййn jaar verlengd.

Voorbeeld:

Een vreemdeling gaat een HBO ˜bachelor of business administration volgen met een studielast van vier jaar. Na deze opleiding te hebben afgerond wordt een universitaire master van ййn jaar gevolgd, waarbij gebruik wordt gemaakt van een schakeljaar. Het maximale verblijf bedraagt in dit geval negen jaar, namelijk vier jaar voor de bachelor, ййn schakeljaar en ййn jaar voor de master, plus twee jaar extra. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een voorbereidend jaar is dit tien jaar.

In het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO) van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) kan informatie worden verkregen over de studielast van studies/opleidingen (zie de internetsite van de IB-Groep). Ingeval van verandering van opleiding of onderwijsinstelling is voorts het gestelde onder B6/8 van toepassing.

2.2.1. EG-Langdurig ingezetenen

Ingevolge artikel 3.41, vierde lid, Vb wordt de aanvraag voor verblijf voor studie aan het hoger onderwijs ingediend door een langdurig ingezetene niet afgewezen op grond dat hij het onderwijs niet voltijds wil volgen en evenmin op de grond, bedoeld in artikel 3.41, eerste lid, onder c, Vb. Dit heeft tot gevolg dat langdurig ingezetene geen schriftelijke verklaring van tijdelijk verblijf hoeft te ondertekenen en dat de bepalingen van B6/2.2 niet van toepassing zijn.

2.3. Middelen van bestaan

De financiлle middelen van de vreemdeling moeten toereikend zijn voor de studie en het levensonderhoud gedurende de beoogde verblijfsperiode.

2.3.1. Voldoende middelen van bestaan

Voor de beoordeling of de vreemdeling beschikt over voldoende middelen van bestaan is van belang of de studie en het verblijf worden bekostigd door:

de vreemdeling zelf of een buiten Nederland gevestigde persoon of rechtspersoon, уf

door een in Nederland gevestigde (rechts)persoon

Ad a

De studie en het verblijf van de vreemdeling kunnen behalve door de vreemdeling zelf, ook worden bekostigd door een buiten Nederland gevestigde persoon of instelling/organisatie. Er kan dan sprake zijn van een geldelijke bijdrage (bijvoorbeeld een studiebeurs) van een internationale organisatie van het land van herkomst, door of vanwege de Nederlandse regering of van een particulier fonds. Tevens kan sprake zijn van uitzending van de vreemdeling door zijn werkgever.

In deze gevallen wordt onder voldoende middelen van bestaan verstaan een bedrag dat gelijk is aan het normbedrag voor uitwonende studenten bedoeld in de WSF (zie artikel 3.18 WSF en de website van WSF) aangevuld met college- of lesgelden, die de vreemdeling verschuldigd is (zie artikel 3.42, eerste lid, onder a, Vb juncto artikel 3.74, onder b, Vb).

Ad b

Indien de studie door een in Nederland gevestigde persoon of instelling/organisatie wordt bekostigd, dient de vreemdeling aan te tonen dat de financiлle positie van deze (rechts)persoon daartoe toereikend is. Toereikend wil zeggen dat de financier over voldoende middelen van bestaan moet beschikken om in zijn eigen onderhoud (en eventueel in dat van zijn gezin) en dat van de vreemdeling te kunnen voorzien. Vereist is dat de financier beschikt over inkomsten ter hoogte van minimaal de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21 van de Wwb geldend voor zijn eigen situatie (alleenstaande, alleenstaande ouder of echtpaar/gezin), met inbegrip van vakantiegeld, aangevuld met het normbedrag voor uitwonende studenten, bedoeld in de WSF (zie artikel 3.18 WSF en de website van WSF), aangevuld met college- en/of lesgelden die de vreemdeling verschuldigd is (zie artikel 3.42, eerste lid, onder b, Vb juncto artikel 3.74, onder b, Vb).

De financier dient daarnaast een garantverklaring te ondertekenen (zie bijlage 6C VV).

Meetellen gezinsinkomen in het kader van studie

Indien de hoofdpersoon (de in Nederland gevestigde persoon die de studie bekostigt) een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een in Nederland geregistreerd partnerschap is aangegaan, dan wel een relatie onderhoudt in de zin van artikel 3.14, onder b, Vb met een persoon die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw, dan wel Nederlander is, kan het duurzame, zelfstandig verworven netto-inkomen van die persoon worden meegeteld bij de berekening van de bestaansmiddelen.

In deze gevallen zijn de middelen van bestaan voldoende, indien het gezamenlijke netto-inkomen gelijk is aan de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21, onder c, Wwb, voor de categorie echtparen en gezinnen, aangevuld met het normbedrag voor uitwonende studenten, bedoeld in de WSF (zie artikel 3.18 WSF en de website van WSF) en college- of lesgelden die de vreemdeling verschuldigd is (zie artikel 3.42, eerste lid, onder b, Vb juncto artikel 3.74, onder b, Vb).

Als aanvullende voorwaarde geldt dan dat ondertekening van de garantverklaring, bedoeld in artikel 3.42, eerste lid, onder b, Vb geschiedt door de hoofdpersoon en bedoelde (geregistreerde of huwelijks-)partner.

2.3.2. Duurzaamheid van de middelen van bestaan

Middelen van bestaan zijn in het algemeen duurzaam, indien zij voor een periode van ййn jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven (zie B1/4.3). Deze hoofdregel is opgenomen in artikel 3.75, eerste lid, Vb.

Financiering middels een periodieke geldstroom

Bij aanvragen voor studiedoeleinden kunnen de studie en het verblijf van de vreemdeling ook worden gefinancierd door middel van periodieke betalingen. Deze betalingen kunnen afkomstig zijn van zowel een buiten als binnen Nederland gevestigde persoon of instelling. Deze middelen kunnen als duurzaam worden aangemerkt, indien voldoende zekerheid is verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom (zie artikel 3.42, tweede lid, Vb).

Middelen in relatie tot de daadwerkelijke duur van het verblijf

In de regel zal de student moeten aantonen dat hij voor ten minste ййn jaar beschikt over voldoende middelen van bestaan. Bij aanvragen voor studiedoeleinden bestaat hierop evenwel een uitzondering. Indien de student namelijk een verblijf korter dan ййn jaar beoogt, zal het aan te tonen bedrag worden gerelateerd aan de daadwerkelijke duur van het verblijf (zie artikel 3.42, derde lid, Vb). Als hij dus een verblijf van zes maanden beoogt, zal hij moeten aantonen voor die periode over voldoende middelen van bestaan te beschikken.

Geld op een (buitenlandse) bankrekening

Indien de student beschikt over een bedrag op een (buitenlandse) bankrekening, dient dit bedrag minimaal gelijk te zijn aan twaalf maal (of zoveel minder als de daadwerkelijke duur van het verblijf) het toepasselijke maandelijkse normbedrag. Het geld dat op de (buitenlandse) bankrekening is gestort, hoeft niet afkomstig te zijn van de student zelf. Voorwaarde is wel dat de bankrekening mede of uitsluitend op naam van de student is gesteld (zie artikel 3.42, vierde lid, Vb).

§3. Voorwaarden voor opleiding aan voortgezet en beroepsonderwijs

Het betreft hier de verlening van een verblijfsvergunning voor het volgen van een opleiding aan het voortgezet- en beroepsonderwijs, in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs alsmede de Wet educatie- en beroepsonderwijs.

In aanvulling op de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als genoemd in B1/4, gelden voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor een opleiding aan voortgezet en beroepsonderwijs de volgende cumulatieve voorwaarden:

a. (voorlopige) inschrijving bij een onderwijsinstelling als voltijdstudent (zie artikel 3.41, eerste lid, onder a, Vb);

b. ondertekening van een schriftelijke verklaring van tijdelijk verblijf (zie artikel 3.41, eerste lid, onder c, Vb);

c. het betreft een dagopleiding, waarvoor Nederland het meest aangewezen land is en waarmee de vreemdeling een positieve bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van zijn land (zie artikel 3.41, tweede lid, Vb);

d. voldoende en duurzame middelen van bestaan (zie artikel 3.42, Vb juncto artikel 3.74 Vb en B6/2.3).

Ad c Dagopleiding

Voor een schriftelijke studie of een avondopleiding wordt geen toelating verleend (zie artikel 3.41, tweede lid, Vb).

Nederland het meest aangewezen land voor het volgen van de studie of de opleiding

Indien de studie of opleiding of een soortgelijke studie of opleiding reeds bestaat in het land van herkomst, komt de vreemdeling niet in aanmerking voor verlening van een verblijfsvergunning.

Het feit dat Nederland het meest aangewezen land moet zijn betekent daarnaast dat, als er andere landen zijn, die meer dan Nederland aangewezen zijn voor het volgen van de desbetreffende studie of opleiding, niet aan dit criterium wordt voldaan. Meer aangewezen zijn bijvoorbeeld buurlanden, of landen waar een gemeenschappelijke taal wordt gesproken.

Bij de beoordeling van de vraag of Nederland als het meest aangewezen land moet worden aangemerkt, kunnen onder meer de volgende factoren worden betrokken:

Het betreft een opleiding die aantoonbaar alleen in Nederland kan worden gevolgd;

Het herkomstland van de vreemdeling heeft historische banden met Nederland;

De vreemdeling heeft familiebanden met reeds in Nederland verblijvende personen;

De vreemdeling is de Nederlandse taal machtig.

Indien nodig kan het Ministerie van OCW advies worden gevraagd over de studiemogelijkheden in de herkomstlanden waarmee Nederland een historische band heeft, zoals Suriname en Indonesiл.

Positieve bijdrage aan het eigen land

Of een positieve bijdrage wordt geleverd aan het eigen land is mede afhankelijk van de fase waarin het ontwikkelingsproces van het desbetreffende land zich bevindt. Als het gaat om een hooggeпndustrialiseerd land, zal niet snel sprake zijn van een positieve bijdrage. Voorts zal de aard van de desbetreffende opleiding van belang zijn. Als de opleiding of studie niet van wezenlijke betekenis is voor de arbeidsmarkt van het herkomstland, wordt namelijk evenmin een positieve bijdrage geleverd aan het eigen land.

3.1. EG-Langdurig ingezetenen

Ingevolge artikel 3.41, vierde lid, Vb wordt de aanvraag voor verblijf voor studie aan het beroepsonderwijs, ingediend door een langdurig ingezetene niet afgewezen op grond dat hij het onderwijs niet voltijds wil volgen en evenmin op de grond, bedoeld in artikel 3.41, eerste lid, onder c, Vb. Dit heeft tot gevolg dat de langdurig ingezetene geen schriftelijke verklaring van tijdelijk verblijf hoeft te ondertekenen. Voor het volgen van voortgezet onderwijs dient de langdurig ingezetene onverkort aan alle terzake geldende bepalingen te voldoen.

§4. Voorwaarden voor de voorbereiding op een studie hoger onderwijs

In bepaalde gevallen heeft een student een voorbereidingstijd nodig om zich te kwalificeren voor de beoogde studie aan het hoger onderwijs. Hiervoor legt hij aanvullende examens af, zoals bijvoorbeeld een toets beheersing van de Nederlandse taal.

In aanvulling op de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als genoemd in B1/4, gelden voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor de voorbereiding op de studie de volgende cumulatieve voorwaarden:

a. (voorlopige) inschrijving of (voorlopige) toelating aan een onderwijsinstelling voor hoger onderwijs als voltijdstudent (artikel 3.41, eerste lid, onder a en onder b, Vb, artikel 3.18a VV en B6/2.1);

b. ondertekening van een schriftelijke verklaring van tijdelijk verblijf (zie artikel 3.41, eerste lid, onder b, Vb en B6/2.2); en

c. voldoende en duurzame middelen van bestaan (zie artikel 3.42, Vb juncto artikel 3.74 Vb en B6/2.3).

Ad a

In afwijking van het bepaalde in B6/2.1.2 is bij een beoogd verblijf ter voorbereiding op hoger onderwijs voldoende de verklaring van de onderwijsinstelling dat de vreemdeling tot die instelling zal worden toegelaten, indien hij de aanvullende examens met goed gevolg heeft afgelegd.

§5. Het verrichten van arbeid

Indien de vreemdeling als onderdeel van de opleiding als stagiair wordt tewerkgesteld is geen TWV vereist. Voorwaarde is wel dat de werkgever beschikt over een stageovereenkomst met de desbetreffende student en onderwijsinstelling.

Het is voorts aan vreemdelingen die hier te lande voor studiedoeleinden zijn toegelaten, toegestaan arbeid van bijkomende aard te verrichten. Het gaat hier om arbeid van maximaal 10 uur per week of seizoenarbeid in de maanden juni, juli en augustus. Voor het verrichten van arbeid van bijkomende aard is wel een TWV vereist.

§6. Beperkingen, arbeidsmarktaantekeningen en voorschriften

Beperking en arbeidsmarktaantekening bij studie hoger onderwijs of voortgezet en beroepsonderwijs

De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking: ˜Studie aan (naam onderwijsinstelling) te (plaatsnaam); de arbeidsmarktaantekening luidt: ˜arbeid niet toegestaan met uitzondering van arbeid van bijkomende aard; TWV vereist.

Beperking en arbeidsmarktaantekening bij het voorbereidend jaar

De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking ˜Aanvullend(e) examen(s) met het oog op studie aan (naam onderwijsinstelling) te (plaatsnaam); de arbeidsmarktaantekening luidt: ˜arbeid niet toegestaan met uitzondering van arbeid van bijkomende aard; TWV vereist.

Voorschriften

Aan de afgifte van de verblijfsvergunning wordt het voorschrift verbonden van het sluiten van een voldoende ziektekostenverzekering, met inbegrip van de kosten die zijn verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.

In daarvoor in aanmerking komende gevallen wordt aan de verblijfsvergunning het voorschrift verbonden dat een hier te lande wonende, solvabele derde zich ten behoeve van de vreemdeling garant dient te stellen door ondertekening van een verklaring (zie bijlage 6c VV).

§7. Gezinshereniging en -vorming

7.1. Inleiding

Voor zover in B6/7.1 tot en met B6/7.4 niet anders is bepaald, zijn de bepalingen uit B1 en B2 onverkort van toepassing.

Voor verlening van een verblijfsvergunning komen in aanmerking de echtgeno(o)t(e) of (geregistreerde) partner van de buitenlandse student, alsmede zijn minderjarige kinderen die feitelijk behoren tot het gezin.

De vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning voor verblijf bij de buitenlandse student is verleend, komt niet in aanmerking voor een zelfstandige verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf, zoals bedoeld in B16, aangezien het hier gaat om een verblijfsrecht van tijdelijke aard (zie artikel 3.5, tweede lid, onder j en k, Vb).

7.2. Middelen van bestaan

De buitenlandse student moet duurzaam beschikken over voldoende middelen van bestaan.

Voldoende middelen van bestaan

De algemene regels met betrekking tot de hoogte van het inkomen (zie B1/4.3) zijn van toepassing. Dit betekent dat de buitenlandse student dient te beschikken over inkomsten ten minste gelijk aan het bestaansminimum voor een gezin in de zin van de Wwb voor personen van 21 jaar en ouder.

Duurzame middelen van bestaan

Ook hier geldt dat ingevolge de in artikel 3.75, eerste lid, Vb opgenomen hoofdregel de middelen van bestaan als duurzaam worden aangemerkt, indien deze voor ten minste ййn jaar beschikbaar zijn (zie ook B6/2.3.2).

Indien de buitenlandse student in het bezit is van een verblijfsvergunning met een geldigheidsduur korter dan een jaar, zal het aan te tonen bedrag waarover hij dient te beschikken indien verblijf bij hem wordt beoogd, worden gerelateerd aan de daadwerkelijke duur van zijn verblijf.

Ongestoord verloop van de geldstroom

Hier geldt hetzelfde als hetgeen in B6/2.3.2 is neergelegd, echter nu voor het normbedrag dat in de onderhavige paragraaf is genoemd.

Indien een hier te lande wonende solvabele derde zich ter meerdere zekerheid reeds garant heeft gesteld voor de buitenlandse student, dient vast te staan dat deze garantverklaring ook geldt voor het hiervoor onder ˜voldoende genoemde normbedrag.

Garantverklaring ingeval van niet-huwelijkse, niet geregistreerde partner

De buitenlandse student dient een garantverklaring (zie bijlage 6C VV) te ondertekenen, waarmee hij zich garant stelt voor de kosten die voor de Staat en voor andere openbare lichamen voortvloeien uit het verblijf van de buitenlandse partner, alsmede voor de kosten van terugkeer naar een land waar de toelating van die buitenlandse partner is gewaarborgd.

Deze garantverklaring hoeft de student niet te ondertekenen, indien er voor hem op grond van het gestelde in B6/2.3.1 al een garantverklaring is ondertekend door een in Nederland wonende solvabele derde. In dit geval dient wel vast te staan dat deze garantverklaring ook geldt voor het hierboven onder ˜voldoende genoemde bedrag.

7.3. Beperkingen, arbeidsmarktaantekeningen en voorschrift

Beperking en arbeidsmarktaantekening

De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking: ˜Verblijf bij echtgeno(o)t(e)/(geregistreerd) partner/ouder ¦¦ (naam). Arbeid niet toegestaan.

Voorschrift

Aan de afgifte van de verblijfsvergunning wordt het voorschrift verbonden van het sluiten van een voldoende ziektekostenverzekering, met inbegrip van de kosten die zijn verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting.

7.4. Geldigheidsduur van de verblijfsvergunning

Om te verzekeren dat de gezinsleden slechts verblijf krijgen gedurende de periode van studie van de buitenlandse student (de hoofdpersoon), krijgt de aan hen verstrekte verblijfsvergunning dezelfde geldigheidsduur als die van de buitenlandse student.

§8. Verandering van opleiding of onderwijsinstelling

Voor verandering van onderwijsinstelling moet een wijziging worden gevraagd van de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend. In dat geval geldt onverkort dat de totale termijn op grond waarvan verblijf in Nederland voor studiedoeleinden is toegestaan, de maximale verblijfsduur niet mag overschrijden. De maximale verblijfsduur mag evenmin worden overschreden indien bij dezelfde onderwijsinstelling van opleiding wordt veranderd terwijl de eerdere opleiding nog niet is afgerond. In dat geval hoeft echter geen wijziging van de beperking te worden gevraagd.

Aangezien het volgen van een studie/opleiding primair is gericht op voltooiing ervan, is een verklaring van de onderwijsinstelling nodig waaruit blijkt dat voltooiing van de studie/opleiding binnen het resterende deel van de maximale termijn in beginsel mogelijk is. De vreemdeling legt deze verklaring over bij de aanvraag om wijziging van de verblijfsvergunning. Wanneer van opleiding wordt veranderd binnen de onderwijsinstelling legt de vreemdeling deze verklaring over bij de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning. Ingeval slechts een wijziging van onderwijsinstelling wordt beoogd, wordt aangenomen dat de studie/opleiding op hetzelfde niveau wordt voortgezet. De genoemde verklaring hoeft in dat geval dan ook niet te worden overgelegd.

Studenten aan wie een verblijfsvergunning voor het volgen van een voorbereidend jaar is verleend, komen bij wisseling van de studie niet opnieuw in aanmerking voor een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met de voorbereiding op studie.

§9. Verlenging en voorbereidend jaar

De verblijfsvergunning onder de beperking ter voorbereiding op een studie wordt verleend voor ten hoogste ййn jaar. De geldigheidsduur van de verblijfsvergunning kan derhalve niet worden verlengd.

10 [Vervallen per 03-04-2009]


Tekst [Vervallen per 03-04-2009]

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top