Beginpagina Hoofdstuk V. Heffing van de inhoudingsplichtige
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk V. Heffing van de inhoudingsplichtige

Hoofdstuk V. Heffing van de inhoudingsplichtige

Afdeling 1. Eindheffing

Artikel 31

1. Eindheffingsbestanddelen zijn:

a. bestanddelen van het loon waarover de verschuldigde belasting niet is betaald, in verband waarmee aan de inhoudingsplichtige een naheffingsaanslag wordt opgelegd, behoudens:

1В°. voor zover de inhoudingsplichtige verzoekt, onder verstrekking van de daartoe noodzakelijke gegevens, dat loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken;

2В°. voor zover de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking besluit, mede gelet op het aantal werknemers waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, dat loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken omdat het wel toepassen daarvan zou kunnen leiden tot een zodanig grote afwijking van het belastbare inkomen in de zin van de inkomstenbelasting van een of meer werknemers dat voor hen aanzienlijke voordelen zouden kunnen ontstaan in het kader van de heffing van die belasting, van andere belastingen of in het kader van andere wettelijke regelingen;

b. bij voor bezwaar vatbare beschikking door de inspecteur aangewezen bestanddelen van het loon met betrekking waartoe in verband met tijdelijke knelpunten van ernstige aard in redelijkheid niet kan worden gevergd dat de hoofdstukken I tot en met IV ten volle worden toegepast;

c. bij ministeriлle regeling aan te wijzen uitkeringen van publiekrechtelijke aard die buiten aanmerking worden gelaten in het kader van de heffing van andere belastingen of in het kader van andere wettelijke regelingen;

d. bij ministeriлle regeling aan te wijzen loon dat bezwaarlijk kan worden geпndividualiseerd, behoudens ingeval de inhoudingsplichtige verzoekt dat loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken;

e. loon met een bestemmingskarakter, zijnde:

1В°. loon ter zake van een voor privй-doeleinden ter beschikking gestelde bestelauto als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de belasting van personenauto en motorrijwielen 1992, indien in verband met de aard van het werk die bestelauto doorlopend afwisselend gebruikt wordt door twee of meer werknemers en in verband daarmee bezwaarlijk is vast te stellen of en aan wie die bestelauto voor privй-doeleinden ter beschikking is gesteld. In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, bedraagt de verschuldigde belasting over dit loon op jaarbasis per bestelauto 300. Bij ministeriлle regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit loon;

2В°. overig bij ministeriлle regeling aan te wijzen loon;

f. loon dat in een kalenderjaar in geblokkeerde vorm wordt gespaard ingevolge een spaarloonregeling, ingeval de werknemer reeds sedert de eerste dag van het kalenderjaar in dienstbetrekking staat tot de inhoudingsplichtige en deze ten aanzien van hem reeds sedert die dag bij de inhouding van loonbelasting de algemene heffingskorting toepast, tot ten hoogste 613 per kalenderjaar;

g. geschenken in natura voorzover de waarde in het economische verkeer daarvan in het kalenderjaar niet meer bedraagt dan 70, behoudens ingeval de inhoudingsplichtige verzoekt dat loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken;

h. niet tot de hiervoren opgenomen bestanddelen van het loon behorende vergoedingen of verstrekkingen voorzover deze niet meer belopen dan een bij ministeriлle regeling te bepalen bedrag per maand, behoudens ingeval de inhoudingsplichtige verzoekt dat loon niet als eindheffingsbestanddeel aan te merken.

2. Met betrekking tot eindheffingsbestanddelen wordt het bedrag van de verschuldigde belasting bepaald:

a. aan de hand van het tabeltarief met betrekking tot:

1В°. aan naheffing onderworpen eindheffingsbestanddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;

2В°. eindheffingsbestanddelen bij tijdelijke knelpunten van ernstige aard als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b;

3В°. aangewezen uitkeringen van publiekrechtelijke aard als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;

4В°. aangewezen eindheffingsbestanddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, voor zover, te bepalen bij ministeriлle regeling, de verwerving van het loon niet het gebruik of verbruik daarvan meebrengt;

5В°. eindheffingsbestanddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel h;

b. aan de hand van het enkelvoudige tarief met betrekking tot:

1В°. aangewezen niet in geld genoten eindheffingsbestanddelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, andere dan bedoeld in onderdeel a, onder 4°;

2В°. aangewezen eindheffingsbestanddelen met een bestemmingskarakter als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, onder 2°;

c. naar een tarief van:

1В°. 25 percent, met betrekking tot spaarloon als bedoeld in eerste lid, onderdeel f;

2В°. 20 percent, met betrekking tot geschenken in natura als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g.

3. Ingeval het tabeltarief van toepassing is wordt het bedrag van de verschuldigde belasting bepaald aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende in artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij wordt aangenomen dat de inhoudingsplichtige de belasting en de bij reguliere betaling van het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet alsmede de daarover verschuldigde premie ingevolge hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen aanstonds voor zijn rekening heeft genomen. Voor zover bij naheffing als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, aannemelijk is dat de inhoudingsplichtige de belasting en premie pas later voor zijn rekening heeft genomen, wordt in zoverre van de eerste volzin afgeweken en wordt het voor de werknemer ontstane voordeel in de eindheffing betrokken naar de situatie ten tijde van het voor rekening van de inhoudingsplichtige nemen, doch uiterlijk ten tijde van de naheffing.

4. Ingeval het enkelvoudige tarief van toepassing is wordt het bedrag van de verschuldigde belasting bepaald aan de hand van de voor het tijdvak waarin het loon is genoten geldende in artikel 20a, eerste lid, of artikel 20b, eerste lid, opgenomen tabel, waarbij buiten beschouwing wordt gelaten dat de belasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige.

5. In afwijking in zoverre van artikel 13, eerste lid, en onverminderd de toepassing van artikel 13, tweede lid, wordt voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel h, en het tweede lid, onderdeel a, onder 5°, de waarde van niet in geld genoten loon gesteld op de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend.

6. Voor de bepaling van de verschuldigde belasting op de voet van het enkelvoudige tarief wordt, voor zover artikel 13, tweede lid, geen toepassing heeft gevonden, in afwijking in zoverre van artikel 13, eerste lid, niet in geld genoten loon in aanmerking genomen naar de waarde welke daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend.

7. Voor de bepaling van de verschuldigde belasting op de voet van het tweede lid, onderdeel c, wordt buiten beschouwing gelaten dat de belasting wordt geheven van de inhoudingsplichtige.

8. Ingeval loon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, wordt genoten in de vorm van aandelenoptierechten als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, of in de vorm van aandelen in het kapitaal van de inhoudingsplichtige of in dat van een met hem verbonden vennootschap, wordt het bedrag genoemd in bedoeld onderdeel f verhoogd. De verhoging bedraagt het in het eerste lid, onderdeel f, genoemde bedrag voor de toepassing van de eerste volzin, verminderd met het niet in de vorm van aandelenoptierechten of in de vorm van aandelen in het kapitaal van de inhoudingsplichtige of in dat van een met hem verbonden vennootschap, gespaarde bedrag.

9. Voorzover in hetzelfde loontijdvak of dezelfde loontijdvakken door meer dan ййn werknemer eindheffingsbestanddelen worden genoten kan, mits dat leidt tot een beduidende vereenvoudiging van de vaststelling van de verschuldigde belasting, de verschuldigde belasting globaal worden vastgesteld, zodanig dat deze redelijkerwijs overeenkomt met de verschuldigde belasting die op de voet van de vorige leden zou zijn bepaald.

10. Ingeval de werknemer in het kalenderjaar binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen in de zin van artikel 27e van inhoudingsplichtige is gewisseld, wordt er voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel f, geacht geen wisseling van inhoudingsplichtige te hebben plaatsgevonden.

11. De in het eerste en tweede lid bedoelde ministeriлle regelingen worden, voorzover het de premie voor de volksverzekeringen betreft, getroffen in overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 31a

[Vervallen per 01-01-2003]

Artikel 32

1. Onder spaarloonregeling wordt verstaan een schriftelijke regeling – niet zijnde een pensioenregeling – die voorziet in sparen van loon (spaarloon) dat gedurende ten minste vier jaar niet ter beschikking van de werknemer komt, tenzij het spaarloon wordt opgenomen ter zake van de verwerving van diens eigen woning als hoofdverblijf, de aankoop van effecten, de voldoening van premies voor lijfrenten als bedoeld in de artikelen 3.124, onderdeel b en 3.125, eerste lid, onderdelen a en c van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de voldoening van premies ingevolge bij ministeriлle regeling aan te wijzen overeenkomsten van levensverzekering waarbij een kapitaalsuitkering is verzekerd, de door de werknemer vrijwillig betaalde premies ingevolge een pensioenregeling, de start van een voor eigen rekening gedreven onderneming, de opname van verlof, de financiering van scholingsuitgaven als bedoeld in artikel 6.27 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de financiering van kinderopvang waarvoor aanspraak op een kinderopvangtoeslag onderscheidenlijk aanspraak op een tegemoetkoming kan ontstaan op de voet van artikel 5 van de Wet kinderopvang of bij beлindiging van diens dienstbetrekking. Ingeval het spaarloon door de werknemer is opgenomen bij beлindiging van diens dienstbetrekking, wordt voor elke maand gedurende welke het spaarloon voortijdig is opgenomen belasting geheven van de werknemer ter zake van een evenredig deel van het spaarloon.

2. Om als spaarloonregeling te worden aangemerkt, dient de deelname daaraan open te staan voor ten minste driekwart van de werknemers van de inhoudingsplichtige.

3. Bij of krachtens ministeriлle regeling kunnen:

a. regelingen als spaarloonregeling worden aangewezen indien zij niet geheel voldoen aan de in of krachtens dit artikel gestelde vereisten;

b. regelingen als spaarloonregeling worden uitgesloten indien zij niet dienstbaar zijn aan de bevordering van duurzaam bezit van werknemers in voldoend brede kring of bij herhaling niet worden nageleefd, alsmede ingeval ter zake van de uitvoering geen administratie wordt gevoerd waaruit duidelijk blijkt dat aan de gestelde vereisten is voldaan;

c. regelen worden gesteld ter verzekering van het heffen van belasting over uitbetalingen welke in afwijking van de spaarloonregeling aan de werknemer worden gedaan.

4. Bij ministeriлle regeling kunnen nadere regelen worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in dit artikel.

Artikel 32a

1. Voor de toepassing van artikel 31, derde en vierde lid, worden bij ministeriлle regeling regels gesteld voor het bepalen van het op de eindheffingsbestanddelen toe te passen tarief. Daarbij kunnen de gevolgen van het passeren van tariefschijfgrenzen en maximum premielonen buiten beschouwing blijven en kunnen voorts de noodzakelijke afrondingen en vereenvoudigingen worden toegepast. Indien ingevolge hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen premie is verschuldigd waarvan het percentage per bedrijfstak verschilt, wordt het percentage in aanmerking genomen dat wordt vastgesteld krachtens artikel 9, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet.

2. Voor gevallen waarin tevens artikel 27b, eerste lid, van toepassing is worden in de in het eerste lid bedoelde ministeriлle regeling, met overeenkomstige toepassing van artikel 31, derde en vierde lid, tevens regels gesteld volgens welke telkens de belasting en de premie voor de volksverzekeringen in ййn bedrag dan wel in ййn percentage kunnen worden afgeleid.

Artikel 32ab

1. Als eindheffingsbestanddelen als bedoeld in artikel 31 worden mede aangemerkt bij ministeriлle regeling aan te wijzen verstrekkingen aan anderen dan eigen werknemers, waarvoor geen inhoudingsplicht bestaat bij of krachtens een ander artikel van deze wet, ingeval de verstrekker schriftelijke mededeling doet aan de ontvanger van het toepassing vinden van deze eindheffing en aannemelijk kan maken wie de ontvanger is van de verstrekking.

2. Degene die een mededeling heeft gedaan dat hij eindheffing toepast, wordt, zo hij dat nog niet is, aangemerkt als inhoudingsplichtige.

3. Met betrekking tot een eindheffingsbestanddeel als bedoeld in het eerste lid wordt het bedrag van de verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 31, tweede lid, bepaald naar een tarief van:

1В°. 45 percent, met betrekking tot een verstrekking waarvan de waarde in het economische verkeer niet meer bedraagt dan 136;

2В°. 75 percent, met betrekking tot een verstrekking waarvan de waarde in het economische verkeer meer bedraagt dan 136.

Artikel 32b

Ter bevordering van een goede uitvoering van deze afdeling kunnen bij ministeriлle regeling nadere regels worden gesteld.

Afdeling 2. Pseudo-eindheffing

Artikel 32ba

1. In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, wordt een door een inhoudingsplichtige gedane en op hem drukkende uitkering ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding alsmede een door een inhoudingsplichtige voldane en op hem drukkende bijdrage of premie aan een fonds dat of een verzekeraar die een zodanige regeling uitvoert, aangemerkt als loon dat als een eindheffingsbestanddeel wordt belast naar een tarief van 26%.

2. Een uitkering of een bijdrage of een premie wordt beschouwd te zijn gedaan of voldaan op het tijdstip waarop zij betaald of verrekend is, ter beschikking is gesteld of rentedragend is geworden.

3. Een uitkering, een bijdrage of een premie wordt beschouwd niet te drukken op een inhoudingsplichtige voor zover de inhoudingsplichtige ter zake bedragen van werknemers heeft ingehouden of van andere inhoudingsplichtigen bijdragen of premies voldaan heeft gekregen.

4. Ingeval op enig tijdstip een aanspraak ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding niet langer als zodanig is aan te merken dan wel wordt afgekocht of vervreemd, wordt op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip de aanspraak aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking van de werknemer of gewezen werknemer. De waarde van de aanspraak wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer op het in de eerste volzin genoemde tijdstip, met dien verstande dat de waarde ten minste wordt gesteld op het bedrag dat ter zake van de vervreemding of afkoop wordt genoten.

5. Ingeval op grond van het vierde lid een aanspraak wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking van een werknemer of gewezen werknemer, wordt de inhoudingsplichtige die de in dat lid bedoelde regeling voor vervroegde uittreding uitvoert voor de toepassing van het eerste lid geacht een uitkering ingevolge een regeling voor vervroegde uittreding te hebben gedaan ter grootte van de aldaar bedoelde waarde van die aanspraak, op het tijdstip waarop de daar bedoelde aanspraak is aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking.

6. Onder een regeling voor vervroegde uittreding wordt verstaan een regeling die of een gedeelte van een regeling dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend ten doel heeft voorafgaand aan het ingaan van uitkeringen ingevolge een pensioenregeling of de Algemene Ouderdomswet te voorzien in een of meer uitkeringen of verstrekkingen ter overbrugging van de periode tot het ingaan van het pensioen of de uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet dan wel tot het aanvullen van uitkeringen ingevolge een pensioenregeling. In afwijking in zoverre van de eerste volzin wordt een regeling niet als regeling voor vervroegde uittreding aangemerkt, voor zover die regeling een pensioenovereenkomst inhoudt als bedoeld in de Pensioenwet of een pensioenregeling is als bedoeld in hoofdstuk IIB of in de artikelen 38d, 38e of 38f.

7. Op verzoek van de inhoudingsplichtige beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking of een regeling een regeling voor vervroegde uittreding is. Het verzoek wordt gedaan voordat de regeling dan wel een wijziging van de regeling wordt ingevoerd.

8. Bij ministeriлle regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel.

Artikel 32bb

1. In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, wordt een door een inhoudingsplichtige aan een werknemer toegekende vertrekvergoeding als bedoeld in het vierde lid voor zover die vergoeding meer bedraagt dan het toetsloon, bedoeld in het derde lid, van de werknemer, aangemerkt als loon dat als een eindheffingsbestanddeel wordt belast naar een tarief van 30%.

2. Dit artikel is niet van toepassing ingeval het toetsloon van de werknemer niet meer bedraagt dan 519 000.

3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het toetsloon van een werknemer verstaan:

a. ingeval de dienstbetrekking is aangevangen vууr of met het begin van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd: het loon dat de werknemer in dat tweede voorafgaande kalenderjaar heeft genoten van de inhoudingsplichtige;

b. ingeval de dienstbetrekking is aangevangen in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd: het tot een jaarloon herleide bedrag van het loon dat de werknemer in dat tweede voorafgaande kalenderjaar heeft genoten van de inhoudingsplichtige;

c. ingeval de dienstbetrekking is aangevangen in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd: het tot een jaarloon herleide bedrag van het loon dat de werknemer in dat voorafgaande kalenderjaar heeft genoten van de inhoudingsplichtige;

d. ingeval de dienstbetrekking is aangevangen in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd: het loon dat de werknemer in dat kalenderjaar van de inhoudingsplichtige zou hebben genoten indien de dienstbetrekking aan het begin van dat kalenderjaar was aangevangen en niet in dat kalenderjaar was beлindigd.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een door een inhoudingsplichtige aan een werknemer toegekende vertrekvergoeding verstaan de som van het positieve verschil tussen A en het vergelijkingsloon en het positieve verschil tussen B en het vergelijkingsloon, waarbij wordt verstaan onder:

A:. het van de inhoudingsplichtige genoten loon in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd alsmede het na dat kalenderjaar van de inhoudingsplichtige genoten loon;

B:. het van de inhoudingsplichtige genoten loon in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd;

Vergelijkingsloon:

a. ingeval de dienstbetrekking is aangevangen vууr of met het begin van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd: het toetsloon van de werknemer, met dien verstande dat het toetsloon voor de berekening van het verschil met A naar evenredigheid wordt verminderd gerelateerd aan het aantal dagen dat de dienstbetrekking niet meer heeft bestaan in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd;

b. ingeval de dienstbetrekking is aangevangen in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd: het toetsloon van de werknemer, met dien verstande dat het toetsloon voor de berekening van het verschil met A naar evenredigheid wordt verminderd gerelateerd aan het aantal dagen dat de dienstbetrekking niet meer heeft bestaan in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd;

c. ingeval de dienstbetrekking is aangevangen in het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd: het toetsloon van de werknemer, met dien verstande dat het toetsloon voor de berekening van het verschil met A naar evenredigheid wordt verminderd gerelateerd aan het aantal dagen dat de dienstbetrekking niet meer heeft bestaan in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd;

d. ingeval de dienstbetrekking is aangevangen in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd: het toetsloon van de werknemer, met dien verstande dat het toetsloon voor de berekening van het verschil met A naar evenredigheid wordt verminderd gerelateerd aan het aantal dagen dat de dienstbetrekking niet heeft bestaan in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd.

5. Ingeval de inhoudingsplichtige in het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd onderscheidenlijk in het daaraan voorafgaande kalenderjaar met de werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen en dat recht niet uiterlijk bij de beлindiging van de dienstbetrekking is uitgeoefend of vervreemd, wordt bij de vaststelling van A, bedoeld in het vierde lid, onderscheidenlijk B, bedoeld in het vierde lid, de waarde van dat recht mede in aanmerking genomen, waarbij die waarde wordt gesteld op hetgeen door de werknemer zou zijn genoten indien hij dat recht op het tijdstip van beлindiging van de dienstbetrekking zou hebben vervreemd of uitgeoefend.

6. Ingeval de inhoudingsplichtige in of na het kalender jaar waarin de dienstbetrekking is beлindigd onderscheidenlijk in het daaraan voorafgaande kalenderjaar een aanspraak als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, waaronder begrepen de stamrechtspaarrekening en het stamrechtbeleggingsrecht, bedoeld in artikel 11a, aan de werknemer heeft toegekend, wordt bij de vaststelling van A, bedoeld in het vierde lid, onderscheidenlijk B, bedoeld in het vierde lid, de waarde van die aanspraak mede in aanmerking genomen.

7. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover de inhoudingsplichtige aannemelijk maakt dat de som van de verschillen, bedoeld in het vierde lid, verband houdt met loon dat de werknemer heeft genoten ter zake van de uitoefening of vervreemding van een aandelenoptierecht als bedoeld in artikel 10a, dat is toegekend in een eerder jaar dan het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de dienstbetrekking met die werknemer is beлindigd.

8. Voor de toepassing van het eerste lid wordt een vertrekvergoeding beschouwd te zijn toegekend op het tijdstip waarop de dienstbetrekking is beлindigd, of, voor zover de vertrekvergoeding pas daarna als loon wordt genoten dan wel zou worden genoten ingeval artikel 11, eerste lid, onderdeel g, dan wel artikel 11a, buiten toepassing zou zijn gelaten, op dat latere tijdstip. Ingeval een vertrekvergoeding ingevolge de eerste volzin wordt beschouwd te zijn toegekend op meer dan een tijdstip, wordt de berekening ingevolge het vierde lid op elk tijdstip toegepast onder verrekening van hetgeen eerder is berekend.

9. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in het tweede lid genoemde bedrag bij ministeriлle regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.

10. Het eerste lid is niet van toepassing op een bedrag dat ingevolge artikel 32ba, eerste lid, wordt aangemerkt als loon dat als een eindheffingsbestanddeel wordt belast.

Artikel 32bc

1. In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde, wordt een door een inhoudingsplichtige ter zake van een loonstijging aan een werknemer toegekende aanspraak ingevolge een op een eindloonstelsel gebaseerde pensioenregeling, aangemerkt als loon dat als een eindheffingsbestanddeel wordt belast naar een tarief van 15%. De waarde van de ter zake van de loonstijging toegekende aanspraak wordt hierbij gesteld op het viervoud van de verhoging van het pensioengevend loon ten gevolge van die loonstijging.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ingeval een aanspraak ingevolge een op een eindloonstelsel gebaseerde pensioenregeling wordt toegekend ter zake van het verschil tussen het op het tijdstip van toekenning geldende pensioengevend loon en het pensioengevend loon in een eerdere dienstbetrekking van de werknemer op het tijdstip van beлindiging van die dienstbetrekking. De waarde van de ter zake van dit verschil toegekende aanspraak wordt hierbij gesteld op het viervoud van dit verschil.

3. Voor de toepassing van dit artikel blijven loonstijgingen en verschillen in pensioengevend loon buiten beschouwing voor zover de loonstijging onderscheidenlijk het verschil in pensioengevend loon niet leidt tot een ingevolge een op een eindloonstelsel gebaseerde pensioenregeling in aanmerking genomen pensioengevend loon van meer dan 519 000.

4. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in het derde lid genoemde bedrag bij ministeriлle regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top