Beginpagina TITEL II. EUROPEES HOF VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

TITEL II. EUROPEES HOF VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS

TITEL II. EUROPEES HOF VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS

Artikel 19 - Instelling van het Hof

Teneinde de nakoming te verzekeren van de verplichtingen die de Hoge Verdragsluitende Partijen in het Verdrag en de Protocollen daarbij op zich hebben genomen, wordt een Europees Hof voor de Rechten van de Mens ingesteld, hierna te noemen "het Hof". Het functioneert op een permanente basis.

Artikel 20 - Aantal rechters

Het Hof bestaat uit een aantal rechters dat gelijk is aan het aantal Hoge Verdragsluitende Partijen.

Artikel 21 - Voorwaarden voor uitoefening van de functie

  1. De rechters moeten het hoogst mogelijk zedelijk aanzien genieten en in zich verenigen de voorwaarden die worden vereist voor het uitoefenen van een hoge functie bij de rechterlijke macht, ofwel rechtsgeleerden zijn van erkende bekwaamheid.
  2. De rechters hebben zitting in het Hof op persoonlijke titel.
  3. Gedurende hun ambtstermijn mogen de rechters geen activiteiten verrichten die onverenigbaar zijn met hun onafhankelijkheid, onpartijdigheid of met de eisen van een volledige dagtaak; het Hof beslist over alle vragen met betrekking tot de toepassing van dit lid.

Artikel 22 - Verkiezing van rechters

  1. Voor elke Hoge Verdragsluitende Partij worden de rechters gekozen door de Parlementaire Vergadering, met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen, uit een lijst van drie kandidaten, voorgedragen door de Hoge Verdragsluitende Partij.
  2. Dezelfde procedure wordt gevolgd om het Hof aan te vullen in geval van toetreding van nieuwe Hoge Verdragsluitende Partijen en om tussentijdse vacatures te vervullen.

Artikel 23 - Ambtstermijn

  1. De rechters worden gekozen voor een periode van zes jaar. Zij zijn herkiesbaar. De ambtstermijn van de helft van de rechters die bij de eerste verkiezing zijn gekozen, eindigt evenwel na drie jaar.
  2. De rechters van wie de ambtstermijn zal eindigen na de eerste periode van drie jaar, worden bij loting aangewezen door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, onmiddellijk na hun verkiezing.
  3. Teneinde zo veel mogelijk te bewerkstelligen dat elke drie jaar de ambtstermijn van de helft van de rechters wordt verlengd, kan de Parlementaire Vergadering, alvorens tot een volgende verkiezing over te gaan, besluiten dat de ambtstermijn van één of meer te verkiezen rechters een andere duur heeft dan zes jaar, doch ten hoogste negen en ten minste drie jaar.
  4. Ingeval het meer dan één ambtstermijn betreft en de Parlementaire Vergadering het voorgaande lid toepast, geschiedt de toedeling van de ambtstermijnen door middel van loting door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa onmiddellijk na de verkiezing.
  5. Een rechter die is verkozen ter vervanging van een rechter van wie de ambtstermijn niet is geëindigd, maakt de ambtstermijn van zijn voorganger af.
  6. De ambtstermijn van rechters eindigt wanneer zij de leeftijd van 70 jaar bereiken.
  7. De rechters blijven in functie tot hun vervanging. Zij handelen evenwel de zaken af die zij reeds in behandeling hebben.

Artikel 24 - Ontheffing uit het ambt

Een rechter kan slechts van zijn functie worden ontheven indien de overige rechters bij een meerderheid van tweederde besluiten dat hij niet meer aan de vereiste voorwaarden voldoet.

Artikel 25 - Griffie en referendarissen

Het Hof beschikt over een griffie, waarvan de taken en de organisatie worden vastgesteld in het reglement van het Hof. Het Hof wordt bijgestaan door referendarissen.

Artikel 26 - Hof in voltallige vergadering bijeen

Het Hof in voltallige vergadering bijeen:

  1. a. kiest zijn President en één of twee Vice-Presidenten voor een periode van drie jaar; zij zijn herkiesbaar;
  2. b. stelt Kamers in, voor bepaalde tijd;
  3. c. kiest de Voorzitters van de Kamers van het Hof; zij zijn herkiesbaar;
  4. d. neemt het reglement van het Hof aan; en
  5. e. kiest de Griffier en één of twee Plaatsvervangend Griffiers.

Artikel 27 - Comités, Kamers en Grote Kamer

  1. Ter behandeling van bij het Hof aanhangig gemaakte zaken, houdt het Hof zitting in comités van drie rechters, in Kamers van zeven rechters en in een Grote Kamer van zeventien rechters. De Kamers van het Hof stellen comités in voor bepaalde tijd.
  2. De rechter die is gekozen voor de betrokken Staat maakt van rechtswege deel uit van de Kamer en van de Grote Kamer; in geval van zijn ontstentenis of belet wijst die Staat een persoon aan om daarin als rechter zitting te hebben.
  3. De Grote Kamer bestaat mede uit de President van het Hof, de Vice-Presidenten, de Voorzitters van de Kamers en andere rechters, aangewezen overeenkomstig het reglement van het Hof. Wanneer een zaak op grond van Artikel 43 naar de Grote Kamer wordt verwezen, mag een rechter van de Kamer die uitspraak heeft gedaan, geen zitting nemen in de Grote Kamer, met uitzondering van de voorzitter van de Kamer en de rechter die daarin zitting had voor de betrokken Staat.

Artikel 28 - Verklaringen van niet-ontvankelijkheid van comités

Een comité kan, met eenparigheid van stemmen, een individueel verzoekschrift, ingediend op grond van Artikel 34, niet-ontvankelijk verklaren of van de rol schrappen, wanneer deze beslissing zonder nader onderzoek kan worden genomen. De beslissing is definitief.

Artikel 29 - Beslissingen van Kamers inzake ontvankelijkheid en gegrondheid

  1. Indien geen beslissing ingevolge Artikel 28 is genomen, beslist een Kamer over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van individuele verzoekschriften, ingediend op grond van Artikel 34.
  2. Een Kamer beslist over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van interstatelijke verzoekschriften, ingediend op grond van Artikel 33.
  3. De beslissing inzake ontvankelijkheid wordt afzonderlijk genomen, tenzij het Hof, in uitzonderlijke gevallen, anders beslist.

Artikel 30 - Afstand van rechtsmacht ten gunste van de Grote Kamer

Indien de bij een Kamer aanhangige zaak aanleiding geeft tot een ernstige vraag betreffende de interpretatie van het Verdrag of de Protocollen daarbij of wanneer de oplossing van een vraag aanhangig voor een Kamer een resultaat kan hebben dat strijdig is met een eerdere uitspraak van het Hof, kan de Kamer, te allen tijde voordat zij uitspraak doet, afstand doen van rechtsmacht ten gunste van de Grote Kamer, tenzij één van de betrokken partijen daartegen bezwaar maakt.

Artikel 31 - Bevoegdheden van de Grote Kamer

De Grote Kamer

  1. a. doet uitspraak over op grond van Artikel 33 of Artikel 34 ingediende verzoekschriften wanneer een Kamer ingevolge Artikel 30 afstand van rechtsmacht heeft gedaan of wanneer de zaak ingevolge Artikel 43 naar de Grote Kamer is verwezen; en
  2. b. behandelt verzoeken om advies, gedaan ingevolge Artikel 47.

Artikel 32 - Rechtsmacht van het Hof

  1. De rechtsmacht van het Hof strekt zich uit tot alle kwesties met betrekking tot de interpretatie en de toepassing van het Verdrag en de Protocollen daarbij die aan het Hof worden voorgelegd zoals bepaald in de Artikelen 33, 34 en 47.
  2. In geval van een meningsverschil met betrekking tot de vraag of het Hof rechtsmacht heeft, beslist het Hof.

Artikel 33 - Interstatelijke zaken

Elke Hoge Verdragsluitende Partij kan elke vermeende niet-nakoming van de bepalingen van het Verdrag en de Protocollen daarbij door een andere Hoge Verdragsluitende Partij bij het Hof aanhangig maken.

Artikel 34 - Individuele verzoekschriften

Het Hof kan verzoekschriften ontvangen van ieder natuurlijk persoon, iedere niet-gouvernementele organisatie of iedere groep personen die beweert slachtoffer te zijn van een schending door een van de Hoge Verdragsluitende Partijen van de rechten die in het Verdrag of de Protocollen daarbij zijn vervat. De Hoge Verdragsluitende Partijen verplichten zich ertoe de doeltreffende uitoefening van dit recht op generlei wijze te belemmeren.

Artikel 35 - Voorwaarden voor ontvankelijkheid

  1. Het Hof kan een zaak pas in behandeling nemen nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput, overeenkomstig de algemeen erkende regels van internationaal recht, en binnen een termijn van zes maanden na de datum van de definitieve nationale beslissing.
  2. Het Hof behandelt geen enkel individueel verzoekschrift, ingediend op grond van Artikel 34, dat
    1. a. anoniem is; of
    2. b. in wezen gelijk is aan een zaak die reeds eerder door het Hof is onderzocht of reeds aan een andere internationale instantie voor onderzoek of regeling is voorgelegd en geen nieuwe feiten bevat.
  3. Het Hof verklaart elk individueel verzoekschrift, ingediend op grond van Artikel 34, niet-ontvankelijk, wanneer het van oordeel is dat dit niet verenigbaar is met de bepalingen van het Verdrag of de Protocollen daarbij, kennelijk ongegrond is of een misbruik betekent van het recht tot het indienen van een verzoekschrift.
  4. Het Hof verwerpt elk verzoekschrift dat het ingevolge dit artikel als niet-ontvankelijk beschouwt. Dit kan het in elk stadium van de procedure doen.

Artikel 36 - Tussenkomst door derden

  1. In alle zaken die voor een Kamer of de Grote Kamer aanhangig zijn, heeft een Hoge Verdragsluitende Partij waarvan een onderdaan verzoeker is het recht schriftelijke conclusies in te dienen en aan zittingen deel te nemen.
  2. De President van het Hof kan, in het belang van een goede rechtsbedeling, elke Hoge Verdragsluitende Partij die geen partij bij de procedure is of elke belanghebbende die niet de verzoeker is, uitnodigen schriftelijke conclusies in te dienen of aan zittingen deel te nemen.

Artikel 37 - Schrapping van de rol

  1. Het Hof kan in elk stadium van de procedure beslissen een verzoekschrift van de rol te schrappen wanneer de omstandigheden tot de conclusie leiden dat
    1. a. de verzoeker niet voornemens is zijn verzoekschrift te handhaven; of
    2. b. het geschil is opgelost; of
    3. c. het om een andere door het Hof vastgestelde reden niet meer gerechtvaardigd is de behandeling van het verzoekschrift voort te zetten.

Het Hof zet de behandeling van het verzoekschrift evenwel voort, indien de eerbiediging van de in het Verdrag en de Protocollen daarbij omschreven rechten van de mens zulks vereist.

  1. Het Hof kan beslissen een verzoekschrift opnieuw op de rol te plaatsen wanneer het van oordeel is dat de omstandigheden zulks rechtvaardigen.

Artikel 38 - Behandeling van de zaak en procedure voor minnelijke schikking

  1. Indien het Hof het verzoekschrift ontvankelijk verklaart,
    1. a. zet het de behandeling van de zaak voort, tesamen met de vertegenwoordigers van de partijen en verricht, indien nodig, nader onderzoek, voor de goede voortgang waarvan de betrokken Staten alle noodzakelijke faciliteiten leveren;
    2. b. stelt het zich ter beschikking van de betrokken partijen teneinde tot een minnelijke schikking van de zaak te komen op basis van eerbiediging van de in het Verdrag en de Protocollen daarbij omschreven rechten van de mens.
  2. De in het eerste lid, letter b, omschreven procedure is vertrouwelijk.

Artikel 39 - Totstandbrenging van een minnelijke schikking

Indien het tot een minnelijke schikking komt, schrapt het Hof de zaak van de rol bij een beslissing, die beperkt blijft tot een korte uiteenzetting van de feiten en de bereikte oplossing.

Artikel 40 - Openbare zittingen en toegang tot de stukken

  1. De zittingen zijn openbaar, tenzij het Hof wegens buitengewone omstandigheden anders beslist.
  2. De ter griffie gedeponeerde stukken zijn toegankelijk voor het publiek, tenzij de President van het Hof anders beslist.

Artikel 41 - Billijke genoegdoening

Indien het Hof vaststelt dat er een schending van het Verdrag of van de Protocollen daarbij heeft plaatsgevonden en indien het nationale recht van de betrokken Hoge Verdragsluitende Partij slechts gedeeltelijk rechtsherstel toelaat, kent het Hof, indien nodig, een billijke genoegdoening toe aan de benadeelde.

Artikel 42 - Uitspraken van Kamers

Uitspraken van Kamers gelden als einduitspraak in overeenstemming met de bepalingen van Artikel 44, tweede lid.

Artikel 43 - Verwijzing naar de Grote Kamer

  1. Binnen een termijn van drie maanden na de datum van de uitspraak van een Kamer kan elke bij de zaak betrokken partij, in uitzonderlijke gevallen, verzoeken om verwijzing van de zaak naar de Grote Kamer.
  2. Een college van vijf rechters van de Grote Kamer aanvaardt het verzoek indien de zaak aanleiding geeft tot een ernstige vraag betreffende de interpretatie of toepassing van het Verdrag of de Protocollen daarbij, dan wel een ernstige kwestie van algemeen belang.
  3. Indien het college het verzoek aanvaardt, doet de Grote Kamer uitspraak in de zaak.

Artikel 44 - Einduitspraken

  1. De uitspraak van de Grote Kamer geldt als einduitspraak.
  2. De uitspraak van een Kamer geldt als einduitspraak
    1. a. wanneer de partijen verklaren dat zij niet zullen verzoeken om verwijzing van de zaak naar de Grote Kamer; of
    2. b. drie maanden na de datum van de uitspraak, indien niet is verzocht om verwijzing van de zaak naar de Grote Kamer; of
    3. c. wanneer het college van de Grote Kamer het in Artikel 43 bedoelde verzoek verwerpt.
  3. De einduitspraak wordt openbaar gemaakt.

Artikel 45 - Redenen die aan uitspraken en beslissingen ten grondslag liggen

  1. Uitspraken, alsmede beslissingen waarbij verzoekschriften al dan niet ontvankelijk worden verklaard, dienen met redenen te worden omkleed.
  2. Indien een uitspraak niet, geheel of gedeeltelijk, de eenstemmige mening van de rechters weergeeft, heeft iedere rechter het recht een uiteenzetting van zijn persoonlijke mening toe te voegen.

Artikel 46 - Bindende kracht en tenuitvoerlegging van uitspraken

  1. De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe zich te houden aan de einduitspraak van het Hof in de zaken waarbij zij partij zijn.
  2. De einduitspraak van het Hof wordt toegezonden aan het ComitÈ van Ministers, dat toeziet op de tenuitvoerlegging ervan.

Artikel 47 - Adviezen

  1. Het Hof kan, op verzoek van het ComitÈ van Ministers, adviezen uitbrengen over rechtsvragen betreffende de interpretatie van het Verdrag en de Protocollen daarbij.
  2. Deze adviezen mogen geen betrekking hebben op vragen die verband houden met de inhoud of strekking van de in Titel I van het Verdrag en de Protocollen daarbij omschreven rechten en vrijheden, noch op andere vragen waarvan het Hof of het ComitÈ van Ministers kennis zou moeten kunnen nemen ten gevolge van het instellen van een procedure overeenkomstig het Verdrag.
  3. Besluiten van het ComitÈ van Ministers waarbij het Hof om advies wordt gevraagd, dienen te worden genomen met een meerderheid van de vertegenwoordigers die gerechtigd zijn in het Comité zitting te hebben.

Artikel 48 - Bevoegdheid van het Hof met betrekking tot adviezen

Het Hof beslist of een verzoek om advies van het Comité van Ministers behoort tot zijn bevoegdheid als omschreven in Artikel 47.

Artikel 49 - Redenen die aan adviezen ten grondslag liggen

  1. Adviezen van het Hof dienen met redenen te worden omkleed.
  2. Indien een advies niet, geheel of gedeeltelijk, de eenstemmige mening van de rechters weergeeft, heeft iedere rechter het recht een uiteenzetting van zijn persoonlijke mening toe te voegen.
  3. Adviezen van het Hof worden ter kennis gebracht van het Comité van Ministers.

Artikel 50 - Kosten van het Hof

De kosten van het Hof worden gedragen door de Raad van Europa.

Artikel 51 - Voorrechten en immuniteiten van de rechters

De rechters genieten, gedurende de uitoefening van hun functie, de voorrechten en immuniteiten bedoeld in Artikel 40 van het Statuut van de Raad van Europa en de op grond van dat artikel gesloten overeenkomsten.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top