Beginpagina Hoofdstuk III. Tarief
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk III. Tarief

Hoofdstuk III. Tarief

Artikel 20

1. De over een loontijdvak van een jaar verschuldigde belasting is het bedrag van de over het kalenderjaar berekende belasting op het belastbare loon verminderd met het bedrag van de heffingskorting voor de loonbelasting.

2. Het bedrag van de heffingskorting voor de loonbelasting bedraagt maximaal het bedrag van de verschuldigde belasting over het loontijdvak van een jaar.

Artikel 20a

1. De belasting over een loontijdvak van een jaar wordt bepaald aan de hand van de navolgende tabel (tarieftabel).

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

18 218

2,30%

18 218

32 738

419

10,80%

32 738

54 367

1 987

42%

54 367

11 071

52%

 

2. De in het eerste lid vermelde bedragen worden bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de bedragen die krachtens artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden vastgesteld ter vervanging van de in artikel 2.10 van die wet vermelde bedragen.

Artikel 20b

1. In afwijking van artikel 20a, eerste lid, wordt indien de werknemer vууr 1 januari 1946 is geboren, de belasting over een loontijdvak van een jaar bepaald aan de hand van de volgende tabel (tarieftabel voor werknemers geboren vууr 1 januari 1946).

Bij een belastbaar loon van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

18 218

2,30%

18 218

32 738

419

10,80%

32 738

54 367

1 987

42%

54 367

11 071

52%

2. De in het eerste lid vermelde bedragen worden bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de bedragen die krachtens artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden vastgesteld ter vervanging van de in artikel 2.10a van die wet vermelde bedragen.

Artikel 21

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. belastingtarief eerste schijf: het in de eerste regel van de vierde kolom van de tabel in artikel 20a opgenomen percentage;

b. gecombineerd heffingspercentage: de som van het belastingtarief eerste schijf en de volgens artikel 11 van de Wet financiering sociale verzekeringen vastgestelde premiepercentages voor de algemene ouderdomsverzekering, de nabestaandenverzekering en de algemene verzekering bijzondere ziektekosten.

Artikel 21a

De heffingskorting voor de loonbelasting is het deel van de standaardloonheffingskorting dat tot de standaardloonheffingskorting in dezelfde verhouding staat als het belastingtarief eerste schijf staat tot het gecombineerde heffingspercentage.

Artikel 21b

Bij de toepassing van artikel 21a op het deel van de standaardloonheffingskorting dat op de ouderenkorting of de alleenstaande ouderenkorting betrekking heeft, wordt het gecombineerde heffingspercentage verminderd met het volgens artikel 11, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen voor de algemene ouderdomsverzekering vastgestelde premiepercentage.

Artikel 21c

De standaardloonheffingskorting is het gezamenlijke bedrag van:

a. de algemene heffingskorting (artikel 22);

b. de arbeidskorting (artikel 22a);

c. de jonggehandicaptenkorting (artikel 22aa);

d. de ouderenkorting (artikel 22b);

e. de alleenstaande ouderenkorting (artikel 22c) en

f. de levensloopverlofkorting (artikel 22ca).

Artikel 22

1. Voor de werknemer is de algemene heffingskorting van toepassing.

2. De algemene heffingskorting bedraagt 2044.

Artikel 22a

1. Voor de werknemer die loon uit tegenwoordige arbeid geniet, is de arbeidskorting van toepassing.

2. De arbeidskorting wordt berekend over het loon uit tegenwoordige arbeid en bedraagt:

a. 1,737% van dat loon met een maximum van 157, vermeerderd met:

b. 11,888% van dat loon voorzover dit bij een tijdvakloon op jaarbasis meer bedraagt dan 9041, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a en b niet meer bedraagt dan 1489, en verminderd met:

c. 1,25% van dat loon voorzover dit bij een tijdvakloon op jaarbasis meer bedraagt dan 43 385, met dien verstande dat de vermindering ten hoogste 56 bedraagt.

3. In afwijking van het tweede lid, wordt:

a. ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 57 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 60, het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vervangen door 14,235%, onderscheidenlijk door 1752;

b. ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 62, het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vervangen door 16,555%, onderscheidenlijk door 2012;

c. ingeval de werknemer bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, het percentage en het laatstvermelde bedrag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vervangen door 18,884%, onderscheidenlijk door 2273.

4. Met loon uit tegenwoordige arbeid worden gelijkgesteld:

a. loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid;

b. uitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

5. Loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid zijn niet uitkeringen of inkomensvoorzieningen op grond van:

a. de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

b. de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

c. de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

d. de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;

e. buitenlandse arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die naar aard en strekking overeenkomen met de regelingen die zijn vermeld in de onderdelen a, b, c en d.

6. Niet als loon uit tegenwoordige arbeid wordt aangemerkt het bedrag waarover met toepassing van artikel 19g, tweede lid, wordt beschikt door een werknemer die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt.

Artikel 22aa

1. Voor de werknemer die een uitkering geniet op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten of recht heeft op arbeidsondersteuning op grond van die wet, is de jonggehandicaptenkorting van toepassing. De korting kan tevens worden toegepast ten aanzien van de werknemer die ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, doch welke uitkering ingevolge artikel 3:48, 3:50 of 3:51 van die wet niet wordt betaald.

2. De jonggehandicaptenkorting bedraagt 691.

Artikel 22b

1. Voor de werknemer die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en een tijdvakloon heeft dat op jaarbasis niet meer bedraagt dan 34 649 is de ouderenkorting van toepassing.

2. De ouderenkorting bedraagt 684.

Artikel 22c

1. Voor de werknemer die een uitkering als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a of onderdeel c, van de Algemene Ouderdomswet geniet, is de alleenstaande ouderenkorting van toepassing.

2. De alleenstaande ouderenkorting bedraagt 418.

Artikel 22ca

1. Voor de werknemer die beschikt over een ingevolge een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g opgebouwde voorziening is de levensloopverlofkorting van toepassing. Voor de werknemer die met toepassing van artikel 19g, zesde lid, beschikt over de opgebouwde voorziening is de levensloopverlofkorting niet van toepassing.

2. De levensloopverlofkorting is gelijk aan het bedrag waarover met toepassing van artikel 19g wordt beschikt, maar ten hoogste 199 per kalenderjaar waarin een voorziening in het kader van een levensloopregeling is opgebouwd, verminderd met de bedragen aan levensloopverlofkorting die de werknemer in voorafgaande loontijdvakken reeds heeft genoten.

3. Bij ministeriлle regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel.

Artikel 22d

De in de artikelen 22, 22a, 22aa, 22b, 22c en 22ca vermelde bedragen en de in artikel 22a vermelde percentages worden bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de bedragen die, en het percentage dat, krachtens de artikelen 10.1 en 10.7 van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden vastgesteld ter vervanging van de in de artikelen 8.10, 8.11, 8.16a, 8.17, 8.18 en 8.18a van die wet vermelde bedragen en de in artikel 8.11 van die wet vermelde percentages.

Artikel 23

1. Indien de werknemer over loontijdvakken die geheel of gedeeltelijk samenvallen loon geniet uit meer dan een dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking dan wel van meer dan een inhoudingsplichtige en dit loon voor de berekening van de belasting niet wordt samengevoegd, kan de werknemer de heffingskorting voor de loonbelasting slechts in een dienstbetrekking dan wel tegenover een inhoudingsplichtige geldend maken.

2. In afwijking van het eerste lid wordt door de werknemer, die een uitkering of inkomensvoorziening geniet op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, het deel van de heffingskorting dat betrekking heeft op de jonggehandicaptenkorting geldend gemaakt tegenover de inhoudingsplichtige die de uitkering of inkomensvoorziening op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten uitbetaalt.

Artikel 24

Voor de toepassing van de artikelen 21 tot en met 22d ter bepaling van de hoogte van de heffingskorting is beslissend de toestand op het tijdstip waarop de belasting moet worden ingehouden, met dien verstande dat voor de ouderenkorting en de alleenstaande ouderenkorting beslissend is de toestand aan het einde van de kalendermaand waarin de belasting moet worden ingehouden.

Artikel 25

1. Loontijdvak is het tijdvak waarover het loon wordt genoten. Het bedrag van de belasting over een ander loontijdvak dan een jaar wordt door herleiding bepaald. Bij de herleiding wordt een jaar op 260 dagen, een maand op 65/3 dag, een week op 5 dagen en een tijdvak dat korter is dan een dag op een dag gesteld.

2. Bij ministeriлle regeling kunnen loonbelastingtabellen worden vastgesteld voor loontijdvakken waarvoor Onze Minister dit nodig acht. In deze tabellen wordt de heffingskorting voor de loonbelasting op zodanige wijze verwerkt dat naast het bedrag aan loon het belastingbedrag of belastingpercentage is vermeld. In deze tabellen kan de verwerking van de heffingskorting geheel of ten dele achterwege worden gelaten en kan bij de verwerking van de heffingskorting rekening worden gehouden met algemeen voorkomende beloningen die worden belast volgens een tabel voor bijzondere beloningen als bedoeld in artikel 26. Bij het opstellen van deze tabellen kunnen loonklassen en afrondingen worden aangebracht.

3. De loonbelastingtabellen worden vastgesteld op basis van de daarvoor benodigde gegevens zoals die vermoedelijk zullen luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van de tabellen. Voorzover de toegepaste gegevens zodanig afwijken van de gegevens zoals die luiden op het tijdstip van inwerkingtreding dat bij toepassing van laatstbedoelde gegevens andere tabellen zouden zijn vastgesteld, worden bij ministeriлle regeling nieuwe tabellen vastgesteld, ingaande ten hoogste zes maanden na het in de eerste volzin bedoelde tijdstip van inwerkingtreding, waarin de in de verstreken loontijdvakken ontstane afwijking zoveel mogelijk in de nog niet verstreken loontijdvakken van het kalenderjaar wordt ongedaan gemaakt.

4. In afwijking van het eerste lid wordt een tijdvak waarvan het tijdvak waarover het loon wordt genoten, deel uitmaakt, als loontijdvak aangemerkt ten aanzien van:

1В°. de werknemer die doorgaans op minder dan vijf dagen per week werkzaam is;

2В°. de werknemer wiens loon mede omvat de waarde van regelmatig bij de betaling van het loon verstrekte vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of van daarmee overeenkomende aanspraken, en

3В°. de loon uit tegenwoordige dienstbetrekking genietende werknemer die met betrekking tot een kalenderkwartaal als student of scholier wordt aangemerkt en die schriftelijk, gedagtekend en ondertekend te kennen heeft gegeven dat te zijnen aanzien het kwartaal als loontijdvak wordt aangemerkt.

Bij ministeriлle regeling worden nadere regels gesteld voor de toepassing van de eerste volzin.

Artikel 26

1. Tantiиmes, gratificaties en andere beloningen die in de regel slechts eenmaal of eenmaal per jaar worden toegekend, worden belast volgens loonbelastingtabellen voor bijzondere beloningen die bij ministeriлle regeling worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van artikel 25, tweede en derde lid, met dien verstande dat in deze tabellen jaarlonen en belastingpercentages worden opgenomen en geen rekening wordt gehouden met de arbeidskorting.

2. Indien dit niet tot een hoger belastingbedrag leidt, mogen de in het eerste lid bedoelde beloningen worden beschouwd als een toevoeging aan het loon over het loontijdvak waarin zij worden uitbetaald.

3. Overwerkloon mag worden belast naar het percentage dat wordt aangewezen door de loonbelastingtabel voor bijzondere beloningen.

4. Als jaarloon geldt voor de toepassing van dit artikel:

a. ingeval de werknemer over het gehele voorafgaande kalenderjaar van de inhoudingsplichtige loon heeft genoten: het in dat jaar genoten loon;

b. ingeval de werknemer over een gedeelte van het voorafgaande kalenderjaar van de inhoudingsplichtige loon heeft genoten: het tot een jaarloon herleide bedrag van het in dat jaar genoten loon;

c. in andere gevallen: het in het kalenderjaar te genieten loon, indien over het gehele jaar van de inhoudingsplichtige loon zou worden genoten.

5. Als overwerkloon gelden voor de toepassing van dit artikel de beloningen ter zake van arbeid welke wordt verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor de werknemer geldende normale arbeidsduur.

6. Voor het geval de werknemer binnen een samenhangende groep inhoudingsplichtigen in de zin van artikel 27e van inhoudingsplichtige is gewisseld, kunnen voor de toepassing van het vierde lid bij ministeriлle regeling aanvullende bepalingen worden gesteld.

Artikel 26a

[Vervallen per 01-01-2001]

Artikel 26b

In afwijking van de artikelen 20, 20a, 20b en 26 bedraagt de belasting 52% van het loon ingeval:

a. de werknemer zijn naam, adres, woonplaats of burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, zijn sociaal-fiscaalnummer niet aan de inhoudingsplichtige heeft verstrekt;

b. bij een werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet, de inhoudingsplichtige zijn identiteit niet heeft vastgesteld en opgenomen in de loonadministratie overeenkomstig artikel 28, onderdeel e;

c. bij een werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet, vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 en niet behoort tot de categorie werknemers die op grond van overeenkomsten van internationaal recht is uitgezonderd van de verplichting tot het hebben van een geldige verblijfsvergunning als bedoeld in die wet en een geldige tewerkstellingsvergunning als bedoeld in de Wet arbeid vreemdelingen, de inhoudingsplichtige zijn verblijfsrechtelijke positie ter zake van het verrichten van arbeid niet heeft vastgesteld en opgenomen in de loonadministratie overeenkomstig artikel 28, onderdeel e;

d. de werknemer ter zake van de in de onderdelen a tot en met c bedoelde inlichtingen onjuiste gegevens heeft verstrekt en de inhoudingsplichtige dit weet of redelijkerwijs moet weten.

De eerste volzin, aanhef en onderdeel c, is niet van toepassing bij werknemers die werkzaamheden verrichten in dienstbetrekking bij de Staat der Nederlanden, niet in Nederland wonen en hun dienstbetrekking geheel buiten Nederland vervullen.

Indien de belasting ingevolge artikel 27b, eerste lid, in ййn bedrag met de premie voor de volksverzekeringen wordt geheven, wordt in afwijking in zoverre van de eerste volzin het bedrag van de verschuldigde belasting te zamen met het bedrag van de verschuldigde premie voor de volksverzekeringen gesteld op 52% van het loon.

Artikel 26c

[Vervallen per 01-01-2001]

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top