Beginpagina Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de grondslag van de belasting op inkomen te verbreden en te versterken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Inkomstenbelasting

Onder de naam inkomstenbelasting wordt een belasting geheven van natuurlijke personen.

Artikel 1.2. Partnerregeling

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder partner:

a. de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot;

b. de ongehuwde meerderjarige die:

1В°. met de ongehuwde meerderjarige belastingplichtige in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden onafgebroken een gezamenlijke huishouding voert en gedurende die tijd op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en

2В°. samen en uitsluitend met de belastingplichtige voor het kalenderjaar kiest voor kwalificatie als partner.

2. Voor het kalenderjaar kan tevens voor kwalificatie als partner worden gekozen indien:

a. de ongehuwde meerderjarige belastingplichtige in het voorafgaande kalenderjaar samen met een ongehuwde meerderjarige heeft gekozen voor kwalificatie als partner en

b. zij uitsluitend door het overlijden van de ongehuwde meerderjarige in het kalenderjaar niet gedurende meer dan zes maanden een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd.

3. Als partner kan niet worden aangemerkt:

a. een bloedverwant in de eerste graad van de belastingplichtige, tenzij beiden bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 27 jaar hebben bereikt of

b. een persoon die geen inwoner is van Nederland en niet kiest voor behandeling als binnenlandse belastingplichtige.

4. Een persoon die duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot leeft, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met een ongehuwde.

5. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt voor de bepaling van aanverwantschap de kwalificatie als partner gelijkgesteld met het huwelijk.

6. Indien een persoon meer dan ййn niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot heeft, wordt alleen de echtgenoot uit de oudste verbintenis als partner aangemerkt.

Artikel 1.3. De keuze voor kwalificatie als partner

1. De gezamenlijke keuze van de belastingplichtige en de andere ongehuwde meerderjarige voor de kwalificatie als partner wordt gemaakt bij verzoeken in verband met voorlopige teruggaaf of bij aangifte.

2. De keuze voor de kwalificatie als partner geldt – tot herziening met ingang van een kalenderjaar – voor de periode waarin de ongehuwde meerderjarige met de belastingplichtige onafgebroken een gezamenlijke huishouding voert en op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens.

3. Indien de belastingplichtige een keuze heeft gemaakt voor de kwalificatie als partner van een ander, wordt deze ander ten aanzien van de belastingplichtige als partner aangemerkt.

4. Een bij de aangifte gemaakte keuze voor de kwalificatie als partner kan voor het desbetreffende kalenderjaar niet worden herzien.

Artikel 1.4. Pleegkind

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een kind mede verstaan een pleegkind, ook wat betreft bloed- en aanverwantschap.

Artikel 1.5. In belangrijke mate onderhouden van kinderen

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen kunnen bij ministeriлle regeling regels worden gesteld op grond waarvan wordt beoordeeld of een kind in belangrijke mate wordt onderhouden.

Artikel 1.6. Mogendheid

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden de landen van het Koninkrijk der Nederlanden aangemerkt als afzonderlijke mogendheden.

Artikel 1.7. Lijfrenten en pensioenen

1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder lijfrente:

a. een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering (artikel 3.117) op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, anders dan op grond van artikel 3.126, eerste lid, onderdeel d, onder 2°, of ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, Invorderingswet 1990, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen;

b. een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van eenlijfrentebeleggingsrecht (artikel 3.126a), welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen, anders dan op grond van artikel 3.126a, tweede lid, onderdeel c, onder 2°, of ten behoeve van uitstel van betaling op grond van artikel 25, vijfde lid, Invorderingswet 1990, alsmede de met een zodanige aanspraak verband houdende aanspraak op winstuitkeringen.

2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder pensioenregeling:

a. een pensioenregeling overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de loonbelasting;

b. een pensioenregeling waaraan deelneming verplicht is op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, de Wet op het notarisambt of de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

c. een regeling van een andere mogendheid, die volgens de belastingwetten van dat land, welke naar aard en strekking overeenkomen met de Nederlandse loonbelasting of de inkomstenbelasting, als een pensioenregeling wordt beschouwd;

d. een pensioenregeling van een internationale organisatie.

3. Aanspraken op periodieke uitkeringen waarvan de uitkeringen zijn ingegaan en waarvan de hoogte van de uitkeringen niet voor de gehele uitkeringsperiode in geldeenheden is vastgesteld, worden gelijkgesteld met aanspraken op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen indien de aanspraken en uitkeringen voldoen aan bij ministeriлle regeling te stellen regels.

Artikel 1.7a. Gelijkstelling met inkomen uit tegenwoordige arbeid

1. Voor de toepassing van de artikelen 8.11, 8.14a en 8.16 en de daarop berustende bepalingen wordt met loon uit tegenwoordige arbeid gelijkgesteld:

a. inkomsten genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid;

b. uitkeringen op grond van de Wet arbeid en zorg en aanvullingen daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.

2. Niet als loon uit tegenwoordige arbeid wordt aangemerkt het bedrag waarover met toepassing van artikel 19g, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt beschikt door een werknemer die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt.

3. Inkomsten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid zijn niet uitkeringen of inkomensvoorzieningen op grond van:

a. de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

b. de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

c. de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

d. de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten;

e. buitenlandse arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die naar aard en strekking overeenkomen met de regelingen die zijn vermeld in de onderdelen a, b, c en d.

Artikel 1.7b. Gelijkstelling met de premie voor een verzekering

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt met de premie voor een verzekering gelijkgesteld de op de verzekeringnemer drukkende uitgaven ter beloning van de assurantietussenpersoon ter zake van het afsluiten dan wel het verlengen van de desbetreffende verzekering of het incasseren van premies.

Artikel 1.8. Wederzijdse erkenning

Waar in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verwezen naar Nederlandse voorschriften of verklaringen van Nederlandse instellingen, worden voorschriften van of verklaringen van instellingen in een van de lidstaten van de Europese Unie die naar aard en strekking overeenkomen met eerstbedoelde Nederlandse voorschriften of verklaringen van Nederlandse instellingen daarmee gelijkgesteld:

a. indien ter zake regelgeving in het kader van het Verdrag betreffende de Europese Unie (Trb. 1992, 74) is vastgesteld waaruit de overeenkomst naar aard en strekking blijkt;

b. in overige gevallen: voorzover dat bij ministeriлle regeling is bepaald.

Artikel 1.9. Gelijkstelling met basisadministratie persoonsgegevens

1. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt met de basisadministratie persoonsgegevens gelijkgesteld een daarmee naar aard en strekking overeenkomende administratie buiten Nederland.

2. Bij ministeriлle regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de situatie dat een persoon niet in Nederland woont en niet is ingeschreven in een naar aard en strekking met de basisadministratie persoonsgegevens overeenkomende administratie buiten Nederland.

Artikel 1.10

[Vervallen per 01-01-2004]

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top