Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingenHoofdstuk 1. Inleidende bepalingen Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 18 augustus 2000, nr. 5077321/00/6; Gelet op de artikelen 2, vierde lid, onder b, vijfde en zesde lid, 3, eerste lid, onder d, en tweede lid, 4, derde lid, 8, onder f en g, 10, eerste lid, 11, eerste en derde lid, 12, eerste en tweede lid, 14, tweede en derde lid, 15, 16, tweede lid, 17, eerste lid, onder g, 18, tweede lid, 21, zesde lid, 22, tweede lid, 24, eerste lid, 28, tweede lid, 29, tweede lid, 31, derde lid, 32, tweede lid, 35, tweede lid, 37, 39, derde lid, 46, tweede lid , 48, vierde lid, 50, eerste en zesde lid, 51, derde lid, 52, eerste lid, 54, eerste lid, 56, eerste lid, 60, 66, 68, derde lid, 69, tweede lid, 71, tweede lid, 82, tweede lid, onder a, 97, 102, 103, 107, vierde lid, 109, eerste lid, 111 en 112, van de Vreemdelingenwet 2000; De Raad van State gehoord (advies van 26 oktober 2000, nr. W03.00.0379/I); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 21 november 2000, nr. 5059940/00/DVB; Hebben goedgevonden en verstaan; Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingenAfdeling 1. DefinitiebepalingenArtikel 1.1In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Benelux-onderdanen: de onderdanen van de staten die partij zijn bij het op 3 februari 1958 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie (Trb. 1958, 18); b. Beneluxgebied: het gezamenlijke grondgebied in Europa van het Koninkrijk Belgiл, van het Groothertogdom Luxemburg en van het Koninkrijk der Nederlanden; c. cruiseschip: hetgeen daaronder in de Schengengrenscode wordt verstaan; d. luchtvaartuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Luchtvaartwet; e. minderjarigheid: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 233 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; f. [vervallen;] g. Schengengebied: het grondgebied van de landen waarop de Schengengrenscode en de Schengen Uitvoeringsovereenkomst van toepassing zijn; h. Schengen Informatiesysteem: het in titel IV van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst bedoelde gemeenschappelijke informatiesysteem; i. Schengen Uitvoeringsovereenkomst: de op 19 juni 1990 te Schengen tot stand gekomen Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de bondsrepubliek Duitsland en de Franse republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Trb. 1990, 145), alsmede de daarop gebaseerde Protocollen; j. schip: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Scheepvaartverkeerswet; k. staatloze: de persoon die voor de toepassing van het op 28 september 1954 te New York gesloten verdrag betreffende de status van staatlozen (Trb. 1955, 42 en 1957, 22) als staatloze geldt; l. vliegtuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Luchtvaartwet; m. voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1, onder bd, van het Voertuigreglement; n. de Wet: de Vreemdelingenwet 2000; o. zeeschip: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, tweede lid, onder c, van de Scheepvaartverkeerswet; p. mijnbouwinstallatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet; q. continentaal plat: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel c, van de Mijnbouwwet; r. gezinsvorming: gezinshereniging van de echtgenoot, geregistreerd partner of niet-geregistreerde partner, voor zover de gezinsband tot stand is gekomen op een tijdstip waarop de hoofdpersoon in Nederland hoofdverblijf had; s. richtlijn 2005/71/EG: richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PbEU L 289). Artikel 1.21. In dit besluit wordt verstaan onder reisvisum: a. een visum, verleend door de bevoegde autoriteiten van ййn van de staten, die partij zijn bij een verdrag waarbij de grenscontrole is verlegd naar buitengrenzen, geldig voor het gehele of een gedeelte van het grondgebied van de bij dat verdrag aangesloten staten waarover de werking van dat verdrag zich uitstrekt, hetwelk krachtens dat verdrag kan worden afgegeven voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, en b. voorzover bij of krachtens dit besluit niet anders is bepaald; een visumverklaring, afgegeven krachtens het onder a bedoelde verdrag. 2. In dit besluit wordt verstaan onder doorreisvisum: a. een visum, verleend door de bevoegde autoriteiten van ййn van de staten, die partij zijn bij een verdrag waarbij de grenscontrole is verlegd naar buitengrenzen, hetwelk overeenkomstig het bepaalde onder В«reisvisumВ» kan worden afgegeven voor een doorreis al dan niet met een oponthoud van ten hoogste vijf dagen, en b. voorzover bij of krachtens dit besluit niet anders is bepaald: doorreisvisumverklaring, afgegeven krachtens het onder В«reisvisumВ» bedoelde verdrag. Artikel 1.3Ter uitvoering van een verdrag waarbij de grenscontrole is verlegd naar buitengrenzen, wordt in hoofdstuk 4, afdeling 1, de artikelen 4.24 en 4.25, alsmede in artikel 4.29, eerste lid, onderdeel i, onder В«NederlandВ» mede verstaan het grondgebied van andere bij dat verdrag aangesloten landen waarover de werking van dat verdrag zich uitstrekt. Artikel 1.41. Onze Minister kan van zijn bevoegdheden mandaat verlenen aan de burgemeester, de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee. 2. De burgemeester, de korpschef en de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee kunnen ondermandaat verlenen aan de onder hen ressorterende ambtenaren voorzover dat in overeenstemming is met de taak en functie van de desbetreffende ambtenaar. Afdeling 2. De Adviescommissie voor vreemdelingenzakenParagraaf 1. Aanwijzing beschikkingen waarover verplicht advies moet worden gevraagdArtikel 1.5[Vervallen per 29-04-2006] Paragraaf 2. Inrichting en werkwijzeArtikel 1.6De commissie kan haar werkwijze nader vaststellen in een reglement van orde als bedoeld in artikel 21 van de Kaderwet adviescolleges. Artikel 1.71. De commissie adviseert schriftelijk en met redenen omkleed. 2. De adviezen vermelden de namen van de personen die ter vergadering aanwezig zijn geweest. Zij vermelden tevens met welke stemmenverhouding zij zijn vastgesteld. 3. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend. Artikel 1.8[Vervallen per 29-04-2006] Artikel 1.9[Vervallen per 29-04-2006] Artikel 1.10[Vervallen per 29-04-2006] |
|
Adres:
Hogehilweg 19 1101 CB Amsterdam The Netherlands E-mail:
contact@bl-consultancy.com |