Hoofdstuk 2. ToegangHoofdstuk 2. Toegang Afdeling 1. AlgemeenArtikel 2.11. De toegang wordt geweigerd op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet, indien de vreemdeling het doel van het voorgenomen verblijf of de verblijfsomstandigheden onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, dan wel ter staving daarvan onvoldoende documenten heeft overgelegd. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder e, dan wel l, van de Wet. Artikel 2.1aDe toegang wordt niet geweigerd, indien de vreemdeling naar Nederland terugkeert als gezinslid van een langdurig ingezetene, die houder is van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 van de Wet en die na verblijfsbeлindiging door een andere staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap uit die staat naar Nederland terugkeert. Artikel 2.21. De vervoerder, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet neemt afschrift van het op de vreemdeling betrekking hebbende document voor grensoverschrijding, indien hij de vreemdeling rechtstreeks dan wel na transfer of transit naar Nederland vervoert vanaf een luchthaven die is aangewezen bij ministeriлle regeling. 2. De vervoerder neemt afschrift door het maken van een duidelijke en goed leesbare afbeelding van de pagina's met de relevante gegevens van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling die hij vervoert. De vervoerder overhandigt het afschrift desgevraagd aan een ambtenaar belast met de grensbewaking, indien bij inreis in Nederland geen geldig document voor grensoverschrijding door de vreemdeling kan worden overgelegd. 3. Onder de relevante gegevens wordt in ieder geval verstaan: a. naam en voornaam of voornamen van de vreemdeling; b. geboortedatum van de vreemdeling; c. geboorteplaats van de vreemdeling; d. nationaliteit van de vreemdeling; e. plaats en datum van afgifte van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling, alsmede het nummer daarvan; f. geldigheidsduur van het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling; g. plaats en datum van afgifte van het in het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling aangebrachte visum voor Nederland of het Schengengebied dan wel het verblijfsdocument, alsmede de nummers daarvan; h. geldigheidsduur van de in het document voor grensoverschrijding aangebrachte visa of verblijfsdocumenten, ook indien een visumverklaring is afgegeven, dan wel gebruik wordt gemaakt van niet in het document voor grensoverschrijding aangebrachte verblijfsdocumenten; i. plaats en datum van afgifte van de in het document voor grensoverschrijding aangebrachte visa of verblijfsdocumenten voor derde landen, welke noodzakelijk zijn voor de reis naar Nederland, dan wel voor het uiteindelijke land van bestemming, ook indien die visa dan wel verblijfsdocumenten niet in het document voor grensoverschrijding zijn aangebracht, maar afzonderlijk aan de vreemdeling zijn verstrekt; j. het meest recente uitreisstempel voorzover dit is aangebracht door de grensbewakingautoriteiten van het land waarin de luchthaven van vertrek gelegen is, en k. de in het document voor grensoverschrijding aangebrachte foto. De gegevens, bedoeld onder g, worden ook vastgelegd indien een visumverklaring is afgegeven of het verblijfsdocument als afzonderlijk document is verstrekt. 4. De afbeelding van de in het document voor grensoverschrijding aangebrachte foto, bedoeld in het derde lid, onder k, dient van zodanige kwaliteit te zijn, dat deze goed tot de houder van het geldige document voor grensoverschrijding herleidbaar is. 5. De ambtenaar belast met de grensbewaking maakt de afbeelding definitief onbruikbaar, zodra de grensbewakingsbelangen dit toestaan. Artikel 2.2a1. De vervoerder, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet, die passagiers vervoert door de lucht, verzamelt op vordering van een ambtenaar belast met de grensbewaking de in het derde lid van dat artikel bedoelde passagiersgegevens en overhandigt deze voor het eind van de instapcontroles aan een ambtenaar belast met de grensbewaking. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de vervoerder door wiens tussenkomst de vreemdeling vanuit een lidstaat van de Europese Unie of een land dat betrokken is bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, aan een buitengrens of binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht. 3. De in artikel 4, derde lid, van de Wet, bedoelde passagiersgegevens omvatten: a. het nummer en de aard van het gebruikte reisdocument; b. de nationaliteit; c. de volledige naam; d. de geboortedatum; e. de grensdoorlaatpost van binnenkomst; f. het vervoermiddel; g. het tijdstip van vertrek en van aankomst van het vervoermiddel; h. het totale aantal met dat vervoermiddel vervoerde passagiers, en i. het eerste instappunt. 4. Bij ministeriлle regeling kunnen gevallen worden aangewezen waarin vervoerders verplicht zijn de in het derde lid bedoelde passagiersgegevens te verzamelen en te verstrekken zonder vordering daartoe. 5. De vervoerder vernietigt de krachtens het eerste lid verzamelde gegevens binnen 24 uur na aankomst in Nederland. 6. De vervoerder verstrekt de passagier informatie betreffende: a. zijn identiteit; b. de doeleinden waarvoor de gegevens worden verzameld; c. de gegevens die worden verzameld; d. de ontvangers van de gegevens, en e. het bestaan van het recht om kennis te nemen van zijn gegevens en het recht om om correctie van onjuiste gegevens te verzoeken. 7. Bij ministeriлle regeling worden regels gesteld over de wijze waarop de gegevens door de vervoerder worden verstrekt. Artikel 2.2bDe ambtenaar belast met de grensbewaking vernietigt de op grond van artikel 2.2a verkregen passagiersgegevens binnen 24 uur na binnenkomst van de passagiers in Nederland, tenzij deze later nodig zijn voor de uitoefening van diens taken. Artikel 2.2cOnze Minister zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de toepassing van de artikelen 2.2a en 2.2b van dit besluit. Afdeling 2. Document voor grensoverschrijdingArtikel 2.31. Onverminderd de overige terzake bij de Wet gestelde vereisten, wordt toegang tot Nederland niet geweigerd op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet, indien de vreemdeling in het bezit is van: a. een geldig document voor grensoverschrijding dat is voorzien van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, indien hij zich naar Nederland begeeft voor een verblijf aldaar van langer dan drie maanden, of b. een door Onze Minister afgegeven verklaring die aan hem recht geeft op terugkeer naar Nederland. 2. Een afzonderlijke geldige machtiging tot voorlopig verblijf wordt gelijkgesteld met een geldig document voor grensoverschrijding, indien de vreemdeling tevens in het bezit is van het in deze machtiging vermelde document. 3. In afwijking van het eerste lid wordt toegang niet geweigerd indien de vreemdeling zich naar Nederland begeeft voor een verblijf van langer dan drie maanden en hij in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding waarin de benodigde machtiging tot voorlopig verblijf ontbreekt, mits de vreemdeling: a. de nationaliteit bezit van ййn van bij ministeriлle regeling aan te wijzen staten, of b. behoort tot een bij ministeriлle regeling aan te wijzen categorie. 4. Bij ministeriлle regeling kan, ter uitvoering van een verdrag, dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie, van het eerste lid worden afgeweken ten gunste van vreemdelingen ten aanzien van het bezit van een document voor grensoverschrijding. Artikel 2.41. Aan de vreemdeling, die als passagier van een vliegtuig een vliegveld aandoet en in wiens geldig document voor grensoverschrijding het voor binnenkomst in het Beneluxgebied vereiste reisvisum of doorreisvisum met oponthoud ontbreekt, kan toegang tot het Beneluxgebied worden verleend. 2. Toegang wordt slechts verleend, indien: a. de onderbreking plaats vindt wegens van de wil van de vreemdeling onafhankelijke omstandigheden; b. hij van ййn van de in het derde lid van dit artikel bedoelde vliegvelden zal vertrekken; c. hij in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding en reisbiljetten op grond waarvan zijn doorreis naar en zijn toegang tot het land van bestemming vaststaat, en d. hij voldoet aan artikel 12, eerste lid, onder b en d, van de Wet. 3. De toegang wordt slechts verleend, indien de vreemdeling een bij ministeriлle regeling aangewezen vliegveld in Nederland aandoet, dan wel een daartoe aangewezen vliegveld in Belgiл of Luxemburg. 4. De toegang wordt verleend voor de duur waarop de doorreis per eerstvolgende gelegenheid kan worden voortgezet. 5. Indien toegang wordt verleend, stelt de ambtenaar belast met de grensbewaking ter plaatse in het geldig document voor grensoverschrijding van de vreemdeling een aantekening, dan wel verstrekt hij aan de vreemdeling een afzonderlijke verklaring, waaruit het verlenen van toegang blijkt. 6. Het model van de aantekening en verklaring, bedoeld in het vijfde lid, wordt bij ministeriлle regeling vastgesteld. Artikel 2.5[Vervallen per 01-05-2008] Artikel 2.6[Vervallen per 20-08-2004] Artikel 2.7[Vervallen per 20-08-2004] Artikel 2.8[Vervallen per 01-05-2008] Afdeling 3. Openbare ordeArtikel 2.91. Toegang tot Nederland wordt in ieder geval geweigerd op grond van het feit dat de vreemdeling een gevaar oplevert voor de openbare orde of de nationale veiligheid, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de Wet, indien: a. er ten aanzien van de vreemdeling concrete aanwijzingen zijn dat deze een inbreuk op de openbare orde of nationale veiligheid heeft gepleegd of zal plegen, of b. de vreemdeling in het opsporingsregister of het Schengen Informatiesysteem ter fine van weigering staat gesignaleerd. 2. Het eerste lid blijft buiten toepassing, indien Onze Minister op grond van humanitaire overwegingen, om redenen van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen een afwijking noodzakelijk acht. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder e, dan wel l, van de Wet, en het familielid, bedoeld in artikel 8.7, tweede en derde lid, en de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, vierde lid. Op deze vreemdelingen is artikel 8.8 van toepassing. Afdeling 4. Middelen voor kosten van verblijfArtikel 2.101. Bij de vaststelling of de vreemdeling beschikt over de in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de Wet bedoelde middelen om te voorzien zowel in de kosten van verblijf in Nederland als in die van zijn reis naar een plaats buiten Nederland waar zijn toegang is gewaarborgd, kunnen middelen waarover de vreemdeling reeds beschikt en middelen waarover de vreemdeling kan beschikken uit wettelijk toegestane arbeid worden betrokken. 2. Onder middelen worden in ieder geval verstaan geldelijke middelen alsmede vervoersbewijzen. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder e, dan wel l, van de Wet, het familielid, bedoeld in artikel 8.7, tweede en derde lid, en de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, vierde lid. Artikel 2.111. De toegang wordt geweigerd op grond van artikel 3, eerste lid, onder c en d, van de Wet, indien de vreemdeling niet voldoet aan de door de ambtenaar belast met grensbewaking gestelde voorwaarde om zekerheid te stellen voor de kosten van verblijf in Nederland en voor de kosten van zijn reis naar een plaats buiten Nederland waar zijn toegang gewaarborgd is. 2. De zekerheid, bedoeld in het eerste lid, kan bestaan uit: a. het deponeren van een retour-passagebiljet; b. het deponeren van een garantiesom, of c. een verklaring van een solvabele derde die zich voor de kosten garant stelt. 3. Het model van de garantverklaring wordt bij ministeriлle regeling vastgesteld. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder e, dan wel l, van de Wet, het familielid, bedoeld in artikel 8.7, tweede en derde lid, en de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, vierde lid. 5. De in het eerste lid bedoeld voorwaarde om zekerheid te stellen voor de kosten van verblijf in Nederland en voor de kosten van zijn reis naar een plaats buiten Nederland waar zijn toegang is gewaarborgd, kan, op grond van artikel 5, derde lid, van de Schengengrenscode, ook worden gesteld ten aanzien van een onderdaan van een derde land die toegang vraagt voor een verblijf van ten hoogste drie maanden per periode van zes maanden. |
|
Adres:
Hogehilweg 19 1101 CB Amsterdam The Netherlands E-mail:
contact@bl-consultancy.com |