Hoofdstuk 3. Adoptiekinderen en pleegkinderenHoofdstuk 3. Adoptiekinderen en pleegkinderen §1. InleidingDit hoofdstuk bevat de bijzondere voorwaarden inzake de verlening van een verblijfsvergunning aan buitenlandse adoptiekinderen, alsmede aan buitenlandse kinderen voor wie opname in een pleeggezin in Nederland wordt beoogd. Het gaat om gezinsuitbreiding met kinderen, anders dan door geboorte. De voorwaarden die zien op het verblijf verband houdend met verblijf ter adoptie en verblijf als pleegkind zijn opgenomen in respectievelijk de artikelen 3.26 en 3.28 Vb. Deze artikelen geven geen verplichting, maar een bevoegdheid om een verblijfsvergunning te verlenen. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet onder welke voorwaarden van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt en de verblijfsvergunning kan worden verleend. Deze voorwaarden hebben het karakter van beleidsregels. Naast de beleidsregels die in dit hoofdstuk zijn opgenomen, zijn tevens de beleidsregels met betrekking tot de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw en B1/4 van toepassing, tenzij anders is aangegeven. Vooropgesteld dient te worden dat de overkomst van de kinderen waarop het onderhavige hoofdstuk betrekking heeft, op verantwoorde wijze dient te zijn geregeld. Het kind dient derhalve in het bezit van een geldige mvv Nederland in te reizen, uiteraard voor zover deze voor Nederland is vereist (zie B1/4.1). §2. Buitenlandse adoptiekinderen2.1. InleidingDe opneming van buitenlandse kinderen ter adoptie is geregeld in de Wobka. Deze wet strekt mede tot uitvoering van het per 1 oktober 1998 voor Nederland in werking getreden Haags adoptieverdrag. Buitenlandse adoptiekinderen in de zin van de Wobka zijn buiten Nederland geboren, de Nederlandse nationaliteit niet bezittende minderjarigen in de zin van de Nederlandse wet, die in Nederland met het oog op adoptie in een ander gezin dan het ouderlijke worden of zullen worden verzorgd en opgevoed in zodanige omstandigheden dat de verzorgers de plaats van de ouders innemen. De vreemdelingrechtelijke voorschriften en voorwaarden alsook de van toepassing zijnde voorschriften voortvloeiend uit de Wobka voor deze categorie zijn vermeld onder B3/2.3. De Wobka is van toepassing op alle personen die hun gewone verblijf in Nederland hebben en een buitenlands kind willen adopteren. Al deze personen zijn gehouden de procedures te volgen zoals voorgeschreven door de Wobka. Aan de procedure van de wet moet derhalve zijn voldaan bij binnenkomst van het kind in Nederland. Aangezien de opneming in het belang moet zijn van het kind speelt met name de geschiktheid van de toekomstige ouders een belangrijke rol. Zowel de Nederlandse autoriteiten als de vergunninghoudende bemiddelende organisaties als ook de buitenlandse betrokken instanties spelen een rol bij de beoordeling of opneming in het belang van het kind is. 2.2. Reikwijdte van het onderhavige hoofdstuk2.2.1. InleidingOm te kunnen bepalen door welke regels – die van B2 inzake gezinsvorming of gezinshereniging уf die van het onderhavige hoofdstuk – de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier van een (buitenlands) kind worden beheerst, is het van belang vast te stellen of de aanvraag betrekking heeft op een adoptiekind of een adoptiefkind. Onder adoptiefkind wordt uitsluitend verstaan een kind dat – als gevolg van een erkende buitenlandse adoptiebeslissing – naar de regels van Nederlands internationaal privaatrecht geldt als kind van de adoptanten. De beslissing op de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning van een adoptiefkind wordt beheerst door de bepalingen van B2, uiteraard voor zover het kind ten gevolge van de erkende buitenlandse adoptiebeslissing niet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. 2.2.2. Erkenning van een buitenlandse adoptiebeslissingErkenning van een buitenlandse adoptiebeslissing kan van rechtswege geschieden of door tussenkomst van de Nederlandse rechter. In de drie hieronder beschreven situaties zijn de bepalingen van B2 op de aanvraag van toepassing in plaats van de bepalingen van het onderhavige hoofdstuk, uiteraard voor zover het kind ten gevolge van de in het buitenland uitgesproken adoptie niet de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Een adoptie die conform het verdrag tot stand is gekomen en is uitgesproken in een land dat is aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag wordt in alle andere verdragssluitende landen van rechtswege erkend, mits aan alle vereisten van beide landen is voldaan (zie B2/5.2.1.1). Een dergelijke adoptie is in Nederland direct rechtsgeldig. In de situatie waarin de adoptie wйl in het buitenland is uitgesproken, maar het land niet is aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag, is geen sprake van erkenning van rechtswege. Erkenning dient dan te geschieden door de Nederlandse rechter. In de Wet conflictenrecht adoptie is vastgelegd onder welke voorwaarden tot erkenning kan worden overgegaan (zie B2/5.2.1.2). Eйn van de voorwaarden is dat de bepalingen van de Wobka in acht zijn genomen. B2 is in dit geval alleen van toepassing indien (bij inreis van het kind) de erkenning van de buitenlandse adoptiebeslissing door de Nederlandse rechter reeds voor handen is. Als de procedure ingevolge de Wobka niet is gevolgd door adoptanten die hun woon- of verblijfplaats in Nederland hebben, kan aan het kind desondanks een verblijfsvergunning worden verleend op grond van het bepaalde in B2. Hiertoe is dan in ieder geval wel vereist dat bij een niet meer voor hogere voorziening vatbare beslissing van een Nederlandse rechter is bepaald dat de in het buitenland uitgesproken adoptie rechtsgeldig is. 2.2.3. De bepalingen van B3 zijn van toepassing op de aanvraagVeelal zal de in het buitenland uitgesproken adoptie in Nederland kunnen worden erkend, hetzij op grond van het Haags Adoptieverdrag, hetzij op grond van de Wet conflictenrecht adoptie. Het is echter mogelijk dat in Nederland (alsnog) in de adoptie moeten worden voorzien middels een adoptie naar Nederland recht. Hiervan kan sprake zijn indien het kind afkomstig is uit een land waarvan het nationale recht niet vereist dat de adoptiebeslissing ter plekke wordt uitgesproken. Er is dan wel voldaan aan de vereisten voor adoptie in het gezin in Nederland, maar er is nog geen adoptiebeslissing genomen. De adoptie vindt pas plaats nadat het kind gedurende een proefperiode (bijvoorbeeld een jaar) in het gezin van de aspirant-adoptiefouders is opgenomen geweest. Indien aan de vereisten voor adoptie is voldaan, neemt de buitenlandse autoriteit een besluit tot opname van het buitenlandse kind in het gezin van de aspirant-adoptiefouder(s) ter adoptie. Alsdan wordt ten behoeve van het kind een verblijfsvergunning verleend, in afwachting van de adoptie (zie B3/2.3 en verder). Ook in de situatie waarin de in het buitenland uitgesproken adoptie noch op grond van het Haags Adoptieverdrag, noch op grond van de Wet conflictenrecht adoptie kan worden erkend, wordt de beslissing op de aanvraag beheerst door de bepalingen van het onderhavige hoofdstuk. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op de aanvraag van een kind ten aanzien waarvan de bepalingen van de Wobka door de in Nederland woonachtige aspirant-adoptiefouders niet in acht zijn genomen en niet bij een niet meer voor hogere voorziening vatbare beslissing van een Nederlandse rechter is bepaald dat die in het buitenland uitgesproken adoptie rechtsgeldig is. 2.3. Voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunningIn aanvulling op de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als genoemd in B1/4, gelden voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in het kader van verblijf ter adoptie de volgende cumulatieve voorwaarden: a. De vreemdeling is minderjarig (zie artikel 3.26, eerste lid, Vb); b. De vreemdeling wil verblijven in het gezin van een of meer Nederlanders of vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw (zie artikel 3.26, eerste lid, Vb); en c. Er is voldaan aan de vereisten van de Wobka (zie artikel 3.26, eerste lid, Vb). Ad c Aan de vereisten van de Wobka is voldaan, indien: De Minister van Justitie een beginseltoestemming heeft afgegeven (artikel 2 Wobka) De opneming van een buitenlands kind ter adoptie door personen die in Nederland hun gewone verblijf hebben, is ingevolge de Wobka uitsluitend toegestaan, indien hiertoe door de Minister van Justitie (Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties) een beginseltoestemming is afgegeven. Deze beginseltoestemming wordt niet slechts afgegeven aan echtparen (van ongelijk geslacht), doch ook aan ййn persoon en betreft in beginsel slechts de opneming van ййn kind en geldt voor een periode van drie jaren met de mogelijkheid van verlenging met telkens ten hoogste drie jaren. Het is de bevoegdheid van de Minister van Justitie om in bepaalde gevallen hiervan af te wijken; Het kind en de aspirant-adoptiefouders voldoen aan bepaalde leeftijdsvereisten (artikel 5, zesde lid en zevende lid en artikel 8 onder a Wobka) Het buitenlandse kind mag op het tijdstip van binnenkomst in Nederland de leeftijd van zes jaren niet bereikt hebben, behoudens de bevoegdheid van de Minister van Justitie om in bijzondere gevallen, op schriftelijk verzoek van de aspirant-adoptiefouders, een afwijking van deze leeftijdsgrens toe te staan. Ook mag er niet meer dan 40 jaar leeftijdsverschil zijn tussen het kind en de aspirant-adoptiefouders, behoudens de bevoegdheid van de Minister van Justitie om in bijzondere gevallen een afwijking van toe te staan, in dat geval kan de Minister eisen stellen aan de leeftijd van het kind; Een medische verklaring m.b.t. het buitenlandse kind is overgelegd (artikel 8 onder b Wobka) Door de aspirant-adoptiefouders dient een in het land van herkomst recent afgegeven (niet langer dan zes maanden geleden) medische verklaring met betrekking tot het buitenlandse kind te worden overgelegd, waaruit blijkt dat in redelijkheid niet valt aan te nemen dat het kind lijdt aan een gevaarlijke besmettelijke of langdurige lichamelijke of geestelijke ziekte. Dit vereiste zal er echter niet toe leiden dat een gehandicapt kind niet zou kunnen worden opgenomen. Indien uit de medische verklaring niet blijkt dat op TBC is getest, dient het kind (hier te lande) alsnog een onderzoek ter zake te ondergaan. Indien daaraan of aan de behandeling van TBC aan de ademhalingsorganen niet wordt meegewerkt, wordt de aanvraag met toepassing van artikel 3.79 Vb afgewezen (zie ook B1/4.5). Het vorenstaande is uiteraard niet van toepassing indien het kind op grond van zijn nationaliteit is vrijgesteld van het vereiste van het ondergaan van een onderzoek naar en/of behandeling van TBC aan de ademhalingsorganen. Toestemming is gegeven voor de bemiddeling (artikel 8 onder c Wobka) Door de aspirant-adoptiefouders dient gebruik te zijn gemaakt van een bemiddelende, vergunninghoudende instantie, bedoeld in hoofdstuk 5 Wobka. Indien niet van een zodanige instantie doch van andere contacten gebruik is gemaakt, dient de daartoe ex artikel 7a Wobka benodigde toestemming van de Minister van Justitie te zijn verleend; De afstand door ouder(s) en de instemming van de autoriteiten uit het land van herkomst van het kind is verkregen (artikel 8 onder d en e Wobka) Door de aspirant-adoptiefouders dient op bevredigende wijze door middel van officiлle gelegaliseerde bescheiden (zie B2/8) te worden aangetoond dat de afstand door de ouder(s) van het buitenlandse kind naar behoren is geregeld. Op gelijke wijze dienen de aspirant-adoptiefouders aan te tonen dat de autoriteiten van het land van herkomst instemmen met de opneming, door hen, van het kind. Kosten van verzorging en opvoeding Ingevolge de Wobka zijn de aspirant-adoptiefouders vanaf het tijdstip van vertrek van het buitenlandse kind naar Nederland verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van dat kind als ware het hun eigen kind. De kosten van een eventuele terugkeer naar het land van herkomst van het kind komen te hunnen laste. In het kader van het onderzoek met het oog op het afgeven van de beginseltoestemming, wordt door de Minister van Justitie bezien of de aspirant-adoptiefouders duurzaam over voldoende zelfstandige middelen van bestaan beschikken. De aanvraag wordt niet afgewezen wegens: het ontbreken van zelfstandige en duurzame middelen van bestaan (zie artikel 3.26, tweede lid, Vb); het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 3.26, tweede lid, Vb). In beginsel dient het kind een geldig document van grensoverschrijding te overleggen. Indien een zodanig document niet kan worden overgelegd, dient de identiteit van het kind wйl op een andere wijze deugdelijk – bij voorbeeld aan de hand van een gelegaliseerde geboorteakte van het kind – te worden vastgesteld. 2.4. MvvVerzoeken om advies in verband met een door het kind in het land van herkomst of bestendig verblijf in te dienen aanvraag tot het verlenen van een mvv worden in beginsel ingediend door de bemiddelende vergunninghoudende instanties, als bedoeld in hoofdstuk 5 Wobka. Dit staat er niet aan in de weg dat ook aspirant-adoptiefouders een dergelijk verzoek ten behoeve van het kind kunnen indienen. 2.5. Procedure betreffende de verlening van de verblijfsvergunning2.5.1. AanmeldingHet kind dient zich binnen drie dagen na aankomst in Nederland aan te melden bij het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar hij woon- of verblijfplaats heeft (zie artikel 4.47 juncto artikel 4.49 Vb). 2.5.2. Plaats van indiening van de aanvraagTer indiening van een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd dient het kind zich te vervoegen bij de IND. Deze stelt de aspirant-adoptiefouder in de gelegenheid ten behoeve van het kind een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in te dienen. De aspirant-adoptiefouder toont de originele beginseltoestemming van de Minister van Justitie voor opneming bij de burgemeester. Dit lijdt slechts uitzondering indien het originele document door de daarvoor bevoegde autoriteiten in het land van herkomst van het kind is ingenomen. In deze gevallen kan genoegen worden genomen met een kopie van de beginseltoestemming. In geval van twijfel kan contact worden opgenomen met de Centrale Autoriteit interlandelijke adoptie van het Ministerie van Justitie. De IND retourneert de beginseltoestemming – voor zover deze in origineel is overgelegd – aan de vreemdeling. 2.5.3. De controletaak van de politie ingevolge de WobkaIngevolge artikel 25, tweede lid van de Wobka zijn met de controle op de naleving van het bepaalde bij de artikelen 2 en 8, belast: de directeur van de Raad voor de Kinderbescherming alsmede de door hem aangewezen ambtenaren; de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen en de grensbewaking. De politie controleert derhalve of aan de voorwaarden als bedoeld onder de artikelen 2 en 8 Wobka is voldaan. De inhoud van de artikelen 2 en 8 Wobka komt overeen met de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als vermeld onder B3/2.2.2. Het kind zal zich hiertoe na het indienen van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier met zijn aspirant-adoptiefouder(s) opnieuw dienen te vervoegen bij het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar hij woon- of verblijfplaats heeft. De beginseltoestemming Het originele document, waaruit de beginseltoestemming van de Minister van Justitie voor de opneming blijkt, wordt bij de politie getoond. Dit lijdt slechts uitzondering indien het originele document door de daarvoor bevoegde autoriteiten in het land van herkomst van het kind is ingenomen. In deze gevallen kan genoegen worden genomen met een kopie van de beginseltoestemming. In geval van twijfel kan contact worden opgenomen met de Centrale Autoriteit interlandelijke adoptie van het Ministerie van Justitie Het model M67 De politie vult tezamen met de aspirant-adoptiefouder(s) en in aanwezigheid van het kind het formulier model M67 in. Voor zover de politie ter invulling van het model M67 gegevens nodig heeft waar zij zelf niet over beschikt, maar de IND wel, worden deze gegevens haar op haar verzoek verstrekt door de IND. De aspirant-adoptiefouder(s) zendt/zenden vervolgens zelf het ingevulde model M67 naar de IND, zodat de inhoud daarvan bij de besluitvorming van de aanvraag kan worden betrokken. Proces-verbaal Indien de politie een gegrond vermoeden heeft dat in strijd met het gestelde onder B3/2.2.2 wordt gehandeld, legt zij dit vast in een proces-verbaal, en doet hiervan onverwijld mededeling aan de IND. Zij stelt eveneens de Officier van Justitie en de betrokken Raad voor de Kinderbescherming op de hoogte. Indien de opneming van een buitenlands kind is geschied zonder dat vooraf een beginseltoestemming is verkregen, kan de Officier van Justitie de minderjarige voorlopig aan de Raad voor de Kinderbescherming toevertrouwen, tenzij dit niet verenigbaar is met het belang van de minderjarige. 2.6. Het kind wordt niet als Nederlander in de GBA opgenomenHet komt veelvuldig voor dat een kind als direct gevolg van een in het buitenland uitgesproken adoptie de Nederlandse nationaliteit verkrijgt en dus als Nederlander met een Nederlands paspoort Nederland inreist en als Nederlander wordt opgenomen in de GBA. In een dergelijk geval is het toelatingsbeleid vanzelfsprekend niet van toepassing. Dat is anders indien ten onrechte is geconcludeerd dat het kind door de adoptie de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. In die gevallen is tevens ten onrechte een Nederlands paspoort afgegeven. Deze gevallen leiden dan ook tot weigering van de inschrijving als Nederlander in de GBA. Omdat het kind in kwestie hierdoor vreemdeling is gebleven, moet dus na inreis in Nederland alsnog een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier worden ingediend. Afhankelijk van de vraag of de adoptie in Nederland wordt erkend, moet worden beoordeeld of het kind voor gezinsvorming of gezinshereniging op grond van het bepaalde in B2, of voor verblijf ter adoptie op grond van de in het onderhavige hoofdstuk opgenomen bepalingen in aanmerking komt. Indien het een adoptie betreft die zonder meer in Nederland kan worden erkend (zie B2/5.2.1), wordt de aanvraag van het kind getoetst aan de voorwaarden inzake gezinsvorming en gezinshereniging (zie B2/5). Is er bij de adoptie van het buitenlandse kind door in Nederland woonachtige aspirant-adoptiefouders nog geen declaratoir van de Nederlandse rechter verkregen over de geldigheid van de in het buitenland uitgesproken adoptie, dan wordt het kind toegelaten voor verblijf ter adoptie volgens de bepalingen van het onderhavige hoofdstuk. 2.6.1. Ontbreken mvvIn beide bovengenoemde gevallen wordt de aanvraag niet afgewezen omdat niet wordt voldaan aan het vereiste bezit van een geldige mvv. In deze gevallen gaat het namelijk om een minderjarige die door de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het bezit is gesteld van een Nederlands paspoort, en die op grond van dit paspoort Nederland is ingereisd, terwijl door of namens de vreemdeling geen onjuiste gegevens zijn verstrekt die hebben geleid tot afgifte van het Nederlandse paspoort. Nu het hier gaat om een bijzondere groep, bestaat aanleiding om onder toepassing van artikel 3.71, vierde lid, Vb de aanvraag niet af te wijzen wegens het ontbreken van een geldige mvv. 2.6.2. Aanvraag vaststelling van het NederlanderschapTevens staat het de adoptie(f)ouders vrij om op grond van artikel 3.49 Vb ten behoeve van het adoptie(f)kind een aanvraag verblijfsvergunning regulier van tijdelijke aard in te dienen onder een beperking verband houdend met het afwachten van een bij de rechtbank ingediend verzoek als bedoeld in artikel 17 RWN tot vaststelling van het Nederlanderschap. Voor de te volgen procedure wordt verwezen naar B4/11 en verder. §3. Buitenlandse pleegkinderen3.1. InleidingBuitenlandse pleegkinderen zijn diegenen die om andere redenen in hun belang naar Nederland worden overgebracht en in een pleeggezin worden geplaatst en waarbij de pleegouders feitelijk de plaats van de ouders innemen. 3.2. Voorwaarden voor verlening van de verblijfsvergunningIn aanvulling op de algemene voorwaarden van artikel 16 Vw voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als genoemd in B1/4, gelden voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor verblijf als pleegkind de volgende cumulatieve voorwaarden: a. de vreemdeling is minderjarig (artikel 3.28, eerste lid, Vb); b. de vreemdeling wil verblijven in het gezin van een of meer Nederlanders of vreemdelingen met rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e. dan wel l, Vw (artikel 3.28, eerste lid, sub a, Vb); c. in het land van herkomst is voor de vreemdeling naar het oordeel van de Minister geen aanvaardbare toekomst weggelegd (artikel 3.28, eerste lid, sub b, Vb); d. de aspirant-pleegouders zijn in staat de vreemdeling een goede opvoeding en verzorging te geven (artikel 3.28, tweede lid, Vb); e. bij de aanvraag wordt een medische verklaring overgelegd en een garantverklaring ondertekend (artikel 3.28, derde lid, Vb). Ad b Het pleegkind dient een bloed- of aanverwant te zijn van de hoofdpersoon.De verblijfsvergunning wordt ingevolge dit hoofdstuk niet verleend, indien de hoofdpersoon een bloed- of aanverwant is anders dan de grootouder, broer, zuster, oom of tante van het pleegkind. Ad c Voor al deze kinderen geldt als voorwaarde dat naar het oordeel van de Minister voor het kind geen aanvaardbare toekomst is weggelegd in het land van herkomst doordat er ten aanzien van het kind sprake is van zodanige omstandigheden, dat het niet of bezwaarlijk door in het land van herkomst wonende naaste bloed- of aanverwanten kan worden verzorgd. Zulks wordt in het algemeen niet aangenomen van een kind dat bij zijn ouders verblijft in minder welvarende omstandigheden, voorzover die omstandigheden overigens ter plaatse als normaal zijn te beschouwen. Daarom zal het een in Nederland verblijvend gezin van een rechtmatig hier te lande verblijvende vreemdeling of Nederlander niet zijn toegestaan om bijvoorbeeld een jonger broertje of zusje van ййn der ouders, of neefje of nichtje op te nemen uitsluitend op grond van de opvatting dat het kind hier te lande in ruimere materiлle welstand kan verkeren. Ad e De aanvraag wordt afgewezen indien uit de medische verklaring met betrekking tot het buitenlandse pleegkind niet blijkt dat in redelijkheid niet valt aan te nemen dat het kind lijdt aan een gevaarlijke besmettelijke of langdurige lichamelijke of geestelijke ziekte. Dit vereiste zal er echter niet toe leiden dat een gehandicapt kind niet zou kunnen worden opgenomen. Indien het kind, niet de nationaliteit bezit van een van de bij ministeriлle regeling vast te stellen landen die zijn vrijgesteld van de verplichting een TBC onderzoek te ondergaan, en uit de medische verklaring niet blijkt dat op TBC is getest, dient het kind (hier te lande) alsnog een onderzoek ter zake te ondergaan. Indien daaraan of aan de behandeling van TBC aan de ademhalingsorganen niet wordt meegewerkt, wordt de aanvraag met toepassing van artikel 3.79 Vb afgewezen (zie ook B1/4.5). Middelen van bestaan De verblijfsvergunning wordt niet verleend indien de hoofdpersoon niet duurzaam en zelfstandig beschikt over een netto-inkomen dat ten minste gelijk is aan de norm ingevolge de Wwb voor echtparen/gezinnen, tenzij de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven: a. 65 jaar of ouder is b. naar het oordeel van de Minister blijvend en volledig arbeidsongeschikt is (zie B2/2.10 onder b), of c. blijvend niet in staat is aan de plicht tot arbeidsinschakeling te voldoen (zie B2/2.10 onder c). Meetellen gezinsinkomen in het kader van gezinsuitbreiding Indien de hoofdpersoon (het familielid bij wie de vreemdeling verblijf beoogt) een naar Nederlands internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een in Nederland geregistreerd partnerschap is aangegaan, dan wel een relatie onderhoudt in de zin van artikel 3.14, aanhef en onder b, Vb met een persoon die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw, dan wel Nederlander is, kan het duurzame, zelfstandig verworven netto-inkomen van die persoon worden meegeteld bij de berekening van de bestaansmiddelen. In deze gevallen zijn de middelen van bestaan voldoende, indien het gezamenlijke netto-inkomen gelijk is aan de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder c, Wwb, voor de categorie echtparen en gezinnen. Als aanvullende voorwaarde geldt dan dat ondertekening van de garantverklaring, bedoeld in artikel 3.28, derde lid, Vb geschiedt door de hoofdpersoon en bedoelde partner. Opgemerkt zij nog, dat de omstandigheid dat de hoofdpersoon in gezinsverband leeft met een (geregistreerde of huwelijks-)partner, niet afdoet aan de omstandigheid dat de hoofdpersoon mogelijk aanspraak kan maken op de vrijstellingen bedoeld in artikel 3.28, vierde lid, Vb, dan wel de onder c vermelde vrijstelling. Instemming ouder(s) of wettelijk vertegenwoordiger van het kind en de autoriteiten in het land van herkomst De aanvraag wordt afgewezen indien niet door middel van officiлle gelegaliseerde bescheiden wordt aangetoond (zie B2/8), dat de ouder(s) of wettelijke vertegenwoordiger, alsmede – voorzover dit is vereist – de autoriteiten in het land van herkomst instemmen met het verblijf van het kind in het gezin van de aspirant pleegouders. 3.3. Procedure betreffende de verlening van de verblijfsvergunning3.3.1. Aanmelding en plaats van indiening van de aanvraagDe hierboven in B3/2.3 vermelde voorschriften inzake aanmelding (zie B3/2.3.1) en de plaats van indiening van de aanvraag (zie B3/2.3.2) van buitenlandse kinderen ter adoptie zijn voor wat de buitenlandse pleegkinderen betreft van overeenkomstige toepassing. Voorafgaande aan de aanmelding dient de wettelijke vertegenwoordiging van het kind te zijn geregeld. Het gestelde in B1/9.1.1 is van overeenkomstige toepassing. 3.3.2. Bij de aanvraag over te leggen bescheidenDe aspirant-pleegouders verstrekken bij de ten behoeve van het kind in te dienen aanvraag de gegevens en bescheiden behorende bij de voorwaarden als vermeld onder B3/3.1. Het betreft: een ten behoeve van het kind in het land van herkomst afgegeven medische verklaring. Indien uit die verklaring niet blijkt dat het kind, voor zover dat op grond van zijn nationaliteit niet is vrijgesteld van een onderzoek naar TBC aan de luchtwegen, een onderzoek op TBC heeft doorstaan, dan dient het kind alsnog (bereid te zijn) een onderzoek naar en/of de behandeling van TBC aan de ademhalingsorganen te ondergaan. Daartoe wordt de bij het aanvraagformulier gevoegde bijlage TBC verklaring ondertekend; de instemmingverklaring van de ouders of wettelijk vertegenwoordigers van het kind dan wel van de autoriteiten in het land van herkomst waaruit blijkt dat deze instemmen met het verblijf van het kind in het gezin van de aspirant-pleegouders; een schriftelijke motivering van de bijzondere omstandigheden van het kind of die van de familieleden in het land van herkomst, waaruit blijkt dat het kind niet of bezwaarlijk kan worden verzorgd door familieleden die in het land van herkomst wonen. bescheiden waaruit blijkt dat de aspirant-pleegouders duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikken; en een volledige ingevulde garantverklaring (zie bijlage 6c VV). De gevraagde officiлle buitenlandse bescheiden dienen gelegaliseerd te zijn (zie B2/8). Na onderzoek zal, met inachtneming van de relevante omstandigheden op de aanvraag worden beslist. Zo nodig wint het Hoofd van de Visadienst dan wel de Minister van Justitie aanvullende gegevens in bij de Raad voor de Kinderbescherming omtrent de geschiktheid van de aspirant pleegouders voor de verzorging en opvoeding van het kind. 3.3.3. Kennisgeving aan de gemeenteIngevolge artikel 5 Pleegkinderenwet is het hoofd van het pleeggezin verplicht van de opneming van een pleegkind binnen ййn week schriftelijk kennis te geven aan burgemeester en wethouders van de gemeente van verblijf. §4. Beperkingen, arbeidsmarktaantekeningen en voorschriften4.1. BeperkingVerblijf ter adoptie De verblijfsvergunning voor verblijf ter adoptie wordt verleend onder de beperking Verblijf bij ¦ (naam aspirant-adoptiefouder). Verblijf als buitenlands pleegkind De verblijfsvergunning voor verblijf als buitenlands pleegkin wordt verleend onder de beperking Verblijf bij ¦ (naam pleegouder). 4.2. ArbeidsmarktaantekeningIngevolge het bepaalde in artikel 4.21, vierde lid, Vb, wordt op het verblijfsdocument aangegeven of het de vreemdeling is toegestaan arbeid te verrichten en of voor deze arbeid ingevolge de Wav een TWV is vereist. Op het verblijfsdocument van het kind wordt dezelfde arbeidsmarktaantekening geplaatst als op het verblijfsdocument van de hoofdpersoon. Indien de hoofdpersoon de Nederlandse nationaliteit bezit, wordt als arbeidsmarktaantekening geplaatst Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist. 4.3. VoorschriftAan de verblijfsvergunning wordt als voorschrift verbonden voldoende verzekerd te zijn tegen ziektekosten, met inbegrip van kosten verbonden aan opname en verpleging in een sanatorium of een psychiatrische inrichting. §5. Geldigheidsduur van de verblijfsvergunningDe verblijfsvergunning krijgt dezelfde geldigheidsduur als de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd van de hoofdpersoon. Indien de hoofdpersoon een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft of Nederlander is, bedraagt de geldigheidsduur vijf jaren (zie artikel 3.58 Vb). Indien de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding wordt dat ingevolge artikel 3.26 Vb niet tegengeworpen. |
|
Adres:
Hogehilweg 19 1101 CB Amsterdam The Netherlands E-mail:
contact@bl-consultancy.com |