Hoofdstuk 5. Vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelenHoofdstuk 5. Vrijheidsbeperkende en vrijheidsontnemende maatregelen Artikel 5.1Indien de korpschef of de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee de bevoegdheid, bedoeld in artikel 50, vierde lid, van de Wet, mandateert, doet hij dat niet dan aan een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen, die tevens hulpofficier van justitie is. Artikel 5.21. De ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek en de ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst die daartoe bevoegd zijn, kunnen de maatregel van beperking van vrijheid van beweging, bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Wet, opleggen, wijzigen of opheffen. 2. De korpschef van het regionale politiekorps van de gemeente waar de vreemdeling woon- of verblijfplaats heeft, kan de maatregel van beperking van vrijheid van beweging, bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Wet in spoedeisende gevallen opleggen. 3. Indien de korpschef van deze bevoegdheid ondermandaat verleent, doet hij dat niet dan aan een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen, die tevens hulpofficier van justitie is. Artikel 5.31. De maatregel, bedoeld in artikel 59 van de Wet, wordt opgelegd door de ambtenaar bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet die tevens hulpofficier van justitie is. 2. De maatregel, bedoeld in artikel 59 van de Wet, wordt gewijzigd en opgeheven door de ambtenaar van Dienst Terugkeer en Vertrek, die daartoe bevoegd is, of door de ambtenaar bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Wet die tevens hulpofficier van justitie is. Artikel 5.4De ambtenaar van de Dienst Terugkeer en Vertrek en de hulpofficier van justitie die bevoegd is tot inbewaringstelling, zijn bevoegd tot het nemen van het besluit, bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, van het Besluit en tot het doen van de kennisgeving, bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, van het Besluit. |
|
Adres:
Hogehilweg 19 1101 CB Amsterdam The Netherlands E-mail:
contact@bl-consultancy.com |