Hoofdstuk 7. Algemene en slotbepalingenHoofdstuk 7. Algemene en slotbepalingen Artikel 7.11. Het bestuursorgaan of orgaan als bedoeld in artikel 107 van de Wet, dat de Minister met toepassing van artikel 8.1, derde lid, van het Besluit vraagt om onverwijld nadere gegevens over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling te verstrekken, maakt daarvoor gebruik van het formulier van het in bijlage 17a bij deze regeling aangeduide model. Op dit formulier wordt tevens aangegeven om welke reden onduidelijkheid bestaat over de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling. 2. De verstrekking van de nadere gegevens over de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling aan de in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan, vindt plaats door gebruikmaking van het formulier van het in bijlage 17b bij deze regeling aangeduide model. 3. Bij het vragen van gegevens omtrent de toekenning of beлindiging van een verstrekking, voorziening, uitkering, ontheffing of vergunning bij het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan of orgaan op grond van artikel 8.2, eerste lid, van het Besluit, wordt gebruik gemaakt van het formulier van het in bijlage 17c van deze regeling aangeduide model. 4. Het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan of orgaan dat de Minister desgevraagd of uit eigen beweging op grond van artikel 8.2, tweede of derde lid, van het Besluit, gegevens verstrekt omtrent de toekenning of beлindiging van een verstrekking, voorziening, uitkering, ontheffing of vergunning, maakt daarvoor gebruik van het formulier van het in bijlage 17d bij deze regeling aangeduide model. Artikel 7.1a1. De verwerking van bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 107a, eerste lid, van de Wet is noodzakelijk: a. voor de beoordeling van het bij een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 14 en 20 van de Wet beoogde verblijfsdoel, voor de beoordeling van een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur alsmede voor de beoordeling van de algemene weigeringsgronden of intrekkingsgronden van de verblijfsvergunning en ambtshalve beoordelingen; b. voor het beoordelen van een aanvraag om een verblijfsvergunning als bedoeld in de artikelen 28 en 33 van de Wet, voor de beoordeling van een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur alsmede voor de beoordeling van de algemene weigeringsgronden of intrekking van de verblijfsvergunning en ambtshalve beoordelingen; c. voor het beoordelen van de gronden voor het ongewenst verklaren van een vreemdeling en de opheffing van de ongewenstverklaring; d. voor de beoordeling van de voorwaarden voor het verlenen van de toegang als bedoeld in artikel 2.1, 2.9 en 2.10 van het Besluit; e. voor de toepassing van vrijheidsbeperkende en -ontnemende maatregelen krachtens de artikelen 6, 56, 57, 58 en 59 van de Wet; f. voor de handhaving van de afschriftplicht van vervoerders als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van het Besluit; g. voor de beoordeling van de voorwaarden voor verblijf in de vrije termijn als bedoeld in de artikelen 3.2 en 3.3 van het Besluit; h. bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het uitzetten van een vreemdeling als bedoeld in 6.1 van het Besluit, daaronder begrepen de verwerking van bijzondere gegevens in het kader van de beoordeling of de uitzetting achterwege dient te blijven als bedoeld in artikel 64 van de Wet. 2. De bijzondere persoonsgegevens worden ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde doeleinden opgenomen in documenten die in een persoonsgebonden dossier en in een geautomatiseerd bestand worden neergelegd. De gegevens in het geautomatiseerde bestand worden gebruikt voor het opstellen van beschikkingen. Artikel 7.1b1. Voorzover de bijzondere persoonsgegevens zijn opgeslagen in een geautomatiseerd bestand, wordt dit bestand beveiligd tegen ongeautoriseerd gebruik door: a. het toekennen van autorisaties aan alleen die personen, die voor het uitoefenen van hun taak toegang tot de opgeslagen informatie moeten hebben; b. het bewaren van een reservebestand op een voor niet-geautoriseerde personen ontoegankelijke plaats. 2. De autorisaties als bedoeld in het eerste lid worden toegekend aan medewerkers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de ambtenaren, bedoeld in de artikelen 46 tot en met 48 van de Wet. 3. De verantwoordelijke stelt richtlijnen op voor het verwerken van bijzondere persoonsgegevens in het geautomatiseerde systeem. Artikel 7.1c1. Bijzondere persoongegevens als bedoeld in artikel 107a, eerste lid, van de Wet kunnen worden verstrekt aan de volgende derde personen en instanties: a. de Minister van Buitenlandse Zaken, voor het verrichten van onderzoek in het buitenland op verzoek van de Minister alsmede ten behoeve van de beoordeling van visumaanvragen; b. artsen, voor het beoordelen van de gezondheidstoestand van de vreemdeling op basis van de door de vreemdeling ondertekende toestemmingsverklaring, alsmede de overdracht van medische gegevens van een vreemdeling in het kader van uitzetting. 2. De verstrekking van bijzondere persoonsgegevens aan de in het eerst lid genoemde personen geschiedt op geen andere wijze dan schriftelijk. Artikel 7.1dDe onverenigbare verwerking van bijzondere persoonsgegevens wordt op de volgende wijze tegengegaan: a. de toegang tot de gegevens in het persoonsgebonden dossier en het geautomatiseerde bestand is voorbehouden aan die personen, die voor het uitoefenen van hun taak, bedoeld in de artikelen 7.1a en 7.1c toegang tot de informatie moeten hebben; b. de verantwoordelijke stelt een Functionaris voor de Gegevensbescherming aan, die toeziet op de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens; c. de verantwoordelijke verricht integriteits- en kwaliteitsaudits ten aanzien van de verwerking van de persoonsgegevens en rapporteert deze aan de Functionaris voor de Gegevensbescherming. Artikel 7.21. De artikelen 3.1 en 3.2 zijn niet van toepassing op kinderen beneden de leeftijd van twaalf jaar, die bij een van hun ouders inwonen, indien in het aan deze ouder verstrekte document, bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.2, is aangetekend dat de hem verleende vergunning tot verblijf mede voor deze kinderen geldt. 2. Het document of de verklaring, afgegeven op grond van de Vreemdelingenwet blijft geldig tot de daarop aangegeven datum, dan wel tot de vervanging van dat document door een document afgegeven op grond van de Wet. Artikel 7.3Het Voorschrift Vreemdelingen wordt ingetrokken. Artikel 7.4Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet in werking treedt. Artikel 7.5Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel: Voorschrift Vreemdelingen 2000. 's-Gravenhage, 18 december 2000 De Staatssecretaris van Justitie, |
|
Adres:
Hogehilweg 19 1101 CB Amsterdam The Netherlands E-mail:
contact@bl-consultancy.com |