Hoofdstuk 7. Belastingheffing van buitenlandse belastingplichtigenHoofdstuk 7. Belastingheffing van buitenlandse belastingplichtigen Afdeling 7.1. Nederlands inkomenArtikel 7.1. Nederlands inkomenTen aanzien van de buitenlandse belastingplichtige wordt de inkomstenbelasting geheven over het door hem in het kalenderjaar genoten: a. belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland; b. belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap en c. belastbare inkomen uit sparen en beleggen in Nederland. Afdeling 7.2. Belastbaar inkomen uit werk en woningArtikel 7.2. Belastbaar inkomen uit werk en woning1. Het belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland is het inkomen uit werk en woning in Nederland verminderd met de verliezen uit werk en woning, berekend overeenkomstig de regels van hoofdstuk 3. 2. Het inkomen uit werk en woning in Nederland is het gezamenlijke bedrag van: a. de belastbare winst uit Nederlandse onderneming, dat is de belastbare winst, bedoeld in de artikelen 3.2 en 3.3 uit een onderneming die, of het gedeelte van een onderneming dat wordt gedreven met behulp van een vaste inrichting in Nederland of een vaste vertegenwoordiger in Nederland (Nederlandse onderneming); b. het belastbaar loon ter zake van het in Nederland verrichten of hebben verricht van arbeid; c. het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in Nederland; d. de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen voorzover de daarvoor betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking zijn genomen of voortkomen uit pensioenregelingen voorzover de daarvoor betaalde premies ten laste van de belastbare winst van een Nederlandse onderneming zijn gebracht, waarbij met het in aanmerking nemen van negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen op grond van artikel 3.133, tweede lid, onderdelen h of j, of artikel 3.136, dan wel in de periode van buitenlandse belastingplicht, geen rekening wordt gehouden; e. de rechten op periodieke uitkeringen en verstrekkingen van publiekrechtelijke aard van of namens een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon; f. de belastbare inkomsten uit eigen woning in Nederland, verminderd met de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld; g. de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen, en h. de negatieve persoonsgebonden aftrek. 3. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel a, worden de werkzaamheden in Nederland verricht in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep door een inwoner van een niet-verdragsland die ingevolge een overeenkomst van korte duur als musicus of anderszins als artiest optreedt dan wel als beroep een tak van sport beoefent, steeds aangemerkt als een vaste inrichting in Nederland. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, is artikel 1.2, derde lid, onderdeel b, niet van toepassing en wordt onder werkzaamheid in Nederland mede verstaan het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen als bedoeld in de artikelen 3.91 en 3.92 aan het in Nederland gevestigde deel van een onderneming, werkzaamheid of vennootschap alsmede het houden van aandelen, vorderingen of rechten als bedoeld in artikel 3.92b of het hebben van schulden als bedoeld in artikel 3.92b indien de voordelen die daarmee worden behaald naar moet worden aangenomen mede een beloning beogen te zijn voor werkzaamheden verricht in Nederland. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel b, wordt onder het in Nederland verrichten of hebben verricht van arbeid niet begrepen het verrichten of hebben verricht van arbeid als zodanig door een artiest of sportbeoefenaar die inwoner is van een verdragsland en niet in dienstbetrekking staat tot een inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel c, worden onder werkzaamheden in Nederland niet begrepen de werkzaamheden als zodanig van een artiest of sportbeoefenaar die inwoner is van een verdragsland. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een verdragsland verstaan een land waarmee de Staat der Nederlanden een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten alsmede de Nederlandse Antillen en Aruba, en onder een niet-verdragsland alle overige landen. 4. Indien de berekening van het inkomen uit werk en woning in Nederland leidt tot een negatief bedrag wordt dit aangemerkt als een verlies uit werk en woning in Nederland. De verrekening van dit verlies vindt plaats overeenkomstig de regels van afdeling 3.13. 5. Verliezen uit werk en woning zijn de verliezen uit werk en woning die betrekking hebben op jaren waarin de buitenlandse belastingplichtige binnenlands belastingplichtig was en de verliezen uit werk en woning in Nederland. 6. In Nederland gelegen onroerende zaken, daaronder begrepen rechten die samenhangen met de exploratie en exploitatie van in Nederland aanwezige natuurlijke rijkdommen waaronder ook wordt gerekend de opwekking van energie uit het water, de stromen en de winden, of rechten waaraan deze zijn onderworpen, die tot het vermogen van een onderneming behoren, behoren tot het vermogen van een Nederlandse onderneming. 7. De gedeeltelijk buiten Nederland vervulde dienstbetrekking voor een inhoudingsplichtige in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, wordt geacht geheel in Nederland te zijn vervuld. De eerste volzin vindt geen toepassing voorzover het loon uit die dienstbetrekking met inachtneming van de Belastingregeling voor het Koninkrijk of verdragen waarbij de Staat der Nederlanden partij is, feitelijk is onderworpen aan een belasting naar het inkomen die door of vanwege een andere mogendheid wordt geheven. De eerste volzin vindt evenmin toepassing indien de dienstbetrekking nagenoeg geheel buiten Nederland wordt vervuld en het loon is onderworpen aan een belasting naar het inkomen die door een andere mogendheid wordt geheven en het loon niet op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of op grond van enige andere regel van interregionaal of internationaal recht in feite slechts in Nederland aan een belasting naar het inkomen is onderworpen. De buiten Nederland vervulde functie van bestuurder of commissaris van een in Nederland gevestigd lichaam, alsmede de dienstbetrekking bij een Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersoon dan wel de dienstbetrekking waarbij in het kader van een uitzending op het grondgebied van een andere mogendheid werkzaamheden zijn of worden verricht op grond van een verdrag waarbij de Staat der Nederlanden partij is, worden steeds geacht in Nederland te zijn vervuld. 8. a. Tot belastbaar loon wordt gerekend de waarde in het economisch verkeer van opgebouwde aanspraken uit een pensioenregeling indien de verplichtingen volgens de pensioenregeling waarop die aanspraken berusten geheel of gedeeltelijk zijn ondergebracht bij een ander lichaam dan bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen a, b, d, e en f van de Wet op de loonbelasting 1964. Tot de waarde in het economische verkeer wordt niet gerekend het met pensioenpremies behaalde rendement over een periode waarin de belastingplichtige geen binnenlands belastingplichtige is geweest. b. Indien onderdeel a toepassing vindt met betrekking tot de waarde van aanspraken die eerder op grond van: 1В°. onderdeel a in het Nederlandse inkomen uit werk en woning is begrepen, wordt, onder bij ministeriлle regeling te stellen voorwaarden, dat inkomen met die waarde van de aanspraken verlaagd. De inspecteur vermindert dienovereenkomstig de conserverende aanslag bij voor bezwaar vatbare beschikking. Rechtsmiddelen tegen deze beschikking kunnen uitsluitend betrekking hebben op de grootte van de vermindering; 2В°. artikel 3.83 in het belastbare inkomen uit werk en woning is begrepen, wordt, voorzover de belasting ter zake van die aanspraken is voldaan, dat inkomen met die waarde van de aanspraken verlaagd en de eerder opgelegde conserverende aanslag door de inspecteur verminderd bij voor bezwaar vatbare beschikking. Rechtsmiddelen tegen deze beschikking kunnen uitsluitend betrekking hebben op de grootte van de vermindering. c. Indien artikel 19b van de Wet op de loonbelasting 1964 toepassing heeft gevonden wordt het belastbaar loon verminderd met de waarde van de aanspraken die zijn gerekend tot het loon met toepassing van artikel 3.83 dan wel met toepassing van onderdeel a, voorzover de belasting ter zake van de waarde van die aanspraken is voldaan. d. Op verzoek van de belastingplichtige wordt, indien de waarde van aanspraken op grond van onderdeel a is begrepen in het Nederlandse inkomen uit werk en woning van een vorig kalenderjaar, en 1В°. wordt voldaan aan de voorwaarden voor uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990, en 2В°. de verplichtingen waarop de aanspraken berusten geheel zijn ondergebracht bij een verzekeraar als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen a, b, d, e of f, van de Wet op de loonbelasting 1964, het Nederlandse inkomen uit werk en woning van dat vorige kalenderjaar met die waarde van de aanspraken verlaagd. De inspecteur vermindert dienovereenkomstig de conserverende aanslag over dat jaar bij voor bezwaar vatbare beschikking. Rechtsmiddelen tegen deze beschikking kunnen uitsluitend betrekking hebben op de grootte van de vermindering. e. De waarde van de opgebouwde aanspraken wordt verminderd met de waarde van de aanspraken die niet ten laste zijn gekomen van Nederlands belastbaar inkomen uit werk en woning. 9. Het bedrag van de belastbare periodieke uitkeringen uit een aanspraak wordt verminderd met de ter zake van die aanspraak in aanmerking genomen negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen voorzover de belasting die is verschuldigd over die negatieve uitgaven is voldaan. 10. Bij een aanspraak op periodieke uitkeringen vindt artikel 3.133, tweede lid, onderdelen h en j, alleen toepassing indien door de buitenlandse belastingplichtige in het kalenderjaar ter zake van de aanspraak premie is voldaan die als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking is genomen. De vorige volzin geldt bij onderdeel h niet voor het jaar van de in dat onderdeel bedoelde overgang van de lijfrenteverplichtingen. 11. Het bij een buitenlandse belastingplichtige op grond van artikel 3.133, tweede lid, onderdelen h of j, in aanmerking te nemen bedrag aan negatieve uitgaven wordt in de bij ministeriлle regeling te bepalen gevallen en onder de in die regeling te stellen voorwaarden, verminderd met de negatieve uitgaven die bij hem ter zake van dezelfde aanspraken op grond van artikel 3.136 in aanmerking zijn genomen. 12. Voorzover bij een buitenlandse belastingplichtige de negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen die op grond van artikel 3.133, tweede lid, onderdelen h of j, in aanmerking worden genomen, eveneens zijn begrepen in het belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van een vorig kalenderjaar, wordt, onder bij ministeriлle regeling te stellen voorwaarden, het belastbaar inkomen uit werk en woning in Nederland van dat vorig kalenderjaar met die daarin begrepen negatieve uitgaven verlaagd. De verlaging vindt plaats door vermindering van de aanslag over dat jaar bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Rechtsmiddelen tegen deze beschikking kunnen uitsluitend betrekking hebben op de grootte van de vermindering. 13. Voor de toepassing van het tweede lid wordt een niet in Nederland wonende natuurlijke persoon die deel uitmaakt van een buitenlands gezelschap als bedoeld in artikel 5b van de Wet op de loonbelasting 1964, geacht een evenredig deel, gerelateerd aan het aantal leden van het gezelschap, te hebben genoten van de door het gezelschap voor het optreden of de sportbeoefening ontvangen gage, bedoeld in artikel 35g van de Wet op de loonbelasting 1964, behoudens voorzover hij aannemelijk maakt dat hij een ander deel van de gage heeft genoten. 14. Tot het belastbaar loon ter zake van het in Nederland verrichten of hebben verricht van arbeid worden gerekend: 1В°. uitkeringen op grond van artikel 14 of 15 van het Besluit van het Europees Parlement nr. 2005/684/EG, Euratom, van 28 september 2005 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PbEU L 262/I), aan een in Nederland gekozen lid of voormalig lid van het Europees Parlement; 2В°. uitkeringen op grond van artikel 17 van het onder 1° bedoelde Besluit aan de echtgenoot of partner van een in Nederland gekozen lid of voormalig lid van het Europees Parlement; 3В°. uitkeringen op grond van artikel 17 van het onder 1° bedoelde Besluit aan de ten laste van een in Nederland gekozen lid of voormalig lid van het Europees Parlement komende kinderen. 15. Tot het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in Nederland worden gerekend uitkeringen op grond van de artikelen 9 en 13 van het in het veertiende lid bedoelde Besluit aan een in Nederland gekozen lid of voormalig lid van het Europees Parlement. 16. De in het achtste lid, onderdelen b, c en e, bedoelde verlaging vindt mede plaats met de aanspraken en bijdragen, bedoeld in artikel 3.136, derde en vierde lid. Artikel 7.3. Vrijstelling internationaal verkeerTot het drijven van een Nederlandse onderneming behoort niet het vervoer te water of door de lucht van personen en zaken tussen plaatsen buiten Nederland en plaatsen in Nederland, en tussen plaatsen buiten Nederland onderling (vervoer in het internationaal verkeer), tenzij de leiding van de onderneming in Nederland is gevestigd. Artikel 7.4. Werkzaamheden buitengaatsWerkzaamheden die in het kader van een onderneming worden verricht gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 30 dagen in, op of boven het Noordzeewinningsgebied, vormen een Nederlandse onderneming. Het Noordzeewinningsgebied bestaat uit de territoriale zee van Nederland alsmede het buiten de territoriale zee onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, voorzover het Koninkrijk der Nederlanden daar op grond van het internationale recht rechten mag uitoefenen op het gebied van de exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen. Afdeling 7.3. Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belangArtikel 7.5. Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang1. Het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap is het inkomen uit een niet tot het vermogen van een onderneming behorend aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap, verminderd met de verliezen uit aanmerkelijk belang, berekend volgens de regels van hoofdstuk 4, met uitzondering van de in artikel 4.12 genoemde persoonsgebonden aftrek. Voor de toepassing van de eerste volzin is afdeling 4.2 van overeenkomstige toepassing. Voor de beoordeling van de vraag of er een aanmerkelijk belang is, is artikel 1.2, derde lid, onderdeel b, niet van toepassing. 2. Indien de berekening van het inkomen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap leidt tot een negatief bedrag wordt dit aangemerkt als een verlies uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap. De verrekening van dit verlies vindt plaats overeenkomstig de regels van afdeling 4.10. 3. Verliezen uit aanmerkelijk belang zijn de verliezen uit aanmerkelijk belang die betrekking hebben op jaren waarin de buitenlandse belastingplichtige binnenlands belastingplichtig was en de verliezen uit aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap. 4. Artikel 4.41, eerste lid, is niet van toepassing indien de vennootschap die de aandelen of winstbewijzen verwerft niet in Nederland is gevestigd. 5. Artikel 4.41, tweede en derde lid, is niet van toepassing indien en voorzover de verkrijgende vennootschap niet in Nederland is gevestigd. 6. Behoudens voor de toepassing van het vierde en vijfde lid, wordt een lichaam dat ten minste vijf jaar in Nederland gevestigd is geweest gedurende tien jaar na verplaatsing van de werkelijke leiding van het lichaam uit Nederland nog geacht in Nederland te zijn gevestigd. 7. Een verplaatsing van de werkelijke leiding van een vennootschap uit Nederland is een vervreemding van het aanmerkelijk belang. Artikel 7.6. Verkrijgingsprijs aanmerkelijk belang1. Als verkrijgingsprijs van aandelen en winstbewijzen die tot een aanmerkelijk belang behoren, geldt de waarde in het economische verkeer op het tijdstip waarop de binnenlandse belastingplicht in Nederland is geлindigd, indien bij de beлindiging van de binnenlandse belastingplicht van de belastingplichtige vervreemdingsvoordelen in aanmerking zijn genomen. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing na een vervreemding als bedoeld in artikel 7.5, zevende lid. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld inzake de verkrijgingsprijs indien artikel 26 van de Invorderingswet 1990 is toegepast. 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts regels worden gesteld inzake de verkrijgingsprijs van de aandelen of winstbewijzen die zijn verkregen van een natuurlijk persoon bij wie ter zake van die vervreemding te conserveren inkomen is genoten, indien artikel 26 van de Invorderingswet 1990 is toegepast. Afdeling 7.4. Belastbaar inkomen uit sparen en beleggenArtikel 7.7. Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen1. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in Nederland is het voordeel dat een belastingplichtige geniet uit sparen en beleggen in Nederland, berekend volgens de regels van hoofdstuk 5, met uitzondering van de in artikel 5.1 genoemde persoonsgebonden aftrek. Het voordeel uit sparen en beleggen in Nederland wordt gesteld op 4% (forfaitair rendement) van het gemiddelde van de rendementsgrondslag in Nederland aan het begin van het kalenderjaar (begindatum) en de rendementsgrondslag in Nederland aan het einde van het kalenderjaar (einddatum). 2. De rendementsgrondslag in Nederland is de waarde van de bezittingen in Nederland verminderd met de waarde van de schulden in verband met die bezittingen in Nederland. Bezittingen in Nederland zijn: a. in Nederland gelegen onroerende zaken; b. rechten die direct of indirect betrekking hebben op in Nederland gelegen onroerende zaken en c. rechten op aandelen in de winst van een onderneming waarvan de leiding in Nederland is gevestigd, voorzover zij niet voortspruiten uit effectenbezit of uit dienstbetrekking en zij niet op grond van de afdelingen 7.2 of 7.3 zijn belast. 3. Onder in Nederland gelegen onroerende zaken worden begrepen rechten die samenhangen met de exploratie of de exploitatie van in Nederland aanwezige natuurlijke rijkdommen. 4. Indien de belastingplichtige niet het gehele jaar belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in Nederland geniet, wordt bij de bepaling van het forfaitair rendement de begindatum vervangen door het latere tijdstip waarop de belastingplichtige aanvangt belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in Nederland te genieten, of wordt de einddatum vervangen door het eerdere tijdstip waarop de belastingplichtige ophoudt belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in Nederland te genieten. Daarbij wordt het percentage van 4 naar tijdsgelang herleid, waarbij gedeelten van maanden worden verwaarloosd. |
|
Adres:
Hogehilweg 19 1101 CB Amsterdam The Netherlands E-mail:
contact@bl-consultancy.com |