Hoofdstuk I. Inleidende bepalingenHoofdstuk I. Inleidende bepalingen WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Hoofdstuk I. Inleidende bepalingenArtikel 1In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. beleggingsmaatschappij: de rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt of heeft verkregen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen; b. beleggingsfonds: een niet in een rechtspersoon als bedoeld onder a ondergebracht vermogen waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen; c. beleggingsinstelling: beleggingsmaatschappij of beleggingsfonds; d. deelnemer: de aandeelhouder in een beleggingsmaatschappij danwel de deelgerechtigde in een ter collectieve belegging bijeengebracht vermogen; e. beheerder: de rechtspersoon die het beheer voert over één of meer beleggingsinstellingen; f. bewaarder: degene die belast is met de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling; g. effecten: 1. aandeelbewijzen, schuldbrieven, winst- en oprichtersbewijzen, optiebewijzen, warrants, en soortgelijke waardepapieren; 2. rechten van deelgenootschap, opties, rechten op overdracht op termijn van zaken, inschrijvingen in aandelen- en schuldregisters, en soortgelijke, al dan niet voorwaardelijke, rechten; 3. certificaten van waarden als hiervoor bedoeld; 4. recepissen van waarden als hiervoor bedoeld; h. deposito's: tegoeden bij kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, die onmiddellijk kunnen worden opgevraagd en waarvan de rentetermijn ten hoogste twaalf maanden bedraagt; i. Onze Minister: Onze minister van Financiën; j. richtlijn: richtlijn nr. 85/611/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PbEG L 375) zoals deze is gewijzigd bij richtlijn nr. 2001/107/EG van de Raad van de Europese Unie van 21 januari 2002 (PbEG L41/20) en bij richtlijn nr. 2001/108/EG van de Raad van de Europese Unie van 21 januari 2002 (PbEG L41/35); k. lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; l. groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijk persoon, rechtspersoon of vennootschap: 1°. via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of 2°. in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie, die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep; m. lidstaat van herkomst: de lidstaat waar de statutaire zetel van de beheerder, of van de beleggingsmaatschappij zonder beheerder, is gevestigd; n. lidstaat van ontvangst: de lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is van een beleggingsinstelling of van een beheerder, en waar de rechten van deelneming in die beleggingsinstelling worden verhandeld; o. bijkantoor: een of meer onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een beheerder of een beleggingsmaatschappij die in een andere lidstaat is onderscheidenlijk zijn gevestigd dan die waar de beheerder is gevestigd; p. effecteninstelling: een effecteninstelling als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder i, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995; q. kredietinstelling: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wet toezicht kredietwezen 1992; r. verzekeraar: een verzekeraar met zetel in een andere lidstaat dan Nederland, die in het bezit is van een vergunning die overeenkomt met de in artikel 24, eerste lid van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 bedoelde vergunning; s. reclame-uitingen: iedere vorm van informatieverstrekking door, namens of mede namens een beheerder, gericht op consumenten, die dient ter aanprijzing of een wervend karakter kent ter zake van gelden of andere goederen ter deelneming in een beleggingsinstelling dan wel ter zake van rechten van deelneming in een dergelijke beleggingsinstelling. Artikel 2Geen effecten in de zin van deze wet zijn: a. waarden welke uitsluitend het karakter van betaalmiddel dragen; b. appartementsrechten. Artikel 31. De bepalingen van deze wet en de daarop berustende bepalingen ten aanzien van een beleggingsinstelling die een beleggingsfonds is, zijn gericht tot de beheerder. 2. De bepalingen van deze wet en de daarop berustende bepalingen met betrekking tot de beheerder zijn van overeenkomstige toepassing op de beleggingsmaatschappij die geen aparte beheerder heeft, met uitzondering van de artikelen 6, tweede en vierde lid, 13b en 17b. |
|
Adres:
Hogehilweg 19 1101 CB Amsterdam The Netherlands E-mail:
contact@bl-consultancy.com |