Hoofdstuk V. Bezwaar en beroepHoofdstuk V. Bezwaar en beroep Afdeling 1. BezwaarArtikel 22jIn afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het instellen van bezwaar aan: a. met ingang van de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vууr de dag van de bekendmaking, dan wel b. met ingang van de dag na die van de voldoening of de inhouding onderscheidenlijk de afdracht. Artikel 23[Vervallen per 01-01-2005] Artikel 24[Vervallen per 01-01-2005] Artikel 24a1. Hij die bezwaar heeft tegen meer dan ййn belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking kan daartegen bezwaar maken bij ййn bezwaarschrift. 2. Indien de bedragen van een belastingaanslag en van een voor bezwaar vatbare beschikking waarbij een bestuurlijke boete wordt opgelegd op ййn aanslagbiljet zijn vermeld, wordt een bezwaarschrift tegen de belastingaanslag geacht mede te zijn gericht tegen de boete, tenzij uit het bezwaarschrift het tegendeel blijkt. 3. Indien artikel 30j, tweede lid, eerste volzin, van toepassing is, wordt de heffingsrente voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep geacht onderdeel uit te maken van de belastingaanslag. 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de revisierente, bedoeld in artikel 30i, het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en de betalingskorting, bedoeld in artikel 27a van de Invorderingswet 1990. Artikel 251. In afwijking van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de belanghebbende gehoord op zijn verzoek. 2. Indien omstandigheden daartoe nopen, kan het horen geschieden in afwijking van artikel 7:5 van de Algemene wet bestuursrecht. 3. Indien het bezwaar is gericht tegen een aanslag, een navorderingsaanslag, een naheffingsaanslag of een beschikking, met betrekking tot welke: a. de vereiste aangifte niet is gedaan; of b. niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 41, 47, 47a, 49, 52, alsmede aan de verplichtingen ingevolge artikel 53, eerste, tweede en derde lid, voorzover het verplichtingen van administratieplichtigen betreft ten behoeve van de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen, wordt bij de uitspraak op het bezwaarschrift de belastingaanslag of de beschikking gehandhaafd, tenzij gebleken is dat en in hoeverre de belastingaanslag of de beschikking onjuist is. De vorige volzin vindt geen toepassing voor zover het bezwaar is gericht tegen een vergrijpboete. 4. Indien bezwaar is gemaakt tegen meer dan ййn belastingaanslag of voor bezwaar vatbare beschikking, kan de inspecteur de uitspraken vervatten in ййn geschrift. Artikel 25a1. In afwijking in zoverre van het overigens bij of krachtens deze wet en de Algemene wet bestuursrecht bepaalde, zijn met betrekking tot in het tweede lid bedoeld massaal bezwaar de volgende bepalingen van toepassing. 2. Indien naar het oordeel van Onze Minister een groot aantal bezwaren is gericht tegen de beslissing op eenzelfde rechtsvraag, al dan niet met accessoire kwesties die zich lenen voor niet-individuele afdoening (de rechtsvraag), kan hij die bezwaren aanwijzen als massaal bezwaar. Hij doet dit voor bezwaren die alleen de rechtsvraag betreffen, waarop nog geen uitspraak is gedaan en die zijn ingediend tot en met de dag voorafgaande aan de dag waarop de in het zevende lid bedoelde collectieve uitspraak terzake is gedaan, dan wel de dag voorafgaande aan de dag waarop de in het elfde lid eerstbedoelde uitspraak onherroepelijk wordt. Onze Minister zendt een afschrift van de aanwijzing aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 3. Bij de aanwijzing als massaal bezwaar zondert Onze Minister een of meer bezwaren uit met het oog op beantwoording van de rechtsvraag door de administratieve rechter in belastingzaken. 4. Bij de aanwijzing als massaal bezwaar wijst Onze Minister de inspecteur aan die de in het zevende lid bedoelde collectieve uitspraak zal doen. 5. De aanwijzing als massaal bezwaar treedt in werking vier weken na de toezending van het afschrift ervan aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De aanwijzing vervalt indien binnen die vier weken de Tweede Kamer besluit zich niet met de aanwijzing te kunnen verenigen. De inspecteur doet gedurende die vier weken geen uitspraak op de bezwaren die Onze Minister als massaal bezwaar heeft aangewezen. Indien de aanwijzing door een besluit van de Tweede Kamer vervalt, wordt de termijn voor het doen van uitspraak op de desbetreffende bezwaarschriften verlengd met vier weken. 6. De belanghebbende wordt ter zake van een als massaal bezwaar aangewezen bezwaar niet gehoord. 7. Indien inzake de in het derde lid bedoelde uitgezonderde bezwaren het standpunt van de belanghebbenden ter zake van de rechtsvraag bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak geheel is afgewezen, beslist de aangewezen inspecteur binnen zes weken na het onherroepelijk worden van de laatste van die uitspraken door middel van ййn uitspraak op alle als massaal bezwaar aangewezen bezwaren (collectieve uitspraak). Als massaal bezwaar aangewezen bezwaren worden steeds geacht ontvankelijk te zijn. 8. De collectieve uitspraak wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. 9. Tegen een collectieve uitspraak kan geen beroep worden ingesteld. Op verzoek van de belanghebbende vervangt de te zijnen aanzien bevoegde inspecteur de collectieve uitspraak door een individuele uitspraak. Het verzoek wordt niet ingewilligd indien het onredelijk laat is gedaan. 10. Beroep tegen de individuele uitspraak kan slechts de rechtsvraag betreffen. 11. Indien inzake een in het derde lid bedoeld uitgezonderd bezwaar bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak geheel of gedeeltelijk aan het standpunt van de belanghebbende ter zake van de rechtsvraag is tegemoetgekomen, verliezen de desbetreffende bezwaren de status van massaal bezwaar. 12. Indien de inspecteur voordat de collectieve uitspraak is gedaan uitspraak doet op een bezwaar dat meer omvat dan de rechtsvraag, beslist hij op de rechtsvraag in het nadeel van de belanghebbende. Indien de in het elfde lid eerstbedoelde uitspraak daartoe aanleiding geeft, komt de inspecteur alsnog aan het bezwaar inzake de rechtsvraag tegemoet. 13. Indien de in het elfde lid eerstbedoelde uitspraak daartoe aanleiding geeft, herziet de inspecteur de in artikel 26, eerste lid, bedoelde besluiten waarbij de rechtsvraag onjuist is beantwoord, voorzover bezwaren daartegen op de voet van het tweede lid zouden hebben geleid tot aanwijzing als massaal bezwaar. Herziening vindt niet plaats indien de rechtshandeling onherroepelijk was ten tijde van de aanwijzing als massaal bezwaar of indien de onjuiste beantwoording van de rechtsvraag bij het verrichten van de rechtshandeling de inspecteur ter kennis komt na het verstrijken van vijf jaren na de in de eerste volzin bedoelde rechterlijke uitspraak. De herziening geschiedt bij voor bezwaar vatbare beschikking binnen een jaar nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden dan wel, indien dat later is, de onjuiste beantwoording van de rechtsvraag bij het verrichten van de desbetreffende rechtshandeling de inspecteur bekend is geworden. Bezwaar en beroep tegen de beschikking kan slechts de rechtsvraag betreffen. Artikel 25b is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de naar het oordeel van de inspecteur meest gerede partij. Artikel 25b1. Een uit een uitspraak van de inspecteur voortvloeiende teruggaaf van ingehouden of op aangifte afgedragen belasting wordt verleend aan degene die het bezwaarschrift heeft ingediend. 2. Indien zowel de inhoudingsplichtige als degene van wie is ingehouden ter zake van dezelfde feiten een bezwaarschrift heeft ingediend, wordt, indien uit een uitspraak terzake een teruggaaf voortvloeit, die teruggaaf uitsluitend verleend aan degene van wie is ingehouden. Afdeling 2. Beroep bij de rechtbankArtikel 261. In afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het betreft: a. een belastingaanslag, daaronder begrepen de in artikel 15 voorgeschreven verrekening, of b. een voor bezwaar vatbare beschikking. 2. De voldoening of afdracht op aangifte, dan wel de inhouding door een inhoudingsplichtige, van een bedrag als belasting wordt voor de mogelijkheid van beroep gelijkgesteld met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. De wettelijke voorschriften inzake bezwaar en beroep tegen zodanige beschikking zijn van overeenkomstige toepassing, voorzover de aard van de voldoening, de afdracht of de inhouding zich daartegen niet verzet. Artikel 26a1. In afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het beroep slechts worden ingesteld door: a. de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd; b. de belanghebbende die de belasting op aangifte heeft voldaan of afgedragen of van wie de belasting is ingehouden, of c. degene tot wie de voor bezwaar vatbare beschikking zich richt. 2. Het beroep kan mede worden ingesteld door degene van wie inkomens- of vermogensbestanddelen zijn begrepen in het voorwerp van de belasting waarop de belastingaanslag of de voor bezwaar vatbare beschikking betrekking heeft. 3. De inspecteur stelt de in het eerste of het tweede lid bedoelde belanghebbende desgevraagd op de hoogte van de gegevens met betrekking tot de belastingaanslag of de beschikking voorzover deze gegevens voor het instellen van beroep of het maken van bezwaar redelijkerwijs van belang kunnen worden geacht. Artikel 26b1. Hij die beroep instelt tegen meer dan ййn uitspraak kan dat doen bij ййn beroepschrift. 2. Artikel 24a, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 26cIn afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht vangt de termijn voor het instellen van beroep aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak van de inspecteur, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vууr de dag van de bekendmaking. Artikel 27Voor de toepassing van artikel 8:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht treden de rechtbanken te Leeuwarden, Arnhem, Haarlem, -Gravenhage en Breda in de plaats van de andere rechtbanken in hun ressort. Artikel 27aIndien het beroep is gericht tegen het niet tijdig doen van een uitspraak door de inspecteur, kan de rechtbank bepalen dat hoofdstuk VIII, afdeling 2, gedurende een daarbij te bepalen termijn van toepassing blijft. Artikel 27b1. Het griffierecht bedraagt, in afwijking van artikel 8:41, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht: a. 41 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een ander besluit dan een besluit als bedoeld in onderdeel b; b. 150 indien door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld tegen een besluit met betrekking tot de toepassing van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, de Wet op de accijns, de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten of de Wet belastingen op milieugrondslag; c. 298 indien anders dan door een natuurlijke persoon beroep is ingesteld. 2. De in het eerste lid genoemde bedragen kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Artikel 27cArtikel 8:62 van de Algemene wet bestuursrecht is slechts van toepassing voorzover het beroep is gericht tegen een uitspraak waarbij een bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk is gehandhaafd. In andere gevallen heeft het onderzoek ter zitting plaats met gesloten deuren, maar kan de rechtbank bepalen dat het onderzoek openbaar is, voorzover de belangen van partijen daardoor niet worden geschaad. Artikel 27dIn afwijking van artikel 8:67, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor verdaging van de mondelinge uitspraak ten hoogste twee weken. Artikel 27eIndien: a. de vereiste aangifte niet is gedaan; of b. niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge de artikelen 41, 47, 47a, 49, 52 , alsmede aan de verplichtingen ingevolge artikel 53, eerste, tweede en derde lid, voorzover het verplichtingen van administratieplichtigen betreft ten behoeve van de heffing van de belasting waarvan de inhouding aan hen is opgedragen; verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is. De vorige volzin vindt geen toepassing, voor zover het beroep is gericht tegen een vergrijpboete. Artikel 27f1. Een uit een uitspraak van de rechtbank voortvloeiende teruggaaf van ingehouden of op aangifte afgedragen belasting wordt verleend aan degene die het beroep heeft ingesteld. 2. Indien zowel de inhoudingsplichtige als degene van wie is ingehouden ter zake van dezelfde feiten beroep heeft ingesteld, wordt, indien uit een uitspraak terzake een teruggaaf voortvloeit, die teruggaaf uitsluitend verleend aan degene van wie is ingehouden. Artikel 27g1. In afwijking van artikel 8:79, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de verstrekking overeenkomstig die bepaling van afschriften of uittreksels aan anderen dan partijen met machtiging van de rechtbank. 2. Met betrekking tot schriftelijke uitspraken blijft de machtiging, bedoeld in het eerste lid, slechts achterwege indien op een voor de uitspraak gedaan verzoek van een der partijen de rechtbank oordeelt dat ook na anonimisering de geheimhouding van persoonlijke en financiлle gegevens onvoldoende wordt beschermd en bovendien het belang van de openbaarheid van de rechtspraak niet opweegt tegen dit belang. Afdeling 3. Hoger beroep bij het gerechtshofArtikel 27h1. De belanghebbende die bevoegd was beroep bij de rechtbank in te stellen en de inspecteur kunnen bij het gerechtshof hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht en tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:86 van die wet. 2. Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen: a. een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; b. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:54a van die wet; c. een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van die wet; d. een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van die wet; e. een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, in verband met artikel 8:84, vierde lid, van die wet. 3. Tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de in het eerste lid bedoelde uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegen: a. een tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht; of b. een andere beslissing van de rechtbank. 4. De artikelen 24a, tweede lid, 26a, derde lid, en 26b, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing. 5. De werking van de uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep onherroepelijk is beslist. De eerste volzin geldt niet indien de uitspraak een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit betreft. Artikel 27i1. De griffier doet van het ingestelde hoger beroep zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier van de rechtbank die de uitspraak heeft gedaan. 2. De griffier van de rechtbank, bedoeld in het eerste lid, zendt de gedingstukken met vier afschriften van het proces-verbaal van de zitting, voorzover dit op de zaak betrekking heeft, en vier afschriften van de uitspraak binnen een week na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde mededeling aan de griffier van het gerechtshof. Artikel 27j1. Op het hoger beroep is hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht, met uitzondering van afdeling 8.1.1 en de artikelen 8:10, 8:41, 8:74 en 8:82, van overeenkomstige toepassing, voorzover in deze afdeling niet anders is bepaald. 2. De artikelen 27c, 27d, 27e, 27f en 27g zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 27k1. De zaken die bij het gerechtshof aanhangig worden gemaakt, worden in behandeling genomen door een meervoudige kamer. 2. Indien een zaak naar het oordeel van de meervoudige kamer geschikt is voor verdere behandeling door ййn rechter, kan zij deze verwijzen naar een enkelvoudige kamer. 3. Indien een zaak naar het oordeel van de enkelvoudige kamer ongeschikt is voor behandeling door ййn rechter, verwijst zij deze naar een meervoudige kamer. 4. Verwijzing kan geschieden in elke stand van het geding. Een verwezen zaak wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt. Artikel 27l1. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier van het gerechtshof een griffierecht geheven. Indien het een beroepschrift ter zake van twee of meer samenhangende uitspraken betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. In dat geval bedraagt het griffierecht het hoogste op grond van het tweede lid verschuldigde bedrag. 2. Het griffierecht bedraagt: a. 111 indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak inzake een ander besluit dan een besluit als bedoeld in onderdeel b; b. 224 indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak inzake een besluit als bedoeld in artikel 27b, eerste lid, onderdeel b; c. 448 indien anders dan door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld. 3. Indien de inspecteur hoger beroep heeft ingesteld en de uitspraak van de rechtbank in stand blijft, wordt van de Staat een griffierecht geheven van 448. 4. Artikel 8:41, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. 5. De in het tweede en derde lid genoemde bedragen kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd voorzover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Artikel 27m1. De andere partij dan de partij die het hoger beroep heeft ingesteld, kan bij haar verweerschrift incidenteel hoger beroep instellen. 2. De partij die het hoger beroep heeft ingesteld, wordt in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van het verweerschrift het incidentele hoger beroep te beantwoorden. 3. Het gerechtshof kan de in het tweede lid bedoelde termijn verlengen. Artikel 27n1. Van de verzoeker om een voorlopige voorziening wordt door de griffier een griffierecht geheven. Artikel 27l, eerste lid, tweede en derde volzin, tweede en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing. 2. Artikel 8:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken bedraagt. De voorzieningenrechter kan een kortere termijn stellen. 3. Indien een verzoek wordt ingetrokken omdat de inspecteur, onderscheidenlijk de belanghebbende tot wie het bestreden besluit is gericht, aan de voorzieningenrechter schriftelijk heeft medegedeeld de uitvoering van het bestreden besluit hangende de procedure met betrekking tot de hoofdzaak op te schorten dan wel de gevraagde voorlopige maatregelen te zullen nemen, wordt het betaalde griffierecht door de griffier terugbetaald. In de overige gevallen kan de Staat, indien het verzoek wordt ingetrokken, het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoeden. 4. De uitspraak kan inhouden dat het betaalde griffierecht door de Staat geheel of gedeeltelijk wordt vergoed. 5. Indien het verzoek is gedaan door de inspecteur en het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht door de griffier aan de Staat geheel of gedeeltelijk wordt terugbetaald. 6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een verzoek om voorlopige voorziening dat wordt gedaan nadat een verzoek om herziening is gedaan. Artikel 27oHet gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, hetzij met overneming, hetzij met verbetering van de gronden, of doet, met gehele of gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak, hetgeen de rechtbank had behoren te doen. Artikel 27p1. Indien het gerechtshof de uitspraak van de rechtbank geheel of gedeeltelijk vernietigt, houdt de uitspraak tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht door de Staat wordt vergoed. 2. In de overige gevallen kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht door de Staat geheel of gedeeltelijk wordt vergoed. Artikel 27q1. Het gerechtshof wijst de zaak terug naar de rechtbank die deze in eerste instantie heeft behandeld, indien: a. de rechtbank haar onbevoegdheid of de niet-ontvankelijkheid van het beroep heeft uitgesproken en het gerechtshof deze uitspraak vernietigt met bevoegdverklaring van de rechtbank onderscheidenlijk ontvankelijkverklaring van het beroep, of b. het gerechtshof om een andere reden dan bedoeld in onderdeel a van oordeel is dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld. 2. De griffier zendt de gedingstukken, onder medezending van een afschrift van de uitspraak, zo spoedig mogelijk aan de griffier van de rechtbank. Artikel 27rIn de gevallen als bedoeld in artikel 27q, eerste lid, onderdeel a, kan het gerechtshof de zaak zonder terugwijzing afdoen, indien zij naar zijn oordeel geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft. Artikel 27sIndien het gerechtshof van oordeel is dat de uitspraak is gedaan door een andere rechtbank dan de bevoegde, kan het de onbevoegdheid voor gedekt verklaren en de uitspraak als bevoegdelijk gedaan aanmerken. Afdeling 4. Beroep in cassatie bij de Hoge RaadArtikel 281. De belanghebbende die bevoegd was om hoger beroep bij het gerechtshof in te stellen en Onze Minister kunnen bij de Hoge Raad beroep in cassatie instellen tegen: a. een uitspraak van het gerechtshof die overeenkomstig afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht is gedaan, en b. een uitspraak van de voorzieningenrechter van het gerechtshof die overeenkomstig artikel 8:86 van die wet is gedaan. 2. De belanghebbende en Onze Minister kunnen bij de Hoge Raad voorts beroep in cassatie instellen tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van die wet. 3. Indien de belanghebbenden en Onze Minister daarmee schriftelijk instemmen, kan bij de Hoge Raad voorts beroep in cassatie worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:86 van die wet. 4. Geen beroep in cassatie kan worden ingesteld tegen: a. een uitspraak van het gerechtshof of de rechtbank overeenkomstig artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; b. een uitspraak van de rechtbank overeenkomstig artikel 8:54a van die wet; c. een uitspraak van de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank overeenkomstig artikel 8:84, tweede lid, van die wet, en d. een uitspraak van de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank overeenkomstig artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met artikel 8:84, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. 5. Tegen andere beslissingen van het gerechtshof, van de rechtbank of van de voorzieningenrechter kan slechts tegelijkertijd met het beroep in cassatie tegen de in het eerste of het tweede lid bedoelde uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld. 6. De artikelen 24a, tweede lid, 26a, derde lid, en 26b, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing. 7. De werking van de uitspraak van het gerechtshof, de rechtbank of de voorzieningenrechter wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie is verstreken of, indien beroep in cassatie is ingesteld, op het beroep in cassatie is beslist. Artikel 28a1. De griffier van de Hoge Raad doet van het ingestelde beroep in cassatie zo spoedig mogelijk mededeling aan de griffier van het gerecht dat de aangevallen uitspraak heeft gedaan. 2. De griffier van dit gerecht zendt een afschrift van de uitspraak en de op de uitspraak betrekking hebbende gedingstukken die onder hem berusten, onverwijld aan de griffier van de Hoge Raad. Artikel 28b1. Indien beroep in cassatie is ingesteld tegen een mondelinge uitspraak, wordt de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke uitspraak, tenzij het beroep in cassatie kennelijk niet-ontvankelijk is of de Hoge Raad anders bepaalt. De vervanging geschiedt binnen zes weken na de dag waarop de mededeling, bedoeld in artikel 28a, eerste lid, is gedaan. Het beroep in cassatie wordt geacht gericht te zijn tegen de schriftelijke uitspraak. 2. Het gerecht dat de mondelinge uitspraak heeft gedaan, verzendt de vervangende schriftelijke uitspraak gelijktijdig aan partijen en aan de griffier van de Hoge Raad. 3. In afwijking van artikel 6:5, eerste lid, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht kan de indiener van het beroepschrift de gronden van het beroep verstrekken of aanvullen tot zes weken na de dag waarop de schriftelijke uitspraak aan hem is verzonden. Artikel 29Op de behandeling van het beroep in cassatie zijn de artikelen 8:14 tot en met 8:25, 8:27 tot en met 8:29, 8:31 tot en met 8:40a, 8:43, 8:52, 8:53, 8:60, 8:70, 8:71, 8:72a en 8:75 tot en met 8:79 en titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing , voorzover in deze afdeling niet anders is bepaald. Artikel 29a1. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier van de Hoge Raad een griffierecht geheven. Indien het een beroepschrift ter zake van twee of meer samenhangende uitspraken betreft, is eenmaal griffierecht verschuldigd. In dat geval bedraagt het griffierecht het hoogste op grond van het tweede lid verschuldigde bedrag. 2. Het griffierecht bedraagt: a. 111 indien door een natuurlijke persoon beroep in cassatie is ingesteld tegen een uitspraak inzake een ander besluit dan bedoeld in onderdeel b; b. 224 indien door een natuurlijke persoon beroep in cassatie is ingesteld tegen een uitspraak inzake een besluit als bedoeld in artikel 27b, eerste lid, onderdeel b; c. 448 indien anders dan door een natuurlijke persoon beroep in cassatie is ingesteld. 3. Indien Onze Minister beroep in cassatie heeft ingesteld en de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft, wordt van de Staat een griffierecht geheven van 448. 4. Artikel 8:41, tweede en vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. 5. De in het tweede en derde lid genoemde bedragen kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft. Artikel 29b1. De andere partij dan de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld, kan binnen acht weken na de dag van verzending van het beroepschrift een verweerschrift indienen. 2. De partij kan bij het verweerschrift incidenteel beroep in cassatie instellen. In dat geval wordt de partij die beroep in cassatie heeft ingesteld, in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van het verweerschrift het incidentele beroep te beantwoorden. 3. De Hoge Raad kan de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen verlengen. Artikel 29c1. Indien, hetzij in het beroepschrift hetzij in het verweerschrift hetzij nadien door degene die beroep in cassatie heeft ingesteld, binnen twee weken nadat het afschrift van het verweerschrift ter post is bezorgd, schriftelijk is verzocht de zaak mondeling te mogen toelichten, bepaalt de Hoge Raad dag en uur waarop de zaak door de advocaten van partijen zal kunnen worden bepleit. De griffier stelt beide partijen of de door hen aangewezen advocaten hiervan ten minste tien dagen tevoren in kennis. 2. De advocaten kunnen in plaats van de zaak mondeling bij pleidooi toe te lichten een schriftelijke toelichting overleggen of toezenden. 3. Artikel 8:62 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover het beroep in cassatie is gericht tegen een uitspraak waarbij de gehele of gedeeltelijke handhaving van een bestuurlijke boete in het geding is. 4. In andere gevallen dan in het derde lid bedoeld, heeft de mondelinge behandeling plaats met gesloten deuren, maar kan de Hoge Raad bepalen dat de behandeling openbaar is, voor zover de belangen van partijen daardoor niet worden geschaad. Artikel 29d1. Nadat de toelichtingen zijn gehouden of ontvangen of, indien deze niet zijn verzocht, na indiening van de schrifturen door partijen, stelt de griffier, indien de procureur-generaal bij de Hoge Raad de wens te kennen heeft gegeven om te worden gehoord, alle stukken in diens handen. 2. De procureur-generaal brengt zijn schriftelijke conclusie ter kennis van de Hoge Raad. 3. Een afschrift van de conclusie wordt aan partijen gezonden. Partijen kunnen binnen twee weken na verzending van het afschrift van de conclusie hun schriftelijk commentaar daarop aan de Hoge Raad doen toekomen. Artikel 29e1. De uitspraak van de Hoge Raad wordt schriftelijk gedaan. 2. Wanneer de Hoge Raad, hetzij op de in het beroepschrift aangevoerde, hetzij op andere gronden, de uitspraak van het gerechtshof, de rechtbank of de voorzieningenrechter vernietigt, beslist hij bij dezelfde uitspraak de zaak, zoals het gerechtshof, de rechtbank of de voorzieningenrechter had behoren te doen. Indien de beslissing van de hoofdzaak afhangt van feiten die bij de vroegere behandeling niet zijn komen vast te staan, verwijst de Hoge Raad, tenzij het punten van ondergeschikte aard betreft, het geding naar een gerechtshof of een rechtbank, ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad. Artikel 29f1. In geval van intrekking van het beroep in cassatie door Onze Minister, kan Onze Minister op verzoek van de belanghebbende bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in de kosten worden veroordeeld. 2. De griffier zendt een door hem voor eensluidend getekend afschrift van de intrekking onverwijld aan die belanghebbende. 3. De artikelen 6:5 tot en met 6:9, 6:11, 6:14, 6:15, 6:17, 6:21 en 8:73a, tweede lid, eerste en tweede volzin, van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing, alsmede de artikelen 29c en 29d. Artikel 29g1. Indien de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof, van de rechtbank of van de voorzieningenrechter vernietigt, houdt de uitspraak tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem betaalde griffierecht door de door de Hoge Raad aangewezen rechtspersoon wordt vergoed. 2. In de overige gevallen kan de uitspraak inhouden dat het betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk door de door de Hoge Raad aangewezen rechtspersoon wordt vergoed. Artikel 29h1. In geval van verwijzing zendt de griffier van de Hoge Raad de stukken en een afschrift van de uitspraak binnen een week aan het gerechtshof of aan de rechtbank waarheen de zaak is verwezen. 2. Indien de uitspraak geen verwijzing inhoudt, zendt de griffier de door partijen overgelegde stukken onverwijld aan hen terug. Artikel 29i1. Een uit een uitspraak van de Hoge Raad voortvloeiende teruggaaf van ingehouden of op aangifte afgedragen belasting wordt verleend aan degene die het beroep in cassatie heeft ingesteld. 2. Indien zowel de inhoudingsplichtige als degene van wie is ingehouden ter zake van dezelfde omstandigheden beroep in cassatie heeft ingesteld, wordt, indien uit een uitspraak terzake een teruggaaf voortvloeit, die teruggaaf uitsluitend verleend aan degene van wie is ingehouden. Artikel 301. In afwijking van artikel 8:79, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de verstrekking overeenkomstig die bepaling van afschriften of uittreksels aan anderen dan partijen met machtiging van de Hoge Raad. 2. Artikel 27g, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Afdeling 5[Vervallen per 01-08-2008] Artikel 30a[Vervallen per 01-08-2008] Artikel 30b[Vervallen per 01-08-2008] Artikel 30c[Vervallen per 01-09-1999] Artikel 30d[Vervallen per 01-01-2005] Artikel 30e[Vervallen per 01-01-1998] |
|
Adres:
Hogehilweg 19 1101 CB Amsterdam The Netherlands E-mail:
contact@bl-consultancy.com |