De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

TITEL I. MERKEN

TITEL I. MERKEN

De Raad van Bestuur van het Benelux-Merkenbureau en de Raad van Bestuur van het Benelux-Bureau voor Tekeningen of Modellen, gelet op de artikelen 5.5 en 6.2 van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), stellen hierbij, op 1 juni 2006, het volgende reglement vast:

Artikel I

Het uitvoeringsreglement van het Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen) luidt als volgt

Hoofdstuk 1. HET BENELUX MERK

Regel 1.1. Depotvereisten

1. Het Beneluxdepot van een merk wordt verricht in het Nederlands of het Frans door de indiening van een document, bevattende:

a. naam en adres van de deposant; indien deposant een rechtspersoon is onder vermelding van zijn rechtsvorm;

b. in voorkomend geval, naam en adres van de gemachtigde, of het in regel 3.6 bedoelde correspondentieadres;

c. het merk;

d. de opgave van de waren en diensten, waarvoor het merk is bestemd. Dit zoveel mogelijk met vermelding van de nummers van de klassen waarin deze waren en diensten volgens de Overeenkomst van Nice vallen;

e. de aanduiding of het merk een woordmerk, een beeldmerk, een gecombineerd woord-beeldmerk, een vormmerk danwel een ander type merk is. In dit laatste geval dient eveneens te worden aangeduid welk type merk het betreft;

f. de vermelding van de kleur of kleuren in woorden; in voorkomend geval voorzien van de daarmee overeenkomende kleurcode;

g. de handtekening van de deposant of zijn gemachtigde.

2. Er kan een beschrijving in niet meer dan 50 woorden van de onderscheidende elementen van het merk worden vermeld.

Regel 1.2. Collectief merk

1. Bij het depot dient in voorkomend geval te worden vermeld dat het een collectief merk betreft.

2. In dat geval dient het depot vergezeld te gaan van een reglement op het gebruik en het toezicht.

Regel 1.3. Vaststellen depotdatum; Regularisatie

1. De in artikel 2.5, lid 1, van het Verdrag bedoelde vereisten voor het vaststellen van een datum van depot, zijn die vermeld in regel 1.1, lid 1, sub a, c, d en e, en in regel 1.2, behoudens betaling van de basisrechten verschuldigd voor het depot binnen een termijn van een maand nadat aan voornoemde vereisten is voldaan.

2. Er wordt een termijn van minimaal een maand toegekend om aan de overige vereisten als bedoeld in artikel 2.5, lid 2, van het Verdrag te voldoen. Deze termijn kan ambtshalve en zal op verzoek worden verlengd, zonder dat een tijdvak van zes maanden na de datum van verzending van de eerste kennisgeving wordt overschreden.

Regel 1.4. Prioriteit

1. Indien bij het depot een beroep wordt gedaan op het recht van voorrang, als bedoeld in artikel 2.6 van het Verdrag, dienen het land, de datum, het nummer en de houder van het depot, waarop het recht van voorrang berust, te worden vermeld. Indien de deposant van het merk in het land van oorsprong niet degene is, die het Beneluxdepot verricht, dan moet de laatstgenoemde aan zijn depot een document toevoegen, waaruit zijn rechten blijken.

2. De bijzondere verklaring betreffende het recht van voorrang, als bedoeld in artikel 2.6, lid 3, van het Verdrag, dient te bevatten: de naam en het adres van de deposant, zijn handtekening of die van zijn gemachtigde, in voorkomend geval naam en adres van de gemachtigde of het correspondentieadres als bedoeld in regel 3.6, een aanduiding van het merk, alsmede de in lid 1 bedoelde gegevens.

3. De deposant die zich op een recht van voorrang beroept is verplicht een afschrift van de documenten die dit recht van voorrang staven over te leggen.

4. Indien niet is voldaan aan het bepaalde in lid 1, 2 en 3 en in de regels 3.3 en 3.6, stelt het Bureau de betrokkene onverwijld daarvan in kennis en geeft hem een termijn van tenminste een maand om hieraan alsnog te voldoen. Deze termijn kan ambtshalve en zal op verzoek worden verlengd, zonder dat een tijdvak van zes maanden na de datum van verzending van de eerste kennisgeving wordt overschreden. Het uitblijven van een tijdige reactie leidt tot verval van het recht van voorrang.

Regel 1.5. Publicatie depot

1. Het Bureau publiceert, conform het bepaalde in artikel 2.5, lid 5, van het Verdrag, de ingediende depots en vermeldt:

a. de datum en het nummer van het depot;

b. naam en adres van de deposant;

c. in voorkomend geval, naam en adres van de gemachtigde;

d. het merk;

e. de waren en diensten, ingedeeld in klassen volgens de in de Overeenkomst van Nice bedoelde classificatie;

f. het type merk;

g. in voorkomend geval de vermelding dat het een collectief merk betreft;

h. in voorkomend geval, de gegevens van de beeldmerkclassificatie zoals bedoeld in de Overeenkomst van Wenen van 12 juni 1973 tot instelling van een internationale classificatie van beeldbestanddelen van merken;

i. in voorkomend geval de door deposant opgegeven omschrijving van onderscheidende elementen;

j. in voorkomend geval de vermelding van de kleur of kleuren in woorden; in voorkomend geval voorzien van de daarmee overeenkomende kleurcode;

k. in voorkomend geval dat er, overeenkomstig artikel 2.6, van het Verdrag een recht van voorrang werd ingeroepen, onder vermelding van datum, nummer en land van dit recht van voorrang. Daarbij wordt in voorkomend geval vermeld dat nog niet werd voldaan aan het vereiste van regel 1.4, lid 3;

l. de datum waarop de termijn voor het instellen van een oppositie tegen het merk verstrijkt.

2. Indien er in de publicatie van de gegevens van een depot, zoals vermeld in lid 1, een vergissing werd begaan die er toe zou kunnen leiden dat belanghebbenden over verkeerde informatie beschikten om te beslissen al dan niet oppositie in te stellen tegen het betreffende merk, verricht het Bureau een gecorrigeerde publicatie. Daarmee gaat de termijn voor het instellen van oppositie tegen het depot opnieuw lopen.

3. In voorkomend geval wordt een naar aanleiding van de eerdere, ingevolge lid 2 gecorrigeerde, publicatie reeds ingestelde oppositie op verzoek van de opposant verder buiten behandeling gelaten. Dit verzoek dient te worden verricht voor het einde van de oppositietermijn die ingevolge het bepaalde in lid 2 opnieuw gaat lopen. In dat geval worden de reeds betaalde rechten gerestitueerd. Indien de opposant niet verzoekt zijn oppositie verder buiten behandeling te laten wordt deze geacht tijdig te zijn ingesteld.

Regel 1.6. Inschrijving

1. Het Bureau schrijft het depot in het register in door vermelding van:

a. het nummer van de inschrijving;

b. de in regel 1.5, lid 1, bedoelde gegevens;

c. de datum waarop de geldigheidsduur van de inschrijving verstrijkt;

d. de datum van inschrijving van het merk.

2. Het Bureau geeft onverwijld uitvoering aan de in artikelen 2.12 en 2.17 van het Verdrag bedoelde rechterlijke beslissingen, zodra zij niet meer vatbaar zijn voor verzet, hoger beroep of voorziening in cassatie.

3. Als datum van inschrijving geldt de dag waarop het Bureau vaststelt dat het depot voldoet aan alle in het Verdrag en het onderhavige reglement gestelde vereisten voor inschrijving van het merk.

Regel 1.7. Spoedinschrijving

1. Het in artikel 2.8, lid 2, van het Verdrag bedoelde verzoek om onverwijld tot inschrijving van het depot over te gaan kan bij het depot of gedurende de inschrijvingsprocedure worden gedaan.

2. Het Bureau publiceert deze inschrijvingen, onder vermelding van de in regel 1.6 genoemde gegevens.

3. In voorkomend geval wordt bij de in lid 2 bedoelde publicatie de datum vermeld waarop de termijn voor het instellen van oppositie tegen het merk verstrijkt. De leden 2 en 3 van regel 1.5 zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Het Bureau publiceert zijn besluiten om over te gaan tot doorhaling van de inschrijving ingevolge het bepaalde in artikel 2.8, lid 2, van het Verdrag. Deze publicatie vindt eerst plaats nadat het besluit tot doorhaling niet langer vatbaar is voor verzet, hoger beroep of voorziening in cassatie.

Regel 1.8. Internationaal depot

1. Als datum van inschrijving van internationale depots van merken waarbij de Benelux wordt aangeduid geldt de datum van de publicatie door het Internationaal Bureau van de door het Bureau verzonden verklaring bedoeld in regel 17, lid 6, a, i van het gemeenschappelijk uitvoeringsreglement bij de Overeenkomst en het Protocol van Madrid.

2. In uitzondering op het in het vorige lid bepaalde geldt, indien de houder van het internationale depot het Bureau verzoekt om ingevolge artikel 2.10, lid 3, van het Verdrag zijn depot onverwijld in te schrijven, de dag waarop het verzoek tot inschrijving aan het Bureau werd gedaan als datum van inschrijving. Het Bureau publiceert deze.

3. Indien het Bureau het Internationaal Bureau een kennisgeving op basis van artikel 2.13 lid 2, 2.18 lid 2 of 2.36 lid 2 van het Verdrag heeft toegezonden geldt als datum van inschrijving de datum van de publicatie door het Internationaal Bureau van de door het Bureau verzonden verklaring van op opheffing van de weigering, als bedoeld in regel 17, lid 5, a, i of ii van het van het gemeenschappelijk uitvoeringsreglement bij Overeenkomst en Protocol van Madrid. Indien er verschillende gronden voor weigering van toepassing zijn geweest en indien deze op verschillende tijdstippen werden opgeheven geldt de datum van de laatste publicatie door het Internationaal Bureau van een door het Bureau toegestuurde verklaring van opheffing van de weigering als datum van inschrijving.

Regel 1.9. Vernieuwing

1. Het verzoek tot vernieuwing van een Beneluxinschrijving wordt ingediend bij het Bureau en geschiedt bij voorkeur door terugzending van een door de verzoeker ondertekend exemplaar van de in artikel 2.9, lid 5, van het Verdrag bedoelde herinneringsbrief of, indien daarvan geen gebruik wordt gemaakt, door indiening van een door de verzoeker ondertekend document, dat de volgende gegevens dient te bevatten:

a. de naam en het adres van de houder van het merk;

b. in voorkomend geval, naam en adres van de gemachtigde of het correspondentieadres bedoeld in regel 3.6;

c. indien de opgave van de waren en diensten wordt beperkt sedert de laatste publicatie, de opgave van de waren en diensten, waarin deze nauwkeurig omschreven moeten zijn, zoveel mogelijk met gebruikmaking van de bewoordingen van de alfabetische lijst van de internationale classificatie van waren en diensten, bedoeld in de Overeenkomst van Nice; in ieder geval dienen de waren en diensten overeenkomstig de klassen en in volgorde van deze klassen in genoemde classificatie te worden gerangschikt;

d. het nummer van de inschrijving.

2. Bij het verzoek tot vernieuwing dient betaling van de daarvoor verschuldigde rechten te worden verricht.

3. Het verzoek tot vernieuwing wordt geacht bij het Bureau te zijn ingediend zodra aan de vereisten van lid 1 of lid 2 is voldaan. Dit ontslaat de verzoeker niet van zijn verplichting aan beide leden te voldoen.

Regel 1.10. Regularisatie vernieuwing

1. Indien bij het verzoek tot vernieuwing niet is voldaan aan het bepaalde in de regels 1.9, 3.3 en 3.6, stelt het Bureau de verzoeker onverwijld daarvan in kennis en geeft hem de gelegenheid alsnog aan deze vereisten te voldoen. Onverminderd het bepaalde in regel 1.18, lid 6, bedraagt de termijn hiervoor minimaal een maand. Deze termijn kan ambtshalve en zal op verzoek worden verlengd, zonder dat een tijdvak van zes maanden na de datum van verzending van de eerste kennisgeving wordt overschreden.

2. Indien binnen deze termijn niet aan de vereisten is voldaan, wordt het vernieuwingsverzoek buiten behandeling gelaten.

3. Bij de vernieuwing past het Bureau de meest recente versie van de classificatie van de Overeenkomst van Nice toe.

Regel 1.11. Inschrijving vernieuwing

1. Het Bureau schrijft de vernieuwingen in door toevoeging aan de inschrijving van de datum van de vernieuwing en de datum waarop de geldigheidsduur van de inschrijving verstrijkt.

2. Het Bureau zendt de houder onverwijld een bewijs van vernieuwing van de inschrijving toe.

Hoofdstuk 2. AANVRAAG OM INTERNATIONALE INSCHRIJVING EN OM VERNIEUWING VAN DE INTERNATIONALE INSCHRIJVING

Regel 1.12. Internationale aanvragen en vernieuwingen

1. Ieder die de voorwaarden vervult van de Overeenkomst of het Protocol van Madrid kan bescherming van zijn merk verkrijgen in daarbij aangesloten landen. Daartoe moet bij het Bureau een aanvraag ingediend worden voor een internationale inschrijving of tot uitbreiding van de bescherming tot andere landen. De vernieuwing van de internationale inschrijving kan worden gevraagd door tussenkomst van het Bureau, of rechtstreeks bij het Internationaal Bureau.

2. De aanvraag geschiedt door het indienen van een document, dat de aanduidingen bevat voorgeschreven in het gemeenschappelijk uitvoeringsreglement van de Overeenkomst en het Protocol van Madrid, zo nodig met toevoeging van de stukken voorgeschreven in bedoeld uitvoeringsreglement.

3. Ten aanzien van deze aanvragen en van verzoeken tot wijziging van de internationale inschrijving vinden de regels 3.1, 3.3, 3.6 en 3.7 overeenkomstige toepassing.

4. Bij deze aanvragen en verzoeken dient betaling van de ingevolge de Overeenkomst en het Protocol van Madrid verschuldigde rechten te worden verricht, voor zover deze niet rechtstreeks aan het Internationaal Bureau worden voldaan, alsmede betaling van het bemiddelingsrecht voor het Bureau, indien dit verschuldigd is.

5. Het Bureau zendt de in deze regel bedoelde aanvragen en verzoeken, die aan de in deze regel bedoelde vereisten voldoen, onverwijld door aan het Internationaal Bureau.

6. De datum van de aanvraag is de datum van ontvangst van de aanvraag door het Bureau.

7. Onverminderd het bepaalde in lid 6 kan de datum van een aanvraag gebaseerd op de Overeenkomst van Madrid geen eerdere zijn dan de datum van inschrijving van het Beneluxmerk. Het Bureau verschuift in dat geval de datum van de aanvraag naar de datum van inschrijving van het Beneluxmerk.

8. Onverminderd het bepaalde in lid 6 en 7 stelt het Internationaal Bureau de datum van de aanvraag vast op het moment van ontvangst van de aanvraag bij het Internationaal Bureau indien er tussen het moment van ontvangst door het Internationaal Bureau en ontvangst door het Bureau meer dan twee maanden zijn verstreken.

Regel 1.13. Taalgebruik voor aanvragen gebaseerd op het Protocol van Madrid

In afwijking van het bepaalde in regel 3.3 kunnen de in dit hoofdstuk bedoelde aanvragen en verzoeken ingevolge het Protocol van Madrid ook worden gesteld in het Engels.

Regel 1.14. Omzetting

De aanvraag om inschrijving zoals bedoeld in artikel 9quinquies van het Protocol van Madrid moet vergezeld zijn van een bewijs van de doorhaling van de internationale inschrijving.

Hoofdstuk 3. WEIGERING EN OPPOSITIE

Regel 1.15. Bezwaartermijn weigering

1. De termijn bedoeld in artikel 2.11, lid 3, en 2.13, lid 2, van het Verdrag om te antwoorden op de voorlopige weigering, bedraagt ten minste een maand; deze termijn kan ambtshalve en zal op verzoek worden verlengd, zonder dat een tijdvak van zes maanden na de datum van verzending van de eerste kennisgeving wordt overschreden.

2. In voorkomend geval dient een deposant die zich tegen de voorlopige weigering verzet binnen de in lid 1 genoemde termijn eveneens te voldoen aan de vereisten van regel 3.6 en 3.7.

3. Het Bureau geeft onverwijld uitvoering aan de in artikel 2.12, lid 1, van het Verdrag bedoelde rechterlijke beslissingen zodra zij niet meer vatbaar zijn voor voorziening in cassatie.

Regel 1.16. Oppositiegegevens

1. De oppositie wordt ingediend door middel van een document, dat de volgende gegevens bevat:

a. de naam van opposant;

b. in voorkomend geval, de vermelding dat opposant optreedt in de hoedanigheid van licentiehouder van het oudere merk;

c. gegevens ter identificatie van het oudere merk;

d. de waren of diensten van het ingeroepen oudere merk waarop de oppositie berust. Indien een dergelijke vermelding ontbreekt wordt de oppositie verondersteld te berusten op alle waren en diensten waarop het oudere merk betrekking heeft;

e. gegevens ter identificatie van het merk waartegen de oppositie is gericht;

f. de waren of diensten waartegen de oppositie is gericht. Indien een dergelijke vermelding ontbreekt, wordt de oppositie verondersteld te zijn gericht tegen alle waren en diensten waarop het geopponeerde merk betrekking heeft;

g. de voorkeuren betreffende het taalgebruik.

2. In voorkomend geval dienen stukken te worden overgelegd die de bevoegdheid van de licentiehouder aantonen.

3. Op het document dienen in voorkomend geval naam en adres van de gemachtigde of het in regel 3.6 bedoelde correspondentieadres te worden vermeld.

4. De in lid 1, sub d en f, bedoelde gegevens kunnen door enkele opgave van de nummers van de betreffende waren- of dienstenklassen worden vermeld. De waren of diensten waarop de oppositie berust of waartegen deze is gericht kunnen tot het moment van de in regel 1.17, lid 1, sub i, bedoelde beslissing door de opposant worden beperkt.

Regel 1.17. Verloop procedure

1. De oppositie wordt volgens de volgende procedure behandeld:

a. het Bureau beslist overeenkomstig regel 1.18 of de oppositie ontvankelijk is en stelt partijen of, in het in artikel 2.18 van het Verdrag bedoelde geval, de opposant en het Internationaal Bureau hiervan in kennis;

b. de procedure vangt twee maanden na de kennisgeving van ontvankelijkheid aan op voorwaarde dat de voor de oppositie verschuldigde rechten volledig zijn betaald. Het Bureau stuurt partijen een mededeling van aanvang van de procedure;

c. de opposant beschikt over een termijn van twee maanden vanaf de onder b bedoelde mededeling van aanvang van de procedure om de oppositie met argumenten en stukken ter ondersteuning daarvan te onderbouwen en, in voorkomend geval, stukken over te leggen waaruit de algemene bekendheid van het oudere merk blijkt. Bij gebreke daarvan wordt de oppositie verder buiten behandeling gelaten. Argumenten die ingediend werden voor de aanvang van de procedure worden geacht bij de aanvang van de procedure te zijn ingediend;

d. het Bureau stuurt de argumenten van opposant naar de verweerder, en stelt hem een termijn van twee maanden om schriftelijk te reageren en eventueel bewijzen van gebruik te vragen;

e. in voorkomend geval wordt opposant een termijn van twee maanden gesteld om de gevraagde bewijzen van gebruik over te leggen danwel te motiveren dat er een geldige reden voor niet-gebruik bestaat overeenkomstig artikel 2.26 lid 2 van het Verdrag. Indien het merk slechts voor een deel van de waren en/of diensten waarvoor het is ingeschreven werd gebruikt wordt de beslissing van het Bureau gebaseerd op basis van de waren en diensten waarvoor het gebruik werd aangetoond;

f. indien er bewijzen van gebruik worden overgelegd zendt het Bureau deze door naar de verweerder en stelt hem een termijn van twee maanden om schriftelijk te reageren op de bewijzen van gebruik en, indien deze dit bij de onder d bedoelde gelegenheid nog niet had gedaan, op de argumenten van opposant;

g. indien het Bureau daartoe gronden aanwezig acht kan het een of meer partijen verzoeken om binnen een daartoe gestelde termijn aanvullende argumenten of stukken in te dienen;

h. er kan een mondelinge behandeling worden gehouden overeenkomstig regel 1.27; .

i. het Bureau neemt een beslissing. Indien een oppositie die op verscheidene oudere merken berust op basis van ййn van deze merken wordt toegewezen, neemt het Bureau over de overige ingeroepen merken geen beslissing.

2. In voorkomend geval dient verweerder, binnen de in lid 1 sub d gestelde termijn, een gemachtigde aan te wijzen of een correspondentieadres zoals bedoeld in regel 3.6 aan te geven.

Regel 1.18. Ontvankelijkheidsvereisten

1. De oppositie is ontvankelijk wanneer zij is ingediend binnen de in artikel 2.14, lid 1, of 2.18, lid 1, van het Verdrag genoemde termijn, voldoet aan de voorwaarden bedoeld in regel 1.16, lid 1, sub a tot en met f, van dit reglement, en artikel 2.14, lid 4, van het Verdrag.

2. Voor het vaststellen van de ontvankelijkheid van de oppositie is aan het vereiste van artikel 2.14, lid 4, van het Verdrag voldaan indien 40% van de verschuldigde rechten is voldaan.

3. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid kan bij indiening het totale verschuldigde recht voor het indienen van de oppositie worden betaald. Het vorige lid laat onverlet dat het totale verschuldigde recht voor het einde van de termijn bepaald in regel 1.17, lid 1, sub b, dient te zijn voldaan.

4. Indien de oppositie is gebaseerd op meer merken dan waarvoor de rechten zijn betaald, wordt de oppositie in behandeling genomen maar worden alleen de merken in aanmerking genomen waarvoor de rechten betaald zijn, volgens de volgorde zoals bij indiening van de oppositie vermeld.

5. Indien de ingevolge regel 1.16, lid 1, sub a en b, verstrekte gegevens niet overeenstemmen met de geregistreerde gegevens van een ingevolge 1.16, lid 1, sub c, ingeroepen Beneluxmerk, wordt de ingediende oppositie door het Bureau tevens opgevat als een verzoek tot aantekening van een wijziging in het register. Het bepaalde in regel 3.1 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn bepaald in regel 3.1, lid 5, maximaal twee weken bedraagt.

6. Indien de geldigheid van het ingeroepen Beneluxmerk voor het einde van de termijn voor het instellen van oppositie verstrijkt wordt de ingediende oppositie door het Bureau tevens opgevat als een verzoek tot vernieuwing van het merk. Het bepaalde in regel 1.10 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn bepaald in regel 1.10, lid 1, maximaal twee weken bedraagt.

Regel 1.19. Regularisatie oppositie

1. Indien het Bureau vaststelt dat de akte van oppositie niet voldoet aan andere vereisten dan die bedoeld in regel 1.18, doet hij hiervan mededeling aan de opposant en stelt hem een termijn van twee maanden om de vastgestelde gebreken op te heffen. Indien deze gebreken niet tijdig worden opgeheven, wordt de oppositie verder buiten behandeling gelaten.

2. Indien het Bureau vaststelt dat andere door partijen ingediende stukken dan bedoeld in lid 1 niet voldoen aan de in dit reglement bedoelde vereisten, doet hij hiervan mededeling aan de betreffende partij en stelt hem een termijn van twee maanden om de vastgestelde gebreken op te heffen. Indien deze gebreken niet tijdig worden opgeheven, wordt het betreffende stuk geacht niet te zijn ingediend.

3. Indien op het moment van aanvang van de procedure, zoals bepaald in regel 1.17, lid 1, sub b, de voor de oppositie verschuldigde rechten niet volledig zijn voldaan wordt de oppositie verder buiten behandeling gelaten.

Regel 1.20. Proceduretaal

1. De proceduretaal is een van de talen van het Bureau: het Nederlands of het Frans. Zij wordt vastgesteld op de volgende wijze:

a. de proceduretaal is de taal van het depot van verweerder. Niettemin, indien dit depot een internationaal depot is, is de proceduretaal de taal van het Bureau die wordt gekozen door de verweerder binnen een termijn van een maand na de datum van de kennisgeving van ontvankelijkheid. Bij het uitblijven van een keuze is de proceduretaal het Frans;

b. in afwijking van het onder a bepaalde kunnen partijen gezamenlijk kiezen voor de andere taal van het Bureau.

2. De in lid 1, sub b, vermelde keuze voor een proceduretaal wordt gemaakt als volgt:

a. de opposant geeft bij de akte van oppositie de taal van het Bureau aan die zijn voorkeur heeft als proceduretaal;

b. indien de verweerder zich kan verenigen met de taalkeuze van opposant deelt hij dit binnen een termijn van een maand na de datum van de kennisgeving van ontvankelijkheid van de oppositie mede.

3. Het Bureau deelt de proceduretaal mede aan partijen.

4. De oppositiebeslissing wordt opgesteld in de proceduretaal.

Regel 1.21. Vertaling

1. De vaststelling van de proceduretaal laat onverlet de mogelijkheid van partijen om zich in de oppositieprocedure te bedienen van de andere taal van het Bureau dan de proceduretaal.

2. Indien een van de partijen argumenten indient in de taal van het Bureau die niet de proceduretaal is, vertaalt het Bureau deze argumenten in de proceduretaal, tenzij de wederpartij heeft aangegeven geen prijs te stellen op vertaling.

3. Op verzoek van een partij vertaalt het Bureau de in de proceduretaal ingediende argumenten van de wederpartij in de andere taal van het Bureau.

4. Op verzoek van een partij vertaalt het Bureau de oppositiebeslissing in de andere taal van het Bureau.

5. Vertaling kan worden verzocht bij indiening van de akte van oppositie of bij de mededeling van verweerder als bedoeld in regel 1.20, lid 2, sub b.

6. Onverminderd het bepaalde in regel 1.22 worden argumenten die niet in een van de talen van het Bureau zijn ingediend als niet-ingediend beschouwd.

7. Indien argumenten ingevolge deze regel door het Bureau worden vertaald, geldt het document in de taal waarin het werd ingediend als authentiek.

Regel 1.22. Gebruik van het Engels

1. De vaststelling van de proceduretaal laat onverlet dat partijen de mogelijkheid hebben in de oppositieprocedure argumenten in het Engels uit te wisselen, indien zij dit gezamenlijk wensen.

2. De gezamenlijke keuze voor gebruik van het Engels wordt als volgt gedaan:

a. opposant geeft bij indiening van de akte van oppositie aan dat hij zich, indien verweerder hiermee akkoord gaat, in het Engels wenst uit te drukken;

b. verweerder maakt bij zijn mededeling als bedoeld in regel 1.20, lid 2, sub b, kenbaar dat hij met het gebruik van het Engels akkoord gaat.

3. Indien het Bureau vaststelt dat er een gezamenlijke keuze voor het gebruik van het Engels is gemaakt wordt dit medegedeeld aan partijen.

4. In geval van een gezamenlijke keuze voor het Engels:

a. worden argumenten die in een andere taal worden ingediend als niet-ingediend beschouwd;

b. verricht het Bureau geen vertaling van de argumenten van partijen.

Regel 1.23. Wijziging taalkeuze

1. Tot de aanvang van de procedure kunnen de ingevolge de regels 1.20 en 1.22 gemaakte keuzen op gezamenlijk verzoek van partijen worden gewijzigd.

2. Gedurende de oppositieprocedure kan elke partij schriftelijk te kennen geven niet langer prijs te stellen op vertaling door het Bureau bedoeld in regel 1.21.

Regel 1.24. Taal stukken ter ondersteuning argumenten of gebruik

Het bepaalde in de regels 1.20 tot en met 1.23 laat onverlet dat stukken die dienen ter ondersteuning van argumenten of om gebruik van een merk aan te tonen, in hun oorspronkelijke taal kunnen worden ingediend. De stukken worden slechts in aanmerking genomen indien het Bureau oordeelt dat deze, gezien de reden van indiening, voldoende begrijpelijk zijn.

Regel 1.25. Beginsel van hoor en wederhoor

De inachtneming van het beginsel van hoor en wederhoor als bedoeld in artikel 2.16, lid 1, van het Verdrag houdt met name in dat:

a. een afschrift van elk relevant stuk dat bij het Bureau door een partij wordt ingediend naar de andere partij wordt verzonden, ook indien de oppositie niet ontvankelijk is. Indien ingediende argumenten ingevolge het bepaalde in regel 1.21 door het Bureau worden vertaald zal doorzending plaatsvinden tezamen met deze vertaling;

b. een afschrift van elk relevant stuk dat het Bureau aan een partij zendt tevens aan de andere partij wordt gezonden;

c. de oppositiebeslissing slechts kan worden genomen op gronden waartegen de partijen verweer hebben kunnen voeren;

d. feiten waarop de wederpartij niet heeft gereageerd als niet betwist worden beschouwd;

e. het oppositieonderzoek beperkt is tot de door partijen aangevoerde argumenten, feiten en bewijsmiddelen;

f. de oppositiebeslissing schriftelijk opgesteld, gemotiveerd en naar partijen gestuurd wordt.

Regel 1.26. Opschorting

1. Indien de procedure ingevolge artikel 2.16, lid 2, van het Verdrag wordt opgeschort doet het Bureau hiervan mededeling aan partijen, onder vermelding van de grond van opschorting.

2. Indien de grond voor opschorting is opgeheven wordt de procedure voortgezet. Het Bureau deelt dit mede aan partijen, vermeldt hierbij welke handelingen op het betreffende moment in de procedure dienen te worden verricht en stelt hiervoor in voorkomend geval een aanvullende termijn.

3. Opschorting op gezamenlijk verzoek geschiedt voor een periode van twee maanden, en kan met telkens eenzelfde periode worden verlengd.

4. Indien de procedure is aangevangen, gaat de opschorting in op het moment dat het Bureau het gezamenlijk verzoek heeft ontvangen. Indien de procedure nog niet is aangevangen, wordt het gezamenlijk verzoek tot opschorting opgevat als een verlenging van de termijn van twee maanden na kennisgeving van de ontvankelijkheid bedoeld in regel 1.17, lid 1, sub b.

5. Voordat de procedure is aangevangen is opschorting op gezamenlijk verzoek gedurende de eerste twaalf maanden gratis. Voor verdere verlenging van de opschorting voor aanvang van de procedure, voor opschorting gedurende de procedure en de verlenging daarvan is een recht verschuldigd. Indien niet wordt betaald bij het verzoek tot opschorting stelt het Bureau daarvoor een termijn van een maand. Indien niet of te laat wordt betaald wordt de procedure overeenkomstig lid 2 voortgezet.

6. Opschorting van de oppositieprocedure ontheft partijen niet van de verplichtingen die zij hebben ingevolge regel 1.19.

Regel 1.27. Mondelinge behandeling

1. Een mondelinge behandeling kan ambtshalve of op verzoek van partijen worden gehouden indien het Bureau hiertoe gronden aanwezig acht.

2. De mondelinge behandeling verloopt volgens een door de Directeur-Generaal opgesteld reglement.

Regel 1.28. Meer opposities

1. Indien verscheidene opposities tegen een merk zijn ingediend kan het Bureau voor aanvang van de procedure besluiten een of meer opposities die bij een eerste onderzoek de meeste kans op toewijzing lijken te hebben in behandeling te nemen. In dat geval kan het Bureau besluiten om de behandeling van de overige opposities uit te stellen. Het Bureau stelt de resterende opposanten in kennis van elke relevante beslissing die in de voortgezette procedures wordt genomen.

2. Indien de in behandeling genomen oppositie gegrond bevonden wordt en deze beslissing definitief geworden is wordt aan de uitgestelde opposities geacht de grondslag te zijn ontvallen.

Regel 1.29. Bewijzen van gebruik

1. De in artikel 2.16, lid 3, sub a, van het Verdrag bedoelde stukken om het gebruik van het merk aan te tonen worden gevraagd en overgelegd volgens de nadere regels, vastgelegd in regel 1.17, lid 1, sub d, e en f.

2. De bewijzen van gebruik dienen aanwijzingen te bevatten over de plaats, duur, omvang en wijze van het gebruik dat is gemaakt van het oudere merk voor de waren en diensten waarop de oppositie berust. Het bewijs moet gebruik in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van publicatie van het merk waartegen de oppositie zich richt aantonen.

3. Deze bewijzen beperken zich bij voorkeur tot papieren materiaal zoals verpakkingen, etiketten, prijslijsten, catalogi, facturen, foto en krantenadvertenties. Indien de kosten van het doorgeleiden van de stukken naar verweerder een bedrag van 25,– te boven gaan komen deze voor rekening van opposant.

4. De verweerder kan zijn aanvraag om bewijzen van gebruik in te dienen intrekken dan wel de verstrekte bewijzen als voldoende beschouwen.

5. Het Bureau kan overgaan tot vernietiging van de ingediende bewijsstukken indien de opposant niet binnen twee maanden na het definitief worden van de oppositiebeslissing heeft verzocht om terugzending. Indien de kosten van het terugzenden van de stukken een bedrag van 25,– te boven gaan komen deze voor rekening van opposant.

Regel 1.30. Openbaarheid oppositiebeslissing

De akte van oppositie en de oppositiebeslissing zijn openbaar. De argumenten en overige stukken van de partijen, ongeacht of ze mondeling dan wel schriftelijk worden aangevoerd, zijn slechts toegankelijk voor derden met de instemming van de partijen.

Regel 1.31. Inhoud oppositiebeslissing

Een oppositiebeslissing bevat de volgende gegevens:

a. het nummer van de oppositie;

b. de datum van de beslissing;

c. de namen van de partijen en in voorkomend geval hun gemachtigden;

d. gegevens van de bij de oppositieprocedure betrokken merken;

e. een samenvatting van de feiten en het verloop van de procedure;

f. in voorkomend geval een analyse van de gebruiksbewijzen;

g. een vergelijking van de merken en de waren of diensten waarop deze betrekking hebben;

h. de beslissing van het Bureau;

i. de beslissing met betrekking tot de kosten;

j. de namen van de rapporteur van de oppositieafdeling en van de overige twee leden die aan de besluitvorming hebben deelgenomen;

k. de naam van de administratieve behandelaar van het dossier.

Regel 1.32. Kostenbepaling oppositie

1. De restitutie als bedoeld in artikel 2.16, lid 3, van het Verdrag wordt vastgesteld op een bedrag dat gelijk is aan 60% van het recht verschuldigd voor oppositie, wanneer zij voor de aanvang van de procedure plaatsvindt en op een bedrag dat gelijk is aan 40% van dit recht, wanneer zij na dat tijdstip plaatsvindt.

2. Er vind geen restitutie plaats indien er, overeenkomstig het bepaalde in regel 1.18, lid 2, slechts een betaling van 40% van de voor oppositie verschuldigde rechten heeft plaatsgevonden. Er vindt evenmin restitutie plaats indien de oppositie wordt ingetrokken nadat het Bureau een beslissing heeft genomen overeenkomstig artikel 2.16, lid 4, van het Verdrag.

3. De kosten als bedoeld in artikel 2.16, lid 5, van het Verdrag worden vastgesteld op een bedrag dat gelijk is aan het basisrecht oppositie.

4. Voor vertaling ingevolge regel 1.21 is een door de Directeur-Generaal vastgestelde vergoeding verschuldigd door de partij die argumenten indient in een taal van het Bureau die niet de proceduretaal is of door de partij die vertaling in de andere taal van het Bureau dan de proceduretaal wenst. De Directeur-Generaal stelt tevens een vergoeding vast voor vertaling van de oppositiebeslissing en vertolking bij een mondelinge behandeling.

Regel 1.33. – intrekking na beslissing en beroep

1. De oppositie kan ook na de in artikel 2.16, lid 4, van het Verdrag bedoelde beslissing en uiterlijk totdat deze definitief wordt, worden ingetrokken.

2. Het Bureau geeft onverwijld uitvoering aan de in artikel 2.17, lid 1, van het Verdrag bedoelde rechterlijke beslissingen zodra zij niet meer vatbaar zijn voor verzet of voor voorziening in cassatie.

Hoofdstuk 4. CONVERSIES VAN GEMEENSCHAPSMERKEN

Regel 1.34. Conversies

1. In geval van een verzoek zoals bedoeld in artikel 110 van de Gemeenschapsmerkenverordening moet de aanvrager:

a. een betaling verrichten van het recht voor een Beneluxdepot;

b. een vertaling in een van de talen van het Bureau van het verzoek en de hierbij gevoegde stukken indienen;

c. een domicilie kiezen in de Europese Gemeenschap of de Europese Economische Ruimte overeenkomstig regel 3.6.

2. De termijn hiervoor bedraagt minimaal een maand. Deze termijn kan ambtshalve en zal op verzoek worden verlengd, zonder dat een tijdvak van zes maanden na de datum van verzending van de eerste kennisgeving wordt overschreden. Indien binnen de gestelde termijn niet is voldaan aan deze bepalingen, worden de ontvangen stukken verder buiten behandeling gelaten.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top