Beginpagina Tweede Boek. Van de regten en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende
De partners van deze website verlenen juridische en zakelijke diensten aan zowel Nederlandse als Internationale ondernemingen. Business Legal Consultancy vormt een marketing- en communicatieverlengstuk van de partners voor het verlenen van juridisch en zakelijk advies alsmede bijstand aan nationaal en internationaal opererende bedrijven.

Tweede Boek. Van de regten en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende

Tweede Boek. Van de regten en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende

Tweede Boek. Van de regten en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende

Algemeene Bepaling

Artikel 309

1. De betekenis van begrippen voorkomende in Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van die voorkomende in de artikelen 5, 6, 7 en 10, geldt evenzeer voor dit wetboek.

2. Onder zeewerkgever is te verstaan de eigenaar of, in geval van rompbevrachting, de rompbevrachter.

Eerste titel. Van zeeschepen

Artikel 310

In den eersten tot en met den vierden titel van dit boek worden onder schepen uitsluitend verstaan zeeschepen.

Artikel 311

1. Een schip is een Nederlands schip indien voldaan wordt aan de volgende vereisten:

a. het schip is eigendom van een of meer:

1В°. natuurlijke personen die de nationaliteit bezitten van een lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, van Zwitserland of die worden gelijkgesteld met EU-onderdanen ingevolge het van het Gemeenschapsrecht afgeleide recht;

2В°. vennootschappen waarop het recht van een lidstaat van de Europese Unie, van een van de landen, eilanden of gebieden, bedoeld in artikel 299, tweede tot en met vijfde lid en zesde lid, onder c, van het EG-Verdrag, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland toepasselijk is;

3В°. rechtspersonen, niet zijnde een vennootschap als bedoeld onder 2°, waarop het recht van een lidstaat van de Europese Unie, van een van de landen, eilanden of gebieden, bedoeld in artikel 299, tweede tot en met vijfde lid en zesde lid, onder c, van het EG-Verdrag, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland toepasselijk is;

4В°. natuurlijke personen, vennootschappen of rechtspersonen niet bedoeld onder 1°, 2°, onderscheidenlijk 3°, die aanspraak kunnen maken op het Europese recht van vrije vestiging ingevolge een overeenkomst tussen de Europese Unie en een derde staat;

b. de eigenaar heeft in Nederland een hoofdvestiging of nevenvestiging in de zin van de Handelsregisterwet 2007;

c. een of meer natuurlijke personen die in Nederland kantoor houden zijn namens de eigenaar verantwoordelijk voor het schip, de kapitein en de overige leden van de bemanning, alsmede voor de daarmee verband houdende aangelegenheden en zijn dienaangaande alleen of tezamen beslissingsbevoegd en beschikken over vertegenwoordigingsbevoegdheid, en

d. een of meer van de natuurlijke personen als bedoeld onder c of, bij verhindering, een plaatsvervanger is bij voortduring bereikbaar en beschikt over bevoegdheden om onverwijld te kunnen handelen in situaties waarin dat geboden is.

2. Ingeval een schip eigendom is van een natuurlijke persoon die tevens kapitein is van dat schip is dat schip een Nederlands schip indien wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel a, onder 1° of onder 4° en onderdeel b, en er in Nederland aan de wal een vertegenwoordiger van die eigenaar is die bij voortduring bereikbaar is en beschikt over bevoegdheden om onverwijld te kunnen handelen in situaties waarin dat geboden is.

3. Ingeval de eigenaar de verantwoordelijkheid voor het beheer van zijn schip overdraagt aan een vennootschap als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, of onder 4°, en het beheer van dat schip voor rekening van de eigenaar geschiedt, is dat schip een Nederlands schip indien die vennootschap voldoet aan de vereisten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met d. De eigenaar behoeft in dat geval niet te voldoen aan het eerste lid, onderdelen b tot en met d. Indien de eigenaar niet voldoet aan het eerste lid, onderdeel b, kiest hij woonplaats ten kantore van de vestiging in Nederland van de vennootschap waaraan het beheer is overgedragen.

4. Een schip dat uitsluitend anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt, is een Nederlands schip indien wordt voldaan aan het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, onder 3° of onder 4° en er in Nederland aan de wal een natuurlijk persoon is met voldoende volmacht van de eigenaar om onverwijld te kunnen handelen in situaties waarin dat geboden is.

Artikel 311a

1. Door of namens Onze Minister van Verkeer en Waterstaat wordt ten behoeve van de teboekstelling, bedoeld in artikel 194 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, op verzoek van de reder aan deze een verklaring afgegeven, dat met betrekking tot zijn schip wordt voldaan aan de in artikel 311 genoemde vereisten. Indien met betrekking tot een schip niet langer wordt voldaan aan de in artikel 311 genoemde vereisten wordt deze verklaring door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat ingetrokken. Van deze intrekking wordt, nadat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist, onverwijld mededeling gedaan aan de in artikel 6 van de Kadasterwet bedoelde bewaarder van het kadaster en de openbare registers van het kantoor waar het schip te boek staat.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende de schriftelijke bewijsstukken en andere gegevens die de reder bij de aanvraag van de verklaring, bedoeld in het eerste lid, dient te verstrekken, alsmede betreffende het toezicht op het voldoen aan de in artikel 311 genoemde vereisten.

3. Tegen een besluit op grond van het eerste lid kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

4. De kosten van aanvraag en afgifte van een verklaring als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, komen ten laste van de aanvrager. Het tarief voor deze kosten wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat.

Artikel 311b

1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de artikelen 311 en 311a bepaalde, zijn belast de bij besluit van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen ambtenaren.

2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

3. De toezichthoudende ambtenaren zijn bevoegd inlichtingen te verlangen, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 312

Een schip, dat hier te lande is of wordt gebouwd, wordt als een Nederlandsch schip beschouwd, totdat de bouwer het heeft opgeleverd aan hem, voor wiens rekening het is of wordt gebouwd, of wel het voor eigen rekening in de vaart heeft gebracht.

Artikel 313

[Vervallen per 19-07-2006]

Artikel 314

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 315

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 316

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 317

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318c

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318d

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318e

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318f

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318g

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318h

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318i

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318j

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318k

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318l

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318m

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318n

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318o

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318p

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318q

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318r

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318s

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318t

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318u

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 318v

[Vervallen per 01-05-1993]

Artikel 319

Op zeevissersschepen zijn de artikelen 311 en 312 niet van toepassing.

Artikel 319a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 319b

De bepalingen van de artikelen 311 en 312 zijn niet van toepassing op schepen, aan het Rijk of eenig openbaar lichaam toebehoorende, welke tot den openbaren dienst zijn bestemd.

Tweede titel

Artikel 320

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 321

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 322

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 323

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 324

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 325

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 326

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 327

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 328

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 329

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 330

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 331

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 332

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 333

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 334

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 335

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 336

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 337

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 338

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 339

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 340

In deze titel wordt verstaan onder Nederlands schip: een schip dat Nederlands is op grond van artikel 311 van dit boek, dan wel op grond van artikel 5 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting .

Artikel 340a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 340b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 340c

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 340d

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 340e

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 340f

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 340g

[Vervallen per 01-04-1991]

Derde titel. Van den kapitein

Artikel 341

Onder opvarenden worden in dezen titel verstaan allen, die zich aan boord bevinden, buiten den kapitein.

Artikel 341a

[Vervallen per 01-04-1998]

Artikel 341b

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 342

De kapitein is verplicht met zoodanige bekwaamheid en nauwgezetheid en met zoodanig beleid te handelen als voor eene behoorlijke vervulling zijner taak noodig is.

Artikel 343

[1.] De kapitein is verplicht de gebruikelijke regels en de bestaande voorschriften ter verzekering van de zeewaardigheid en de veiligheid van het schip, van de veiligheid der opvarenden en der zaken aan boord, met nauwgezetheid op te volgen.

[2.] Hij onderneemt de reis niet, tenzij het schip tot het volvoeren daarvan geschikt, naar behooren uitgerust en voldoende bemand is.

Artikel 344

De kapitein is verplicht overal waar de wet, de gewoonte of de voorzichtigheid dit gebiedt, zich van een loods te bedienen.

Artikel 345

De kapitein mag gedurende de vaart of bij dreigend gevaar het schip niet verlaten, tenzij zijne afwezigheid volstrekt noodzakelijk is of de zorg voor lijfsbehoud hem daartoe dwingt.

Artikel 346

De kapitein is verplicht voor de aan boord zijnde goederen van een gedurende de reis overleden opvarende te zorgen en ten overstaan van twee der opvarenden daarvan een behoorlijke beschrijving te maken of te doen maken, welke door hem en door deze opvarenden wordt onderteekend.

Artikel 347

[1.] De kapitein moet aan boord voorzien zijn van:

den zeebrief, den meetbrief en een uittreksel uit de registratie voor schepen als bedoeld in artikel 101, eerste lid, van de Kadasterwet vermeldende tenminste de gegevens, bedoeld in artikel 85, tweede lid, onder a, c, d, e, f, g en j, van die wet, alsmede de gegevens omtrent niet doorgehaalde voorlopige aantekeningen, met dien verstande dat, ingeval dat uittreksel meer dan ййn dag vууr die van het laatste vertrek van het schip uit een Nederlandse haven is afgegeven, op dat uittreksel een verklaring van de bewaarder van het kadaster en de openbare registers moet voorkomen dat sedert de afgifte de op dat uittreksel vermelde gegevens blijkens de stukken, ingeschreven in de desbetreffende openbare registers tot op de dag vууr die van het vertrek, geen wijziging hebben ondergaan;

het manifest der lading, de charter-partij en de cognossementen, dan wel afschriften van die stukken;

de Nederlandsche wetten en reglementen op de reis van toepassing, en alle verdere noodige papieren.

[2.] Ten aanzien van de charter-partij en de cognossementen geldt deze verplichting niet in de door Ons te omschrijven omstandigheden.

Artikel 348

[1.] De kapitein zorgt, dat aan boord een scheepsdagboek (dagregister of journaal) wordt gehouden, waarin alles van eenig belang, dat op de reis voorvalt, nauwkeurig wordt opgeteekend.

[2.] De kapitein van een schip, dat door mechanische kracht wordt voortbewogen, zorgt bovendien, dat door een lid van het machinekamer-personeel een machine-dagboek wordt gehouden.

Artikel 349

[1.] Op Nederlandse schepen mogen alleen dagboeken in gebruik worden genomen, welke blad voor blad zijn genummerd.

[2.] De dagboeken worden, zo mogelijk, dagelijks bijgehouden, gedagtekend en door de kapitein en de schepeling, die hij met het houden van het boek heeft belast, ondertekend.

[3.] Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot het inrichten van de dagboeken.

Artikel 350

De kapitein, de eigenaar en de rompbevrachter zijn verplicht aan belanghebbenden op hunne aanvrage inzage en, tegen betaling van de kosten, afschrift van de dagboeken te geven.

Artikel 351

Wanneer de kapitein zich in zaken van aanbelang met leden van de bemanning heeft beraden, wordt van de hem gegeven adviezen in het scheepsdagboek melding gemaakt.

Artikel 352

[Vervallen per 01-05-1990]

Artikel 353

[1.] Na aankomst in een haven kan de kapitein door een notaris eene scheepsverklaring doen opmaken omtrent de voorvallen der reis.

[2.] Indien het schip of de zaken aan boord schade hebben geleden of eenig buitengewoon voorval heeft plaats gehad, is de kapitein verplicht binnen 48 uren na aankomst, in de plaats van aankomst of in een nabijgelegen plaats althans eene voorloopige verklaring te doen opmaken. Eene voorloopige verklaring moet binnen acht dagen door eene volledige verklaring worden gevolgd.

[3.] De kapitein heeft zich te wenden in het Koninkrijk buiten Europa tot het bevoegde gezag en buiten het Koninkrijk tot den Nederlandschen consulairen ambtenaar of, bij ontstentenis van zoodanigen ambtenaar, tot het bevoegde gezag.

[4.] De notaris is verplicht van scheepsverklaringen tegen betaling der kosten afschrift uit te reiken aan ieder die het verlangt.

Artikel 354

[1.] Bij het berekenen van de in artikel 353 genoemde wettelijke termijn tellen de Zondag en de daarmede gelijkgestelde dagen en, in het buitenland, de aldaar algemeen erkende wettelijke feestdagen niet mede.

[2.] Met den Zondag worden gelijkgesteld de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paasch- en Pinksterdagen, de beide Kerstdagen en de Hemelvaartsdag.

Artikel 355

De door den kapitein aan te wijzen schepelingen zijn verplicht bij het opmaken van de scheepsverklaring hunne medewerking te verleenen door van hunne bevinding verklaring af te leggen.

Artikel 356

De beoordeeling van de bewijskracht van scheepsdagboeken en scheepsverklaringen, ten aanzien van de daarin vermelde voorvallen der reis, is voor ieder geval aan den rechter overgelaten.

Artikel 357

De kapitein is bevoegd, indien dit tot behoud van schip of lading noodzakelijk is, scheepstoebehooren en bestanddeelen van de lading zoowel over boord te werpen als te verbruiken.

Artikel 358

De kapitein is in geval van nood gedurende de reis bevoegd, levensmiddelen, welke in het bezit zijn van opvarenden of tot de lading behooren, tegen schadevergoeding tot zich te nemen, ten einde die te verbruiken in het belang van allen die zich aan boord bevinden.

Artikel 358a

[1.] De kapitein is verplicht aan personen, die in gevaar verkeeren, en in het bijzonder, als zijn schip bij eene aanvaring betrokken is geweest, aan de andere daarbij betrokken schepen en de personen, die zich aan boord dier schepen bevinden, de hulp te verleenen, waartoe hij bij machte is, zonder zijn eigen schip en de opvarenden daarvan aan ernstig gevaar bloot te stellen.

[2.] Hij is bovendien verplicht, voor zooverre hem dit mogelijk is, aan de andere bij de aanvaring betrokken schepen op te geven den naam van zijn schip, van de haven waar het thuis behoort en van de havens van waar het komt en waarheen het bestemd is.

[3.] Niet-nakoming van deze verplichtingen door den kapitein geeft geen aanspraak tegen hem, die uit welken hoofde dan ook verantwoordelijk is voor het optreden van de kapitein.

Artikel 358b

[1.] De kapitein van een Nederlandsch, naar Nederland bestemd schip, in eene buitenlandsche haven vertoevend, is verplicht, zich daar bevindende, hulpbehoevende Nederlandsche zeelieden, voorzoover aan boord voor hen plaats is, op verlangen van den Nederlandschen consulairen ambtenaar of, waar deze ontbreekt, van de plaatselijke overheid, naar Nederland over te brengen.

[2.] De kosten hiervan zijn voor rekening van den Staat. De vaststelling dier kosten geschiedt op den grondslag door Ons te bepalen.

Artikel 359

De kapitein heeft de zorg voor alles wat met het beladen en het lossen van het schip in verband staat, voor zooverre niet andere personen daarmee zijn belast.

Artikel 360

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 361

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 362

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 363

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 364

[1.] Tegenover de zee-werkgever is de kapitein steeds verplicht te handelen overeenkomstig de bepalingen, waaronder hij is aangesteld, en de hem krachtens die aanstelling gegeven orders, mits deze bepalingen of deze orders niet in strijd zijn met de verplichtingen, hem als gezagvoerder door de wet opgelegd.

[2.] Hij geeft de zeewerkgever doorloopend kennis van alles wat het schip en de zaken aan boord betreft, en vraagt diens orders, alvorens tot eenigen maatregel van geldelijk aanbelang over te gaan.

[3.] Overigens is het bepaalde bij de artikelen 359 ook op zijne verhouding tot de zeewerkgever van toepassing.

Artikel 365

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 366

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 367

De kapitein, vernemende dat de vlag, waaronder hij vaart, onvrij is geworden, is verplicht in de meest in de nabijheid gelegen onzijdige haven binnen te loopen en aldaar te blijven liggen, totdat hij op veilige wijze kan vertrekken of van hem die daartoe bevoegd is stellige orders om te vertrekken heeft ontvangen.

Artikel 368

Indien den kapitein blijkt, dat de haven, waarheen het schip is bestemd, wordt geblokkeerd, is hij verplicht in de meest geschikte in de nabijheid gelegen haven binnen te loopen.

Artikel 369

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 370

De kapitein mag van den koers, welken hij moet volgen, afwijken ter redding van menschenlevens.

Artikel 371

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 371a

Indien gedurende de reis iemand aan boord wordt ontdekt, die niet in het bezit is van een geldig reisbiljet en niet bereid of niet in staat is op eerste aanmaning van den kapitein vracht te betalen, heeft deze het recht hem aan boord werk te laten verrichten, waartoe hij in staat is, en hem bij de eerste gelegenheid die zich voordoet van boord te verwijderen.

Artikel 372

Noch de kapitein, noch een opvarende mag voor eigen rekening goederen in het schip vervoeren, tenzij krachtens overeenkomst met of verlof van de eigenaar en, indien het schip is vervracht, ook van den bevrachter.

Artikel 373

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 374

[1.] Artikel 347, het tweede lid van artikel 348 en artikel 349, eerste lid, zijn niet van toepassing op zeevissersschepen.

[2.] Aan boord moeten aanwezig zijn een uittreksel uit de registratie voor schepen als bedoeld in artikel 101, eerste lid, van de Kadasterwet vermeldende tenminste de gegevens, bedoeld in artikel 85, tweede lid, onder a, c, d, e, f, g en j, van die wet, alsmede de gegevens omtrent niet doorgehaalde voorlopige aantekeningen, welk uittreksel op een zodanig tijdstip moet zijn afgegeven door de bewaarder van het kadaster en de openbare registers dat de daarin vermelde gegevens overeenstemmen met die welke in de registratie voor schepen ten aanzien van het betrokken schip staan vermeld ten tijde van het uitvaren van dat schip, en de wetten en reglementen op deze schepen van toepassing.

Artikel 375

Op de arbeidsovereenkomst tusschen de zeewerkgever en de kapitein zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, voor zoover daarvan in dit wetboek niet is afgeweken.

Artikel 376

[1.] De arbeidsovereenkomst tusschen de zeewerkgever en de kapitein moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden aangegaan.

[2.] Kosten der akte en andere bijkomende kosten zijn ten laste van de zeewerkgever.

Artikel 377

Een door de zeewerkgever vastgesteld reglement betreffende den dienst aan boord is voor den kapitein verbindend, mits hem een exemplaar daarvan is verstrekt, en voor zooverre de inhoud niet in strijd is met de door hem aangegane arbeidsovereenkomst.

Artikel 378

Boete kan den kapitein slechts worden opgelegd krachtens beding in de arbeidsovereenkomst wegens overtreding van daarin te omschrijven bepalingen en tot het daarin vast te stellen maximum. De bestemming der boete moet in de overeenkomst worden aangegeven. De boete mag niet de zeewerkgever ten goede komen.

Artikel 379

[1.] Van het oogenblik waarop volgens de arbeidsovereenkomst de arbeidsovereenkomst zal aanvangen heeft de kapitein zich te houden ter beschikking van den zeewerkgever tot het voeren van het in de overeenkomst aangewezen schip, of, bij stilzwijgen van deze, van een door den zeewerkgever aan te wijzen schip, mits dit behoort tot de schepen welke de zeewerkgever voor de vaart ter zee gebruikt. Is omtrent den aanvang van de arbeidsovereenkomst niets bepaald, dan wordt die voor de toepassing van dit voorschrift geacht samen te vallen met het sluiten der overeenkomst.

[2.] De kapitein wordt geacht in dienst te zijn aan boord van een schip van den dag, waarop hij zijne taak aan boord op zich neemt, tot den dag waarop hij daarvan wordt ontheven.

Artikel 380

De kapitein heeft gedurende den tijd dat hij in dienst is aan boord van een schip, recht op voeding en logies.

Artikel 381

1. De kapitein heeft aanspraak op vakantie overeenkomstig het bepaalde in artikel 414 van het Wetboek van Koophandel.

2. Het bepaalde in het vorige lid geldt niet voor de kapitein ter visserij.

Artikel 382

Behalve in de gevallen, bedoeld in artikel 678, lid 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zullen voor de zeewerkgever dringende redenen onder andere aanwezig geacht kunnen worden:

1В°. wanneer de kapitein een opvarende van het door hem gevoerde schip mishandelt, grovelijk beleedigt of op ernstige wijze bedreigt of verleidt of tracht te verleiden tot handelingen strijdig met de wetten of de goede zeden;

2В°. wanneer de kapitein weigert te voldoen aan eene opdracht hem gegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 379;

3В°. wanneer den kapitein, hetzij tijdelijk, hetzij voor goed, de bevoegdheid wordt ontnomen, als zoodanig op een schip dienst te doen;

4В°. wanneer de kapitein, buiten weten van de zeewerkgever, smokkelwaren aan boord heeft gebracht of daar toegelaten.

Artikel 383

[1.] Ieder der partijen is te allen tijde, ook vууrdat de arbeidsovereenkomst is aangevangen, bevoegd zich wegens gewichtige redenen te wenden tot de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van haar werkelijk verblijf gelegen is, of het schip zich bevindt, of in het Koninkrijk buiten Europa tot het bevoegde gezag, of buiten het Koninkrijk tot den het eerst te bereiken Nederlandschen diplomatieken of bezoldigden consulairen ambtenaar, met het verzoek de arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren. Artikel 450d, eerste lid, vindt overeenkomstige toepassing.

[2.] Als gewichtige redenen worden, behalve die genoemd in artikel 685, lid 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, ook beschouwd omstandigheden, na den aanvang van den dienst aan boord aan den verzoeker gebleken of na dien opgekomen, waardoor de voortzetting van de reis, waarop het schip zich bevindt, den kapitein of de opvarenden aan onvoorzien, groot levensgevaar zou blootstellen.

[3.] Indien het betreft eene arbeidsovereenkomst tusschen zeewerkgever en kapitein ter zeevisscherij, kan ieder der partijen zich alleen wenden tot den in het eerste lid bedoelden kantonrechter.

Artikel 384

[1.] Eindigt de arbeidsovereenkomst in het buitenland dan heeft de kapitein recht op vrij vervoer tot een haven in Nederland, tenzij hij wegens de wijze, waarop de arbeidsovereenkomst is beлindigd, schadeplichtig is geworden. Indien de arbeidsovereenkomst is ontbonden op verzoek van de kapitein, op grond van gewichtige redenen, heeft hij dit recht slechts, indien de zeewerkgever schadeplichtig is geworden.

[2.] Onder het vrij vervoer zijn begrepen de kosten van onderhoud en nachtverblijf van het eindigen der arbeidsovereenkomst tot de aankomst van den kapitein in de plaats zijner bestemming.

Artikel 385

De kapitein die de arbeidsovereenkomst doet eindigen, terwijl het door hem gevoerde schip zich op reis bevindt, is verplicht de maatregelen te nemen, welke in verband daarmede noodig zijn voor de veiligheid van het schip, de opvarenden en de zaken aan boord, op straffe van schadevergoeding.

Artikel 386

De bepalingen van de vorige artikelen laten onaangetast de bevoegdheid van de zeewerkgever, te allen tijde den kapitein het gezag over het schip te ontnemen.

Artikel 387

[1.] De boeten en de schadeloosstelling bedoeld in de artikelen 378, 385 en 438 in verband met artikel 390, zijn bevoorrecht op het in geld vastgestelde deel van het loon van den kapitein, hetwelk tot het bedrag daarvan kan worden ingehouden.

[2.] Boete en schadeloosstelling komen in de eerste plaats ten laste van het deel van het loon, dat aan den kapitein persoonlijk moet worden uitbetaald.

[3.] Het laatste lid van artikel 429 vindt toepassing.

Artikel 388

Na afloop van eene reis is de kapitein verplicht de scheepspapieren aan de zeewerkgever af te geven tegen ontvangstbewijs.

Artikel 389

De zeewerkgever verbeurt ten behoeve van den kapitein voor iederen dag, dat hij dezen, gedurende of bij het einde van zijn dienst aan boord van een schip, zonder wettige reden ophoudt in het verkrijgen van het in geld vastgestelde deel van zijn loon, 1,36.

Artikel 390

[1.] De artikelen 399, 403, 408, 413, 415, 416, 425, 426, 428, 431-435, 437, 438, 440-442, 450a, 450aa en 450c zijn van overeenkomstige toepassing op de arbeidsovereenkomst van den kapitein.

[2.] Wanneer het betreft de arbeidsovereenkomst van een kapitein ter zeevisscherij, vinden bovendien de artikelen 452f, 452h en 452l overeenkomstige toepassing.

Artikel 391

De artikelen 613 tot en met 613c, 617, 620, 624, 625, 627, artikel 629, lid 10 en artikel 629b, leden 1, 2, 4 en 3 voor zover het betreft de toepassing van artikel 628, leden 3 en 4, 652, 657, 658, 676, 683 en 684 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vinden geen toepassing ten aanzien van de dienst van de kapitein aan boord van een schip.

Artikel 392

Bij overeenkomst kunnen partijen niet afwijken van het bepaalde in de artikelen 376-378, 380 en 383, noch ook ten nadeele van den kapitein van het bepaalde in de artikelen 381, 384 en 389.

Artikel 392a

In deze titel wordt verstaan onder Nederlands schip: een schip dat Nederlands is op grond van artikel 311 van dit boek, dan wel op grond van artikel 5 van de Wet nationaliteit zeeschepen in rompbevrachting (Stb. 1992, 541).

Vierde titel. Van de schepelingen

§ 1. Algemeene bepalingen

Artikel 393

[1.] Scheepsofficieren zijn de schepelingen, aan wie de monsterrol den rang van officier toekent.

[2.] Scheepsgezellen zijn alle overige schepelingen.

Artikel 394

Voor zoover de zeewerkgever de verhouding tusschen de scheepsofficieren onderling, tusschen de scheepsgezellen onderling en tusschen de scheepsofficieren en de scheepsgezellen niet heeft geregeld, beslist de kapitein daaromtrent.

Artikel 395

[Vervallen per 01-02-2002]

§ 2. Van de arbeidsovereenkomst tot de vaart ter zee

Artikel 396

[1.] Als schepelingen worden alleen aangemerkt personen, die eene arbeidsovereenkomst met de zeewerkgever hebben aangegaan.

[2.] De kapitein vertegenwoordigt de zeewerkgever in de uitvoering van de arbeidsovereenkomsten met de schepelingen, die in dienst zijn aan boord van het door hem gevoerde schip.

Artikel 397

Op de arbeidsovereenkomst tusschen de zeewerkgever en den schepeling zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, voor zoover daarvan in dit wetboek niet is afgeweken.

Artikel 398

[1.] De arbeidsovereenkomst tusschen de zeewerkgever en den schepeling moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden aangegaan en door den laatste persoonlijk worden onderteekend.

[2.] Kosten der akte en andere bijkomstige kosten zijn ten laste van de zeewerkgever.

Artikel 399

De arbeidsovereenkomst kan worden aangegaan hetzij voor een bepaalden tijd, hetzij voor ййn of meer reizen (bij de reis), hetzij voor onbepaalden tijd of tot wederopzegging.

Artikel 400

De overeenkomst moet behelzen, behalve hetgeen elders in de wet is voorgeschreven:

1В°. den naam en de voornamen van den schepeling, den dag van zijne geboorte of zijn leeftijd, en zijne geboorteplaats;

2В°. de plaats en den dag van het sluiten van de overeenkomst;

3В°. de aanduiding van het schip of de schepen, waarop de schepeling zich verbindt dienst te doen;

4В°. de te ondernemen reis of reizen, indien deze reeds vaststaan;

5В°. de hoedanigheid, waarin de schepeling in dienst zal treden;

6В°. indien mogelijk, de plaats waar en den dag waarop de dienst aan boord zal aanvangen;

7В°. het bepaalde bij artikel 414 nopens het recht op vrije dagen;

8В°. de beлindiging van de arbeidsovereenkomst, namelijk:

a. indien de overeenkomst voor een bepaalden tijd wordt aangegaan, den dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, met vermelding van den inhoud van artikel 431,

b. indien de overeenkomst bij de reis wordt aangegaan, de haven overeengekomen voor de beлindiging der arbeidsovereenkomst, met vermelding van den inhoud van artikel 432, tweede lid, alsmede, indien de haven eene Nederlandsche haven is, van het eerste of van het tweede lid van artikel 433, naar gelang de haven al of niet met name is genoemd,

c. indien de overeenkomst voor onbepaalden tijd wordt aangegaan, den inhoud van artikel 434, eerste lid.

Artikel 401

[1.] Voor zoover de namen, de plaats of dag van geboorte van den schepeling niet bekend zijn, wordt dit in de overeenkomst vermeld.

[2.] De aanduiding in de overeenkomst van het schip of de schepen, waarop de schepeling zich verbindt dienst te doen, kan ook geschieden door te bepalen, dat hij dienst zal doen op een of meer door de zeewerkgever aan te wijzen schepen, behoorende tot die, welke de zeewerkgever voor de vaart ter zee gebruikt.

[3.] Indien partijen van het bepaalde bij de artikelen 414, 431, 432, tweede lid, 433, eerste of tweede lid, of 434, eerste lid, wenschen af te wijken, voor zoover wettelijk geoorloofd, wordt in plaats daarvan die afwijkende regeling in de overeenkomst opgenomen.

Artikel 402

Een door de zeewerkgever vastgesteld reglement betreffende den dienst aan boord is voor den schepeling verbindend, mits een in de Nederlandsche taal gesteld exemplaar daarvan in een mede voor hem bestemd dagverblijf der schepelingen is en blijft opgehangen en behoorlijk leesbaar is, en voor zooverre de inhoud niet in strijd is met de door hem aangegane arbeidsovereenkomst.

Artikel 403

Nietig is een beding waarbij de schepeling wordt beperkt in zijne vrijheid, na het einde der arbeidsovereenkomst arbeid te verrichten.

Artikel 404

Van het oogenblik waarop volgens de overeenkomst de arbeidsovereenkomst zal aanvangen is de schepeling verplicht zich te houden ter beschikking van de zeewerkgever om gemonsterd te worden op een door de overeenkomst aangeduid schip. Is omtrent den aanvang van de arbeidsovereenkomst niets bepaald, dan wordt die voor de toepassing van dit voorschrift geacht samen te vallen met het sluiten der overeenkomst.

Artikel 405

De schepeling wordt geacht in dienst te zijn aan boord van een schip van den dag, in de monsterrol daarvoor aangewezen, of, bij gebreke daarvan, van den dag, waarop de monsterrol is opgemaakt, tot en met den dag waarop hij van zijne werkzaamheden aan boord wordt ontheven of hij deze neerlegt.

Artikel 406

Schepelingen-dienst mag niet worden verricht:

1В°. door hen, die niet met de zeewerkgever eene arbeidsovereenkomst hebben aangegaan,

2В°. door hen, die, hoewel zij met de zeewerkgever eene arbeidsovereenkomst hebben aangegaan, niet in de monsterrol zijn genoemd.

Artikel 407

[1.] De zeewerkgever is verplicht te zorgen voor voeding en verblijven van de schepeling aan boord, alsmede voor een kombuis en andere ruimten voor de voeding, een en ander op zodanige wijze dat een behoorlijke voorziening verzekerd is.

2. Voor een schip, waarvan de verblijven, de kombuis en andere ruimten voor de voeding voldoen aan de in het zesde lid bedoelde voorschriften, wordt door de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat een certificaat voor de verblijven uitgereikt.

3. Wanneer de inrichting van de verblijven, van de kombuis en van de andere ruimten voor de voeding niet meer voldoet aan de in het zesde lid bedoelde voorschriften, wordt het certificaat door de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat ingetrokken.

4. Tegen besluiten van het hoofd van de Scheepvaartinspectie op grond van het tweede en derde lid kan iedere belanghebbende beroep instellen bij de Minister van Verkeer en Waterstaat.

[5.] De kapitein mag met zijn schip geen reis ondernemen, zonder dat voor het schip een geldig certificaat voor de verblijven bestaat.

[6.] Nadere voorschriften tot uitvoering van het bepaalde in de vorige leden worden bij algemene maatregel van bestuur gegeven.

[7.] In geen geval mag de zeewerkgever de voeding of de levering van de daarvoor benoodigde eet- en drinkwaren bij wijze van aanbesteding opdragen aan den kapitein of aan een schepeling.

Artikel 408

De schepeling heeft voor iederen dag, dat hem de verschuldigde voeding niet of niet ten volle wordt verstrekt, recht op eene vergoeding, waarvan het bedrag bij de arbeidsovereenkomst of, bij stilzwijgen van deze, door het gebruik of de billijkheid wordt bepaald.

Artikel 409

[1.] Ten verzoeke van een derde van de schepelingen heeft buitenslands een onderzoek plaats naar de deugdelijkheid en voldoende hoeveelheid der eet- en drinkwaren. Het onderzoek wordt door den Nederlandschen consulairen ambtenaar of, bij gebreke van dezen, en in het Koninkrijk buiten Europa, door het bevoegde gezag ingesteld.

[2.] De kapitein is verplicht de onbruikbare eet- en drinkwaren, op last dezer autoriteiten, tegen bruikbare te verwisselen en het noodige zich aan te schaffen.

Artikel 410

[1.] Door een gelijk deel van de schepelingen kan bij dezelfde autoriteiten buitenslands over onvoldoende ligging of ruimte, na de afreis ontstaan, worden geklaagd; een onderzoek wordt daarnaar ingesteld.

[2.] De kapitein is op last der autoriteiten verplicht in het gebrekkige te voorzien.

[3.] De kapitein, die aan de hem, overeenkomstig dit en het vorig artikel, gegeven bevelen niet heeft voldaan, wordt geacht zich jegens de schepelingen te hebben misdragen.

Artikel 411

[1.] De schepeling mag geen sterken drank of wapens aan boord brengen of hebben zonder toestemming van den kapitein.

[2.] De kapitein kan hetgeen hij in strijd met deze bepaling aan boord aantreft, in beslag nemen en vernietigen.

[3.] Dezelfde bevoegdheid heeft de kapitein ten aanzien van smokkelwaren, contrabande en opium of andere verdoovende middelen, welke de schepeling aan boord brengt of heeft.

Artikel 412

[1.] Voor verbruik door de bemanning mag geen sterke drank aan boord zijn boven de hoeveelheid, door Ons bij algemeenen maatregel van bestuur te bepalen.

[2.] Sterke drank, in strijd met deze bepaling aan boord aangetroffen door de ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, of de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane, wordt door hen in beslag genomen.

Artikel 413

[1.] De arbeidsovereenkomst moet, op straffe van nietigheid, het bedrag van het in geld uit te betalen loon bepalen of aangeven hoe het zal worden bepaald. De bepaling kan niet aan het goedvinden van een der partijen worden overgelaten.

[2.] Bij de toepassing van het bepaalde in de artikelen 415, tweede lid, 415a, eerste lid, 415g, 423, eerste lid, 425, derde lid, 433, derde lid, 438 en 440 wordt loon, vastgesteld bij de reis, geacht te zijn vastgesteld voor eene tijdruimte gelijk aan den gemiddelden duur van de reis.

Artikel 414

1. De schepeling verwerft over ieder jaar waarin hij gedurende de volledige overeengekomen arbeidsduur recht op loon heeft gehad, aanspraak op vakantie van ten minste dertig dagen.

2. De schepeling behoudt zijn aanspraak op vakantie over het tijdvak gedurende hetwelk hij studieverlof geniet en van zijn werkgever een studieuitkering ontvangt.

3. Niet tot vakantie wordt gerekend:

a. officieel of algemeen erkende feestdagen;

b. tijdelijk verlof om aan wal te gaan;

c. compensatieverlof;

d. de tijd van het vervoer, bedoeld in lid 7.

4. De werkgever van de schepeling is verplicht om vijftien kalenderdagen van de vakantie, bedoeld in lid 1, aaneengesloten te geven. Van deze verplichting kan worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een bevoegd publiekrechtelijk lichaam.

5. De vakantie moet zo worden verleend dat de schepeling telkens na verloop van twee jaren alle dagen heeft genoten waarop hij aanspraak heeft. De verjaringstermijn, bedoeld in artikel 642 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, beloopt voor de schepeling drie jaren.

6. De vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641, lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt desverlangd aan de schepeling gegeven in de plaats alwaar hij is gemonsterd, of de plaats alwaar hij is aangeworven, al naar gelang die plaats het dichtst is gelegen bij de woonplaats van de schepeling. Van deze regeling kan worden afgeweken bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een bevoegd publiekrechtelijk lichaam.

7. Indien de schepeling genoodzaakt is de vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641, lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek aan te vangen op een andere plaats dan die bedoeld in lid 6, is de werkgever gehouden zorg te dragen voor kosteloos vervoer naar die andere plaats alsmede voor de betaling van de kosten van levensonderhoud gedurende dat vervoer.

8. Een schepeling die zijn vakantie, bedoeld in lid 1 en in artikel 641, lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geniet, wordt slechts in gevallen van uiterste noodzaak teruggeroepen en wel na tijdige kennisgeving.

9. De aanspraak op vakantie zonder behoud van loon, bedoeld in artikel 641, lid 3, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt verminderd met de tijd gedurende welke de schepeling, nadat hij de aanspraak heeft verworven, nog niet in dienst was getreden.

Artikel 415

[1.] De schepeling, die ziek wordt, blijft in het genot van het volle loon zolang hij aan boord is.

[2.] Na zijn herstel heeft de schepeling, ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst, recht op een uitkering, gelijk aan het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon, dat hij genoot toen hij ziek werd, indien hij ter verpleging is achtergelaten buiten het land waar hij thuisbehoort en elders dan ter plaatse waar hij zich bevond toen zijn rechtsverhouding met de zeewerkgever aanving. Hij heeft voorts aanspraak op huisvesting en voeding en recht op vrij vervoer tot een haven in het land waar hij thuisbehoort of tot de plaats waar hij zich bevond toen zijn rechtsverhouding met de zeewerkgever aanving, zulks ter keuze van de zeewerkgever. Onder vrij vervoer zijn begrepen de kosten van onderhoud en nachtverblijf gedurende de reis. De geldelijke uitkering na zijn herstel en het recht op huisvesting en voeding, waarop hij ingevolge dit lid aanspraak kan maken, nemen in ieder geval een einde zodra hij passende arbeid kan verkrijgen en verrichten dan wel is teruggekeerd in of had kunnen terugkeren naar een haven in het land waar hij thuisbehoort of de plaats waar hij zich bevond toen zijn rechtsverhouding met de zeewerkgever aanving.

[3.] Indien de ziekte een gevolg is van opzet, wordt de geldelijke uitkering verbeurd of verminderd, ter beoordeling van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de zetel van het scheepsbedrijf is gevestigd.

4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van loon als bedoeld in het eerste lid met uitkering of inkomensvoorziening ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, dan wel met uitkering of inkomensvoorziening ingevolge zowel de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering als de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

[5.] De schepeling, die ziek wordt, heeft tot zijn herstel recht op behoorlijke verpleging en geneeskundige behandeling. Dit recht komt evenwel niet toe aan de schepeling, die verzekeringsplichtige is op grond van de Zorgverzekeringswet, zolang hij verblijft in Nederland en evenmin aan de schepeling, die verblijft in het land waar hij thuisbehoort. Het recht eindigt, indien de schepeling is teruggekeerd in of heeft kunnen terugkeren naar het land waar hij thuisbehoort. Op de aanspraken, welke de schepeling heeft ingevolge het bepaalde in dit lid, komen de aanspraken ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in mindering.

Artikel 415a

[1.] De schepeling, die op het tijdstip, waarop hij ziek wordt, niet is verzekerd ingevolge de Ziektewet en op wie niet enige daarmee overeenkomende wettelijke regeling van een lidstaat van de Europese Unie van toepassing is, heeft, zolang hij niet hersteld is, gedurende ten hoogste 52 weken, ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst, recht op 80% van het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon, dat hij genoot toen hij ziek werd, verhoogd met de bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen geldswaarde van andere loonbestanddelen. Deze termijn van 52 weken gaat in: 1°. als de schepeling ziek wordt, terwijl hij niet aan boord van een schip in dienst is, op de dag, waarop hij ziek wordt; 2°. als hij ziek wordt, terwijl hij aan boord van een schip in dienst is, op de dag, waarop hij aan de wal ter verpleging wordt achtergelaten of waarop hij, nog niet hersteld, met het schip terugkomt. Wordt hij ter verpleging achtergelaten buiten het land waar hij thuisbehoort, dan wordt de uitkering van 80% gedurende de eerste twaalf weken verhoogd tot 100%.

[2.] De geldelijke uitkering, waarop de schepeling recht heeft ingevolge het bepaalde in de laatste volzin van het vorige lid neemt in ieder geval een einde zodra hij passende arbeid kan verkrijgen en verrichten dan wel is teruggekeerd in of had kunnen terugkeren naar een haven in het land waar hij thuisbehoort.

[3.] Artikel 415, derde lid, is van toepassing.

Artikel 415b

[1.] De schepeling, die op het tijdstip, waarop hem een ongeval in verband met zijn arbeidsovereenkomst overkomt, niet is verzekerd ingevolge de Ziektewet en op wie niet enige daarmee overeenkomende wettelijke regeling van een lidstaat van de Europese Unie van toepassing is, heeft, ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst, of zijn nagelaten betrekkingen hebben, indien hij ten gevolge van een zodanig ongeval overlijdt, recht op uitkeringen en voorzieningen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 415c - 415h.

[2.] Voor de toepassing van het bepaalde in het vorige lid en in de artikelen 415c - 415g worden met een ongeval, in verband met de arbeidsovereenkomst overkomen, gelijkgesteld de ziekten, voorkomende op een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen lijst van ziekten, indien de schepeling die ziekte heeft gekregen in verband met de arbeidsovereenkomst. De ziekte wordt, tenzij het tegendeel blijkt, geacht verband te houden met de arbeidsovereenkomst, indien zij zich gedurende de arbeidsovereenkomst of binnen een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen termijn na het beлindigen van de arbeidsovereenkomst openbaart.

[3.] De in het vorige lid bedoelde gelijkstelling is niet van toepassing indien de schepeling zonder deugdelijke grond ter zake van de in dat lid bedoelde ziekte geweigerd heeft een profylactische behandeling te ondergaan dan wel heeft nagelaten zich aan een zodanige behandeling te onderwerpen, ofschoon hem daartoe kosteloos gelegenheid werd geboden.

Artikel 415c

[1.] De schepeling, bedoeld in artikel 415b, heeft na afloop van de termijn van 52 weken, bedoeld in artikel 415a, eerste lid, in geval van tijdelijke gehele ongeschiktheid tot werken, recht op een uitkering van 70% van zijn loon en, in geval van tijdelijke gedeeltelijke ongeschiktheid tot werken, op een uitkering ter hoogte van een in verhouding tot de verloren geschiktheid tot werken staand deel van 70% van zijn loon.

[2.] De in het vorige lid bedoelde uitkering eindigt met ingang van de dag, waarop blijvende gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid tot werken intreedt, dan wel, indien de tijdelijke gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid tot werken voortduurt, uiterlijk met ingang van de dag, gelegen drie jaren na afloop van de termijn van 52 weken, bedoeld in artikel 415a, eerste lid.

[3.] De schepeling, bedoeld in artikel 415b, die op de dag, gelegen na afloop van de termijn van 52 weken, bedoeld in artikel 415a, eerste lid, blijvend geheel of gedeeltelijk ongeschikt is tot werken of binnen drie jaren na die dag blijvend geheel of gedeeltelijk ongeschikt wordt tot werken, dan wel op de dag, gelegen drie jaren na vorenbedoelde dag, nog tijdelijk geheel of gedeeltelijk ongeschikt is tot werken, heeft recht op een uitkering ineens van driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar de uitkering, waarop hij laatstelijk aanspraak had vууr de dag, waarop dat recht ontstaat. Met ingang van de dag, waarop recht ontstaat op een uitkering ineens als bedoeld in de vorige volzin, kunnen ter zake van het betreffende ongeval overigens geen rechten meer worden ontleend aan de artikelen 415b - 415h.

[4.] Voor de toepassing van het bepaalde in de vorige leden wordt een schepeling geheel of gedeeltelijk ongeschikt geacht tot werken, indien hij ten gevolge van een ongeval als bedoeld in artikel 415b geheel of gedeeltelijk ongeschikt is geworden tot arbeid, die voor zijn krachten en bekwaamheden is berekend en die met het oog op zijn opleiding en vroeger beroep hem in billijkheid kan worden opgedragen.

[5.] Indien de schepeling, bedoeld in artikel 415b, niet de medewerking verleent, die redelijkerwijs van hem verlangd kan worden tot het herkrijgen van zijn gezondheid of zijn arbeidsvermogen, voor zover deze door een ongeval als bedoeld in dat artikel zijn geschaad, zal bij de schatting van de mate van ongeschiktheid tot werken, bedoeld in de vorige leden, de toestand in aanmerking genomen kunnen worden, die waarschijnlijk zou zijn ontstaan, indien die medewerking ten volle zou zijn verleend.

Artikel 415d

[1.] De schepeling, bedoeld in artikel 415b, heeft ter zake van een ongeval als bedoeld in dat artikel van de dag van het ongeval af recht op geneeskundige behandeling of vergoeding daarvoor, indien hij verblijft in of heeft kunnen terugkeren naar het land, waar hij thuisbehoort, doch uiterlijk tot de dag, gelegen drie jaren na afloop van de termijn van 52 weken, bedoeld in artikel 415a, eerste lid en onverminderd het bepaalde in de laatste volzin van het derde lid van artikel 415c. Onder geneeskundige behandeling is begrepen het verstrekken van kunstmiddelen, voor zover deze zijn geschiktheid tot werken kunnen bevorderen of tot verbetering van zijn levensomstandigheden kunnen bijdragen, alsmede het onderricht in het gebruik van die kunstmiddelen.

[2.] Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld met betrekking tot het bepaalde in dit artikel.

Artikel 415e

[1.] Onverminderd het bepaalde in artikel 674 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek hebben de nagelaten betrekkingen, bedoeld in artikel 415b, eerste lid, recht op een uitkering ineens, welke bedraagt:

1В°. voor de vrouw, met wie de overledene ten tijde van het ongeval gehuwd was of een geregistreerd partnerschap was aangegaan: driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar 30% van het loon van de overledene;

2В°. voor de man, met wie de overledene ten tijde van het ongeval gehuwd was of een geregistreerd partnerschap was aangegaan, indien deze zijn kostwinster was: driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar 30% van het loon van de overledene;

3В°. voor elk kind beneden de leeftijd van zestien jaar dat tot de overleden vader of moeder in familierechtelijke betrekking stond: driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar 15% en, indien dit kind ouderloos is, berekend naar 20% van het loon van de overledene;

4В°. voor elk stiefkind beneden de leeftijd van zestien jaar van de overledene: driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar 15% en, indien dit kind ouderloos is, berekend naar 20% van het loon van de overledene;

5В°. voor degene, voor wie de overledene ten tijde van het ongeval kostwinner was, niet vallende onder 1°, 2°, 3° of 4°: driemaal hetgeen hij in de regel over een jaar tot diens levensonderhoud bijdroeg, doch niet meer dan driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar 30% van het loon van de overledene, met dien verstande, dat, indien de betrokkene jonger is dan zestien jaar, niet meer wordt uitgekeerd dan hij als kind dat in familierechtelijke betrekking tot de overledene stond zou hebben ontvangen.

[2.] De in het vorige lid bedoelde uitkeringen zullen tezamen niet meer bedragen dan driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar 60% van het loon van de overledene. De personen, bedoeld in het vorige lid, onder 5°, hebben alleen recht op een uitkering, indien de personen, bedoeld onder 1°, 2°, 3° en 4°, van dat lid allen hun volle uitkering hebben ontvangen. Indien de personen, bedoeld in het vorige lid, onder 1°, 2°, 3° en 4°, tezamen een uitkering zouden ontvangen van meer dan driemaal de uitkering over een jaar, berekend naar 60% van het loon van de overledene, ondergaat elk van deze uitkeringen een evenredige vermindering.

[3.] Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 415b is het bepaalde bij of krachtens artikel 8 van de Algemene nabestaandenwet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 415f

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld ter voorkoming of beperking van samenloop van uitkeringen of voorzieningen, bedoeld in de artikelen 415a - 415e , met uitkeringen of voorzieningen uit anderen hoofde.

Artikel 415g

Onder loon van de schepeling wordt voor de toepassing van de artikelen 415c en 415e verstaan het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon, dat hij genoot toen het ongeval als bedoeld in artikel 415b plaatsvond, verhoogd met de bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen geldswaarde van andere loonbestanddelen. Hetgeen het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon meer bedraagt dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag, wordt daarbij niet in aanmerking genomen.

Artikel 415h

[1.] Indien een daartoe door Ons erkende vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is opgericht, is de zeewerkgever, die een of meer schepelingen in dienst heeft, die, niet zijn verzekerd ingevolge de Ziektewet en op wie niet enige daarmee overeenkomende wettelijke regeling van een lidstaat van de Europese Unie van toepassing is, ter waarborging van zijn tegenover die schepelingen en hun nagelaten betrekkingen uit de artikelen 415a - 415g voortvloeiende verplichtingen van rechtswege aangesloten bij die vereniging.

[2.] In het geval, bedoeld in het vorige lid, zijn de zeewerkgever en de vereniging hoofdelijk verbonden tegenover die schepelingen en hun nagelaten betrekkingen.

[3.] Op haar verzoek kan een vereniging worden erkend als vereniging, bedoeld in het eerste lid, indien zij voldoet aan de volgende vereisten:

1В°. dat zij opgericht is door een of meer naar Ons oordeel representatieve organisaties van zeewerkgevers en een of meer naar Ons oordeel representatieve organisaties van schepelingen, al dan niet tezamen met een of meer zeewerkgevers;

2В°. dat zij niet beoogt winst te maken.

[4.] Voor de in het vorige lid bedoelde erkenning komt niet meer dan ййn vereniging in aanmerking.

[5.] De statuten van de in het eerste lid bedoelde vereniging moeten zodanige bepalingen inhouden, dat:

1В°. het bestuur voor de helft wordt samengesteld uit vertegenwoordigers van de zeewerkgevers en voor de helft uit vertegenwoordigers van de schepelingen;

2В°. de gezamenlijke vertegenwoordigers van de zeewerkgevers ter vergadering evenveel stemmen uitbrengen als de gezamenlijke vertegenwoordigers van de schepelingen;

3В°. de kosten van de uit de artikelen 415a-415h voortvloeiende verplichtingen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde schepelingen en hun nagelaten betrekkingen, alsmede de kosten verbonden aan de vorming en instandhouding van een reserve, per jaar worden omgeslagen over de zeewerkgevers naar rato van het loon, dat door hen in dat jaar aan die schepelingen is uitbetaald, waarbij onder loon wordt verstaan loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen.

Artikel 415i

[1.] Artikel 93, aanhef en onder c, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van toepassing op alle vorderingen krachtens de artikelen 415a - 415h door of tegen de in het eerste lid van artikel 415h bedoelde schepelingen of hun nagelaten betrekkingen ingesteld tegen onderscheidenlijk door de in dat lid bedoelde vereniging.

[2.] Elk beding strijdig met enige bepaling van dit of het vorige artikel is nietig, behoudens dat partijen kunnen overeenkomen om een geschil omtrent een vordering als bedoeld in het vorige lid aan de uitspraak van scheidslieden te onderwerpen.

Artikel 416

[1.] Indien de schepeling, in dienst van de zeewerkgever, overlijdt buiten het land waar hij thuis behoort, komen voor rekening van de zeewerkgever:

1В°. indien de lijkbezorging plaats vindt buiten het land waar hij thuis behoort, de daartoe gemaakte kosten;

2В°. indien de lijkbezorging plaats vindt in het land waar hij thuis behoort, de gemaakte kosten van en in verband met het vervoer van het stoffelijk overschot naar de woonplaats in dat land, alsmede de gemaakte kosten van en in verband met de daartoe noodzakelijke opgraving van het stoffelijk overschot, zulks met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te bepalen maximum bedragen.

[2.] De in het vorige lid onder 2° bedoelde kosten komen niet voor rekening van de zeewerkgever, indien het vervoer van het stoffelijk overschot niet binnen redelijke korte tijd na het overlijden plaats vindt.

Artikel 417

[1.] Gedurende den tijd, dat de schepeling in dienst is aan boord van een schip, is hij verplicht de bevelen van den kapitein met stiptheid op te volgen.

2. Indien hij meent, dat deze bevelen onrechtmatig zijn, kan hij in de eerste haven, die het schip aandoet, de tusschenkomst inroepen van de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat of in het Koninkrijk buiten Europa van het bevoegde gezag of buiten het Koninkrijk, indien dit redelijkerwijze zonder oponthoud van het schip kan geschieden, van den Nederlandschen diplomatieken of bezoldigden consulairen ambtenaar, die het eerst te bereiken is.

Artikel 418

De kapitein is verplicht den arbeid van den schepeling te regelen in overeenstemming met de daaromtrent bij de wet en, binnen de grenzen der wet, bij de arbeidsovereenkomst gestelde bepalingen.

Artikel 419

[1.] De schepeling is verplicht het hem door den kapitein opgedragen werk te verrichten, doch heeft recht op een bijslag op het loon voor den tijd, gedurende welken hij langer dan den door de wet of de arbeidsovereenkomst bepaalden normalen arbeidsduur werk verricht, tenzij de kapitein het werk noodzakelijk acht tot behoud van het schip, de opvarenden of de zaken aan boord. Het bedrag van dien bijslag wordt bepaald door de arbeidsovereenkomst of, bij haar stilzwijgen, door het gebruik of de billijkheid.

[2.] De kapitein doet van ieder geval van overwerk aanteekening houden in een daartoe bestemd register. Elke aanteekening wordt door den daarbij betrokken schepeling mede-onderteekend.

[3.] Het recht, betaling van den bijslag te vorderen, vervalt door verloop van ййn maand na het eindigen van den dienst aan boord in eene Nederlandsche haven en van zes maanden na het eindigen van den dienst aan boord in het buitenland.

[4.] Op den scheepsofficier, tevens hoofd van dienst, den geneeskundige en den marconist zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing.

Artikel 420

Indien aan den schepeling andere werkzaamheden worden opgedragen dan hij heeft te verrichten overeenkomstig de hoedanigheid, waarin hij volgens de arbeidsovereenkomst aan boord dienst doet, en deze werkzaamheden volgens overeenkomst of gebruik hooger worden beloond, heeft hij aanspraak op daarmede overeenkomend hooger loon.

Artikel 421

[1.] Zonder toestemming van den kapitein mag de schepeling het schip niet verlaten.

[2.] Weigert de kapitein toestemming, dan is hij verplicht de reden voor zijne weigering in het dagboek te vermelden en aan den schepeling, op diens verlangen, deze weigering binnen twaalf uur schriftelijk te bevestigen.

Artikel 422

De kapitein heeft disciplinair gezag over den schepeling. Hij kan tot handhaving van dit gezag de redelijkerwijze noodige maatregelen nemen.

Artikel 423

[1.] De kapitein kan den schepeling in geval van verwijdering van boord zonder zijne toestemming, van niet tijdig terugkeeren aan boord, van dienstweigering, van gebrekkige dienstvervulling, van onbehoorlijk optreden tegen een lid der bemanning of een der andere opvarenden en van ordeverstoring, eene boete opleggen ten bedrage van het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon over ten hoogste tien dagen; echter mag de boete nooit meer bedragen dan een derde van dat loon voor den geheelen duur der reis. In een tijdsverloop van tien dagen mag geen hooger bedrag aan gezamenlijke boeten worden opgelegd dan de genoemde hoogste bedragen.

[2.] De oplegging der boete kan voorwaardelijk geschieden.

[3.] Indien de kapitein wegens eenig feit de arbeidsovereenkomst doet eindigen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 677, lid 1, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, kan hij te dier zake niet tevens disciplinaire straf opleggen.

[4.] De bestemming der boeten moet in de arbeidsovereenkomst worden aangegeven. De boete mag noch de zeewerkgever noch de kapitein ten goede komen.

Artikel 424

[1.] Alvorens boete op te leggen is de kapitein verplicht den betrokkene en de getuigen te hooren in het bijzijn, zoo mogelijk, van ten minste twee schepelingen van gelijken of hoogeren rang, overeenkomstig de monsterrol daartoe aangewezen. Het proces-verbaal van dit verhoor moet door allen, die daarbij tegenwoordig zijn geweest, worden onderteekend. Van weigering om te onderteekenen wordt daarin melding gemaakt.

[2.] Boete kan niet vroeger worden opgelegd dan twaalf uren en niet later dan eene week, nadat het feit heeft plaats gehad, tenzij bijzondere omstandigheden afwijking noodzakelijk maken.

[3.] Elke boete moet onverwijld worden ingeschreven in een daartoe bestemd register, met vermelding van het feit, dat tot de oplegging aanleiding heeft gegeven en van den dag waarop het heeft plaats gehad, alsmede van den dag waarop de boete is opgelegd. Iedere inschrijving moet worden onderteekend door den kapitein en de in het eerste lid genoemde schepelingen.

[4.] Eene boete, niet ingeschreven in het register, wordt geacht ten onrechte te zijn opgelegd.

[5.] De schepeling kan van de oplegging van boete in beroep komen bij de rechtbank van het arrondissement waarin de zetel van het scheepsbedrijf is gelegen. Het beroep wordt behandeld en beslist door de kantonrechter. Het derde lid van artikel 419 vindt overeenkomstige toepassing.

Artikel 425

[1.] Gedurende den tijd, dat de schepeling in dienst van de zeewerkgever aan boord van een schip of in het buitenland verblijft, heeft zijne niet van tafel en bed gescheiden echtgenoote recht op uitbetaling, op den voet als in de volgende leden bepaald, van ten hoogste het twee derde gedeelte van het in geld vastgestelde loon, tot onderhoud van haar en hare kinderen, die niet in staat zijn in hun onderhoud te voorzien.

[2.] De uitbetaling door de zeewerkgever geschiedt aan de echtgenoote tegen overlegging van eene met het oog op de laatste monstering afgegeven verklaring van haren man of beschikking van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin haar woonplaats is gelegen en wel voor het gedeelte van het aan den schepeling verschuldigde loon, in die verklaring of die beschikking genoemd. Wanneer eene onmiddellijke voorziening wordt vereischt, zal de kantonrechter aanstonds bepalen het gedeelte van het loon van den schepeling, op welks uitbetaling de echtgenoote voorloopig recht heeft tot onderhoud van haar en de kinderen in het eerste lid bedoeld. Deze beschikking behoudt tegenover de zeewerkgever hare kracht gedurende eene maand na den dag harer dagteekening, voor zooveel hem niet voor den afloop van dien termijn de eindbeschikking van den kantonrechter is overgelegd.

[3.] Het gedeelte van het loon, op welks uitbetaling de echtgenoote recht heeft, wordt haar uitgekeerd op de tijdstippen voor de uitbetaling bepaald door de arbeidsovereenkomst of, bij stilzwijgen van deze, door het gebruik of de billijkheid, met dien verstande, dat, indien het loon naar tijdruimte is vastgesteld, de hierbedoelde uitbetaling uiterlijk telkens na eene maand geschiedt.

Artikel 426

[1.] De uitbetaling van het in geld vastgestelde deel van het in dienst aan boord van een schip verdiende loon moet geschieden in de munt, waarin het bij de arbeidsovereenkomst is uitgedrukt, of in de munt, gangbaar ter plaatse van de uitbetaling. De koers waartegen in het laatste geval de herleiding geschiedt, moet den schepeling schriftelijk worden medegedeeld.

[2.] Onverminderd het bepaalde in artikel 445, kan de schepeling, indien hij meent, dat de hem medegedeelde koers niet juist is, zich na afloop van de reis deswege wenden tot de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Rotterdam.

Artikel 427

[1.] Behoudens het bepaalde in artikel 425 heeft de schepeling recht op uitbetaling van het in dienst aan boord van een schip verdiend loon: 1°. indien het naar tijdruimte is vastgesteld, in iedere haven, welke het schip gedurende de reis aandoet, mits zeven dagen zijn verloopen sedert de laatste uitbetaling, 2°. indien het niet naar tijdruimte is vastgesteld, op de tijdstippen voor de uitbetaling bepaald door de arbeidsovereenkomst of, bij haar stilzwijgen, door het gebruik of de billijkheid.

[2.] Zoolang de reis niet is geлindigd, is de zeewerkgever niet verplicht in het geheel meer dan 5/6 deel van het loon uit te betalen.

[3.] De uitbetaling van het in het eerste lid onder 1°. bedoelde loon geschiedt uiterlijk op den dag volgende op dien van de aankomst, de in artikel 354 bedoelde dagen niet medegerekend, doch in ieder geval voor het vertrek uit de haven.

Artikel 428

De schepeling kan zijn recht op het in geld vastgestelde deel van zijn in dienst aan boord van een schip verdiend loon, voor zoover dit te zijner beschikking is, alleen afstaan, in pand geven daaronder begrepen, ten behoeve van zijne echtgenoote voor ten hoogste ййn derde, van zijne kinderen, de verzorgers zijner kinderen en zijne ouders voor ten hoogste de helft, en van andere bloedverwanten tot den vierden graad en van aanverwanten tot denzelfden graad voor ten hoogste ййn derde; alles met dien verstande, dat het bedrag van hetgeen hij afstaat, gevoegd bij het ingevolge artikel 425 aan de echtgenoote uit te betalen bedrag, twee derde gedeelte van het geheele in geld vastgestelde loon niet mag overtreffen.

Artikel 429

[1.] De boeten en de schadeloosstelling bedoeld in de artikelen 423 en 438 zijn bevoorrecht op het in geld vastgestelde deel van het loon van den schepeling, hetwelk tot het bedrag daarvan kan worden ingehouden.

[2.] Boete en schadeloosstelling komen in de eerste plaats ten laste van het deel van het loon, dat aan den schepeling persoonlijk moet worden uitbetaald.

[3.] Op het gedeelte van het loon, ten aanzien waarvan volgens artikel 632 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek verrekening door de zeewerkgever voor het einde van de arbeidsovereenkomst is toegelaten, wordt hetgeen aan boeten, als hier bedoeld, is ingehouden in mindering gebracht.

Artikel 430

[Vervallen per 01-10-1970]

Artikel 431

De arbeidsovereenkomst, voor bepaalde tijd aangegaan of voortgezet, eindigt in de eerste haven, welke het schip aandoet nadat die tijd is verstreken en, voorzoveel nodig, opzegging heeft plaats gevonden.

Artikel 432

[1.] De arbeidsovereenkomst, aangegaan bij de reis, eindigt als de reis of de reizen, waarvoor zij is aangegaan, is of zijn afgeloopen.

[2.] Evenwel kan de schepeling, na verloop van anderhalf jaar, de arbeidsovereenkomst door opzegging doen eindigen in iedere haven, welke het schip daarna aandoet. Bij de opzegging moet hij den termijn in acht nemen, welke redelijkerwijze noodig is voor zijne vervanging in die haven.

Artikel 433

[1.] Indien is overeengekomen, dat de arbeidsovereenkomst zal eindigen bij terugkomst van het schip in eene met name genoemde Nederlandsche haven, is de zeewerkgever bevoegd haar te doen eindigen in eene haven, van waaruit de genoemde Nederlandsche haven, anders dan met een luchtvaartuig, binnen vier en twintig uur kan worden bereikt.

[2.] Is de Nederlandsche haven, waarop het schip zal terugkomen, niet met name genoemd, dan is de zeewerkgever bevoegd de arbeidsovereenkomst te doen eindigen in eene haven in het buitenland van waaruit Amsterdam of Rotterdam op de in het eerste lid bedoelde wijze kan worden bereikt.

[3.] Behalve de reiskosten heeft de zeewerkgever den schepeling voor de dagen nа de beлindiging van de arbeidsovereenkomst tot den dag, volgende op dien, waarop deze ter plaatse had kunnen aankomen, loon te betalen op den voet van het in de arbeidsovereenkomst naar tijdruimte in geld vastgesteld deel van het loon, alsmede de kosten van onderhoud en zoo noodig van nachtverblijf.

Artikel 434

[1.] De arbeidsovereenkomst, aangegaan voor onbepaalden tijd, kan ieder der partijen gedurende den tijd, dat de schepeling in dienst is aan boord van een schip, door opzegging, met inachtneming van den daarvoor gestelden termijn, doen eindigen in iedere haven, waar het schip laadt of lost. Tenzij een langere termijn van opzegging is overeengekomen of uit de wet voortvloeit, bedraagt deze vier en twintig uren. De opzegging geschiedt schriftelijk.

[2.] De opzeggingstermijn mag voor de zeewerkgever niet korter worden gesteld dan voor den schepeling.

[3.] Dit artikel is mede van toepassing als de zeewerkgever overlijdt gedurende den tijd, dat de schepeling in dienst is aan boord van een schip, en hetzij de erfgenamen van de zeewerkgever hetzij de schepeling gebruik willen maken van de bevoegdheid hun gegeven in artikel 675 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 435

Gedurende eene reis van het schip, waarop de schepeling in dienst is, kan een der partijen de arbeidsovereenkomst overeenkomstig het bepaalde in artikel 677, eerste lid van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek alleen doen eindigen tegen het tijdstip, op hetwelk het schip zich in eene haven bevindt.

Artikel 436

Behalve in de gevallen, genoemd in artikel 678, lid 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zullen voor de zeewerkgever dringende redenen onder andere aanwezig geacht kunnen worden:

1В°. wanneer de schepeling den kapitein of een opvarende van het schip mishandelt, grovelijk beleedigt of op ernstige wijze bedreigt of hem verleidt of tracht te verleiden tot handelingen strijdig met de wetten of de goede zeden;

2В°. wanneer, na den aanvang der arbeidsovereenkomst, de schepeling zich niet op den door de zeewerkgever aangegeven tijd doet monsteren of, na de monstering, aan boord van het schip aanmeldt;

3В°. wanneer den schepeling hetzij tijdelijk, hetzij voor goed de bevoegdheid wordt ontnomen, op een schip dienst te doen in de hoedanigheid, waarin hij zich heeft verbonden dienst te doen;

4В°. wanneer de schepeling, buiten weten van de zeewerkgever of den kapitein, smokkelwaren aan boord heeft gebracht of daar onder zijne berusting heeft.

Artikel 437

Behalve in de gevallen, genoemd in artikel 679, lid 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, zullen voor den schepeling dringende redenen onder andere aanwezig geacht kunnen worden:

1В°. wanneer de zeewerkgever hem orders geeft, welke in strijd zijn met de arbeidsovereenkomst of met verplichtingen, welke de wet den schepeling oplegt;

2В°. wanneer de zeewerkgever het schip bestemt naar eene haven van een land, dat in een zee-oorlog is gewikkeld, of naar eene haven welke is geblokkeerd, tenzij de arbeidsovereenkomst dit uitdrukkelijk voorziet en is gesloten nа het uitbreken van den oorlog of nа het afkondigen van de blokkade;

3В°. wanneer in het geval van artikel 367 de zeewerkgever orders geeft te vertrekken naar eene vijandelijke haven;

4В°. wanneer de zeewerkgever het schip gebruikt of laat gebruiken voor slavenhandel, zeeroof, strafbare kaapvaart of het vervoer van goederen waarvan de invoer verboden is in het land van bestemming;

5В°. wanneer de zeewerkgever het schip bestemt voor vervoer van contrabande, tenzij de arbeidsovereenkomst dit uitdrukkelijk voorziet en is gesloten nа het uitbreken van den oorlog;

6В°. wanneer voor hem aan boord gevaar voor mishandeling van de zijde van den kapitein of van een opvarende dreigt;

7В°. wanneer het logies aan boord in een toestand verkeert, welke schadelijk is voor de gezondheid der bemanning;

8В°. wanneer hem de voeding, waarop hij recht heeft, niet of niet in deugdelijken toestand wordt verstrekt, of wanneer de zeewerkgever handelt in strijd met het bepaalde bij het tweede lid van artikel 407;

9В°. wanneer het schip het recht verliest de Nederlandsche vlag te voeren;

10В°. wanneer de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een of meer bepaalde reizen en de zeewerkgever het schip andere reizen laat maken.

Artikel 438

[1.] Indien de arbeidsovereenkomst wordt beлindigd gedurende eene reis van het schip, is de schadeloosstelling, bedoeld in artikel 680, lid 1, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, bij eene arbeidsovereenkomst voor een bepaalden tijd aangegaan, gelijk aan het bedrag van het voor den dienst aan boord van een schip in geld vastgestelde loon voor den tijd, dat de arbeidsovereenkomst volgens de overeenkomst of de wet had behooren voort te duren, doch niet langer dan drie maanden. Hetzelfde geldt wanneer de arbeidsovereenkomst bij de reis is aangegaan.

[2.] Bij eene arbeidsovereenkomst, voor een onbepaalden tijd aangegaan, is de schadeloosstelling ten minste gelijk aan het bedrag van het voor den dienst aan boord van een schip in geld vastgestelde loon voor ййn maand.

Artikel 439

[1.] Ieder der partijen is te allen tijde, ook vууrdat de arbeidsovereenkomst is aangevangen, bevoegd zich wegens gewichtige redenen te wenden tot de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van haar werkelijk verblijf gelegen is, of het schip zich bevindt, of in het Koninkrijk buiten Europa tot het bevoegde gezag of buiten het Koninkrijk tot den het eerst te bereiken Nederlandschen diplomatieken of bezoldigden consulairen ambtenaar, met het verzoek de arbeidsovereenkomst ontbonden te verklaren.

[2.] Als gewichtige redenen worden, behalve die genoemd in artikel 685, lid 2, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, ook beschouwd omstandigheden, na den aanvang van den dienst aan boord aan den verzoeker gebleken of na dien opgekomen, waardoor de voortzetting van de reis, waarop het schip zich bevindt, hem aan onvoorzien, groot levensgevaar zou blootstellen.

[3.] Indien het den schepeling mogelijk is eene hoogere betrekking te verkrijgen, is hij steeds bevoegd het in het eerste lid bedoelde verzoek te doen, mits hij zorgt voor zijne vervanging zonder nieuwe kosten voor de zeewerkgever en te diens genoegen.

Artikel 440

[1.] Indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan bij de reis en tengevolge van een maatregel van hooger hand of van andere overmacht de reis niet wordt aangevangen of, nadat zij is aangevangen, wordt gestaakt, neemt de arbeidsovereenkomst een einde. De schepeling heeft in het laatstbedoelde geval recht op het naar tijdruimte in geld vastgestelde loon, totdat hij in Nederland kan zijn teruggekomen of totdat hij eerder werk heeft gevonden. In geval van geschil wordt het bedrag van het loon vastgesteld door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de zetel van het scheepsbedrijf is gelegen.

[2.] Indien de schepeling zich heeft verbonden uitsluitend aan boord van een bepaald schip dienst te doen en dit schip vergaat, geldt het in het eerste lid bepaalde ook al is de arbeidsovereenkomst niet bij de reis aangegaan.

Artikel 441

Voor zoover het in geld uitgedrukte deel van het loon is vastgesteld bij de reis, heeft de schepeling recht op eene evenredige verhooging van het loon, wanneer de reis door toedoen van de zeewerkgever, door molest of door verblijf in eene noodhaven of eene andere soortgelijke reden in het belang van het schip en de zaken aan boord daarvan wordt verlengd.

Artikel 442

Indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan bij de reis en de reis door toedoen van de zeewerkgever niet wordt aangevangen of, nadat zij is aangevangen, wordt gestaakt, neemt de arbeidsovereenkomst een einde. De schepeling heeft alsdan het recht op de schadeloosstelling, bepaald in artikel 680 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met artikel 438, eerste lid.

Artikel 443

[1.] Eindigt de arbeidsovereenkomst in het buitenland, dan heeft de schepeling recht op vrij vervoer, indien hij Nederlander is, tot een haven in Nederland, indien hij niet Nederlander is, ter keuze van de zeewerkgever, tot de plaats waar de dienst aan boord van het schip is begonnen of tot een haven van het land waar hij thuis behoort, mits de schepeling zijn verlangen daartoe te kennen geeft uiterlijk op de dag volgende op die, waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, de in artikel 354 bedoelde dagen niet medegerekend, doch in ieder geval voor het vertrek van het schip. Echter heeft de schepeling dit recht niet, indien hij wegens de wijze, waarop de arbeidsovereenkomst is beлindigd, schadeplichtig is geworden. Indien de arbeidsovereenkomst is ontbonden op verzoek van de schepeling op grond van gewichtige redenen, heeft hij dit recht slechts, indien de zeewerkgever schadeplichtig is geworden.

[2.] Onder het vrij vervoer zijn begrepen de kosten van onderhoud en nachtverblijf van het eindigen der arbeidsovereenkomst tot de aankomst van den schepeling in de plaats zijner bestemming.

Artikel 444

Iedere beлindiging van den dienst aan boord van het schip wordt door den kapitein aangeteekend op de monsterrol.

Artikel 445

[1.] De zeewerkgever is verplicht bij het einde van den dienst aan boord aan den schepeling eene schriftelijke afrekening ter hand te stellen. Indien geschil ontstaat over de afrekening, kan de meest gerede partij zich wenden tot de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar het schip is aangekomen of waar de zetel van het scheepsbedrijf is gelegen, met het verzoek de afrekening te onderzoeken en vast te stellen.

[2.] Eindigt de dienst buiten Nederland, dan kan ieder der partijen, ter verkrijging van eene voorloopige beslissing, zich wenden, in het Koninkrijk buiten Europa, tot het bevoegde gezag, en buiten het Koninkrijk, tot den Nederlandschen diplomatieken of bezoldigden consulairen ambtenaar, die het eerst te bereiken is.

Artikel 446

Na het eindigen der reis is de schepeling, wiens arbeidsovereenkomst is afgeloopen, niettemin gedurende drie werkdagen gehouden op verlangen van den kapitein mede te werken tot het opmaken van eene scheepsverklaring.

Artikel 447

De zeewerkgever verbeurt voor iederen dag, dat hij een officier of een scheepsgezel, gedurende of bij het einde van den dienst aan boord van een schip, zonder wettige reden, ophoudt in het verkrijgen van het in geld vastgestelde deel van zijn loon, ten behoeve van den officier 1,36 en ten behoeve van den scheepsgezel 0,68.

Artikel 448

[1.] De schepelingen zijn verplicht aan het behoud van het schip en de zaken aan boord mede te werken. Zij hebben recht op buitengewone belooning voor de dagen, gedurende welke zij werkzaam zijn geweest.

[2.] In geval van geschil wordt de belooning vastgesteld door de rechtbank van het arrondissement waarin de werkzaamheden tot behoud hebben plaats gehad. In het Koninkrijk buiten Europa geschiedt de vaststelling door het bevoegde gezag en buiten het Koninkrijk door den Nederlandschen diplomatieken of bezoldigden consulairen ambtenaar, die het eerst te bereiken is.

Artikel 449

[1.] Indien een schip, dat tot het verrichten van sleepdienst niet is bestemd, aan een ander in open zee aangetroffen schip sleepdienst bewijst onder omstandigheden welke niet aanspraak geven op hulploon, hebben niettemin de schepelingen recht op een aandeel in het sleeploon. De zeewerkgever is verplicht iederen schepeling vууr de uitbetaling desverlangd het bedrag van het sleeploon en de verdeeling daarvan schriftelijk mede te deelen.

[2.] Het aandeel van de schepelingen in het sleeploon wordt, in geval van geschil, door de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waar het schip is aangekomen of waar de zetel van het scheepsbedrijf is gelegen, naar billijkheid vastgesteld.

Artikel 450

[1.] In geval van verlies van het schip door schipbreuk, is de zeewerkgever verplicht aan den schepeling, zoolang hij dientengevolge werkloos is, doch ten hoogste gedurende twee maanden, eene schadeloosstelling te betalen tot een bedrag gelijk aan het bij de arbeidsovereenkomst in geld vastgestelde deel van het loon. Is het loon geheel of voor een deel niet naar tijdruimte vastgesteld, dan is een bedrag verschuldigd gelijk aan het loon, dat volgens het gebruik wegens eene reis als die waarop het schip is verloren gegaan, bij vaststelling van het geheele loon naar tijdruimte, wordt betaald. In geval van geschil beslist de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de zetel van het scheepsbedrijf is gelegen.

[2.] Voor zoover de schepeling krachtens het bepaalde in artikel 440 recht heeft op loon, komt dit loon in mindering van de hierbedoelde schadeloosstelling.

[3.] De vordering tot schadeloosstelling is bevoorrecht op alle de roerende en onroerende goederen van den zeewerkgever; het voorrecht staat in rang gelijk met dat bedoeld in artikel 288 onder e van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

4. De zeewerkgever die meent dat een of meer van de schepelingen ten aanzien van de schipbreuk grove schuld treft, kan zich wenden tot de kantonrechter met het verzoek hem van zijn in het eerste lid bedoelde verplichting tegenover de betrokken schepelingen te ontheffen.

Artikel 450a

[1.] De zeewerkgever, die verplicht is tot vrij vervoer van den schepeling naar eene haven, heeft het recht zich van die verplichting te kwijten, door hem, mits hij tot werken in staat is, aan boord van een naar die haven bestemd schip eene betrekking te verschaffen, overeenkomstig die, welke hij in dienst van den zeewerkgever bekleedde.

[2.] Een Nederlandsch schepeling kan verlangen, dat de betrekking hem aan boord van een Nederlandsch schip wordt verschaft.

[3.] Geschillen over de uitvoering dezer bepaling beslist in het Koninkrijk buiten Europa het bevoegde gezag en buiten het Koninkrijk de Nederlandsche diplomatieke of bezoldigde consulaire ambtenaar.

Artikel 450aa

[1.] Bij verlies van de gehele uitrusting van de schepeling door een ramp aan het schip overkomen, heeft de schepeling, die niet bij die gebeurtenis het leven verliest, aanspraak op een uitkering ineens en heeft, indien de schepeling bij die gebeurtenis het leven verliest, de overlevende echtgenoot of geregistreerde partner of hebben, bij ontstentenis van deze, de gezamenlijke kinderen of, bij ontstentenis van dezen, de ouders recht op een uitkering ineens. Onder verlies van de gehele uitrusting wordt verstaan, dat niets is gered dan hetgeen de schepeling op of bij zich draagt.

[2.] Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor de verschillende groepen van schepelingen het bedrag van de in het vorige lid bedoelde uitkering bepaald.

[3.] Bij verlies van een gedeelte van de uitrusting van de schepeling door een ramp aan het schip overkomen, bestaat een gelijke aanspraak als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande, dat het bedrag van de uitkering wordt gesteld op de geldswaarde van het verloren gegane deel van de uitrusting tot ten hoogste het krachtens het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 450b

De artikelen 613 tot en met 613c, 617, 620, 623, 624, 625, 627, artikel 629, lid 10 en artikel 629b, leden 1, 2, 4 en 3 voor zover het betreft de toepassing van artikel 628, leden 3 en 4, 650, 652, 657, 658, 676, 683 en 684 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vinden geen toepassing ten aanzien van de dienst van de schepeling aan boord van een schip.

Artikel 450c

[1.] Bij overeenkomst kunnen partijen niet afwijken van het bepaalde in de artikelen 398-401, 407, 408, 413, 416-419, 421-426, 428, 439, eerste en tweede lid, 445, 448 en 449, noch ook ten nadeele van den schepeling van het bepaalde in de artikelen 402, 414, 415 - 415h, 420, 427, 432-434, 438, 439, laatste lid, 440-443, 447, 450, 450a en 450aa.

[2.] Zij mogen in de arbeidsovereenkomst geen bepalingen opnemen, welke afwijken van de wettelijke regels betreffende de bevoegdheid des rechters kennis te nemen van geschillen betrekkelijk deze overeenkomst, onverminderd de mogelijkheid zich te verbinden om geschillen aan de uitspraak van scheidslieden te onderwerpen.

Artikel 450d

[1.] Eene beschikking ingevolge de artikelen 415, derde lid, 424, laatste lid, 439, 445, 448, 449 en 450 geeft de kantonrechter niet dan na verhoor of behoorlijke oproeping van partijen. De oproeping geschiedt door den griffier op de wijze, bij algemeenen maatregel van bestuur te bepalen. Bij de oproeping van de wederpartij wordt een afschrift van het verzoekschrift gevoegd.

[2.] In de gevallen van de artikelen 415, derde lid, 424, laatste lid, 445, 448, 449 en 450 kan de beschikking worden gegeven in den vorm bij artikel 430 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaald.

§ 3. Van de monsterrol en het monsterboekje

Artikel 450e

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 451

[1.] Alvorens te vertrekken, is de kapitein verplicht tot het opmaken van de monsterrol. De monsterrol is een staat, houdende de namen van de kapitein en van de schepelingen en de hoedanigheid waarin iedere schepeling aan boord dienst doet. De monsterrol vermeldt bovendien de naam van het schip, de met het schip te maken zeereis of zeereizen, de naam van de zeewerkgever, en wie van de schepelingen de rang van officier zullen hebben. Nadat de monsterrol voor de eerste maal is opgemaakt, wordt zij vervolgens ten minste eenmaal per twaalf maanden opnieuw opgemaakt. Na een tussentijdse wijziging van de gegevens, bedoeld in de tweede en derde volzin, wordt de monsterrol binnen 24 uur bijgesteld.

[2.] De monsterrol wordt, na te zijn opgemaakt of bijgesteld, ondertekend door of namens de zeewerkgever, door de kapitein en door de desbetreffende schepelingen. De kapitein dient de monsterrol aan boord te houden.

[3.] Nietig zijn bepalingen in de monsterrol, welke afwijken van de met een schepeling gesloten arbeidsovereenkomst of welke deze aanvullen.

Artikel 451a

[1.] Bij het opmaken van de monsterrol is de zeewerkgever verplicht de met de schepelingen gesloten arbeidsovereenkomsten aan de kapitein over te leggen.

[2.] Deze vergewist zich ervan dat de inhoud van de arbeidsovereenkomsten door de schepelingen is begrepen en dat de overeenkomsten door partijen zijn ondertekend. Hij neemt daaromtrent een verklaring in de monsterrol op.

[3.] Door de kapitein gewaarmerkte afschriften van de arbeidsovereenkomsten welke daartoe door de zeewerkgever ter beschikking van de kapitein worden gesteld, worden als bijlagen gevoegd bij het exemplaar van de monsterrol dat aan boord blijft. Iedere schepeling moet aan boord in de gelegenheid worden gesteld van de hem betreffende arbeidsovereenkomst inzage te nemen.

[4.] Het in het eerste en het derde lid bepaalde geldt mede voor de collectieve arbeidsovereenkomsten op de grondslag waarvan een of meer arbeidsovereenkomsten met de in de monsterrol genoemde schepelingen zijn gesloten.

Artikel 451b

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 451c

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 451d

De zeewerkgever draagt de kosten van het geneeskundig onderzoek volgens een bij of krachtens de in artikel 451i bedoelde algemene maatregel van bestuur vast te stellen tarief.

Artikel 451e

[1.] Na de monstering blijft het monsterboekje in handen van de kapitein; deze geeft het de schepeling terug bij het einde van de dienst aan boord van het schip.

[2.] De kapitein vermeldt in het boekje den datum waarop en de plaats waar de dienst aan boord van het schip is geлindigd.

3. Indien de kapitein het monsterboekje niet kan teruggeven aan de schepeling, doet hij het toekomen aan de zeewerkgever die het, onder vermelding van de reden waarom het niet aan de schepeling is teruggegeven, zendt aan de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.

4. De Raad voor de scheepvaart kan, op verzoek van de zeewerkgever, de inspecteur-generaal van de Inspectie Verkeer en Waterstaat gehoord, het monsterboekje gedurende de tijd van ten hoogste een jaar inhouden, ingeval de schepeling de arbeidsovereenkomst heeft doen eindigen en deswege schadeplichtig is geworden. De schepeling wordt vooraf opgeroepen om te worden gehoord; hij kan ook verschijnen bij een bijzonder gemachtigde of vergezeld van een raadsman.

[5.] De bevoegdheid van de zeewerkgever tot het doen van het verzoek vervalt door verloop van ййn maand na het eindigen van de arbeidsovereenkomst in eene Nederlandsche haven en van zes maanden na het eindigen dier overeenkomst in het buitenland.

Artikel 451f

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 451g

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 451h

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 451i

[Vervallen per 01-02-2002]

Artikel 451j

[Vervallen per 01-02-2002]

§ 4. Van de schepelingen ter visscherij

Artikel 452

[1.] Zeevisserij is de vaart ter bedrijfsmatige uitoefening der visserij buitengaats.

[2.] Schepeling ter zeevisserij is de persoon die een schriftelijke arbeidsovereenkomst met de zeewerkgever of een schriftelijke maatschapsovereenkomst heeft aangegaan in het kader van de zeevisserij, uitgezonderd de kapitein.

[3.] De bepalingen van de tweede en de derde paragraaf van dezen titel vinden geen toepassing ten aanzien van de schepelingen ter kustvisscherij. De arbeidsovereenkomsten van deze schepelingen worden uitsluitend geregeld door de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.

§ 5. Van de schepelingen ter zeevisserij die een arbeidsovereenkomst met de zeewerkgever hebben gesloten

Artikel 452a

Ten aanzien van de schepelingen ter zeevisserij die een arbeidsovereenkomst met de zeewerkgever hebben gesloten vinden de bepalingen van dezen titel toepassing, voorzoover daarvan in de volgende artikelen niet is afgeweken.

Artikel 452b

Op de arbeidsovereenkomst tusschen zeewerkgever en een schepeling ter zeevisscherij blijft het bepaalde bij artikel 400 onder 7° buiten toepassing.

Artikel 452c

Op de in het vorige artikel bedoelde overeenkomst is artikel 402 van toepassing, behoudens dat het dagverblijf kan worden vervangen door het volkslogies.

Artikel 452d

Het bij artikel 407 omtrent de voeding bepaalde geldt ten aanzien van schepelingen ter zeevisscherij alleen, wanneer de zeewerkgever de zorg voor de voeding bij de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk op zich heeft genomen.

Artikel 452e

De artikelen 409 en 410 gelden niet ten aanzien van schepelingen ter zeevisscherij.

Artikel 452f

[1.] Artikel 413 geldt ten aanzien van schepelingen ter zeevisscherij met deze aanvulling, dat het in geld vastgesteld loon voorzoover het afhankelijk is van de opbrengst der vangst in de arbeidsovereenkomst moet worden begroot op zijn vermoedelijk bedrag naar tijdruimte; bij de toepassing van de artikelen 425, 428, 438 en 450 wordt dergelijk loon berekend naar deze begrooting.

[2.] De schepeling heeft geen aanspraak tegen de zeewerkgever op grond dat krachtens artikel 425 of 428 ingevolge de begrooting aan een derde meer is uitbetaald dan strookt met het loon, dat ten slotte aan den schepeling verschuldigd blijkt te zijn.

Artikel 452g

Artikel 414 geldt niet ten aanzien van schepelingen ter zeevisscherij.

Artikel 452h

Voor de toepassing van de artikelen 415, 415a en 415g geldt als loon van de schepelingen ter zeevisserij het voor hen bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedrag, indien het werkelijke loon afhankelijk is van de vangst of de opbrengst daarvan.

Artikel 452i

Artikel 417 geldt ten aanzien van schepelingen ter zeevisscherij, behoudens dat deze alleen in de eerste Nederlandsche haven, welke het schip aandoet, de tusschenkomst van den kantonrechter kunnen inroepen.

Artikel 452j

Artikel 421 geldt ten aanzien van schepelingen ter zeevisscherij, behoudens, dat de kapitein kan volstaan met vermelding van de reden van weigering van een gevraagd verlof in het dagboek.

Artikel 452k

De artikelen 423 en 424 gelden niet ten aanzien van schepelingen ter zeevisscherij.

Artikel 452l

Artikel 425 geldt ten aanzien van schepelingen ter zeevisscherij, behoudens dat de uitbetaling aan de echtgenoote steeds wekelijks moet geschieden.

Artikel 452m

Artikel 427 geldt niet ten aanzien van schepelingen ter zeevisscherij.

Artikel 452n

Artikel 439 vindt toepassing op de arbeidsovereenkomsten tusschen zeewerkgever en schepelingen ter zeevisscherij, behoudens dat ieder der partijen zich uitsluitend kan wenden tot den daar bedoelden kantonrechter.

Artikel 452o

[1.] Artikel 450 geldt voor den zeewerkgever en de schepelingen ter zeevisscherij, behoudens dat de schadeloosstelling is beperkt tot twee derde van het bij de overeenkomst in geld vastgestelde deel van het loon.

[2.] Ten aanzien van schepen, welke uitsluitend de seizoenvisscherij uitoefenen, bepalen Wij telken jare op welken dag het seizoen geacht wordt te eindigen. De zeewerkgever van zoodanig schip is in geen geval verplicht de uitbetaling langer te doen dan tot het einde van het seizoen.

Artikel 452p

De artikelen 613 tot en met 613c, 617, 620, 624, 625, 627, artikel 629, lid 10 en artikel 629b, leden 1, 2, 4 en 3 voor zover het betreft de toepassing van artikel 628, leden 3 en 4, 652, 658, 676, 683 en 684 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek vinden geen toepassing ten aanzien van de dienst aan boord van de schepeling ter zeevisserij.

§ 6. Van de kapitein en de schepelingen ter zeevisserij die een maatschapsovereenkomst hebben gesloten

Artikel 452q

[1.] De maatschapsovereenkomst moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden aangegaan. In de maatschapsovereenkomst wordt bepaald, wie van de maten de kapitein zal zijn.

[2.] Artikel 400, onder 1°-4°, onder 5°, met dien verstande dat in plaats van "waarin de schepeling in dienst zal treden" wordt gelezen: waarin de maat op het schip werkzaam zal zijn en onder 6°, zomede artikel 401, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

[3.] De overeenkomst moet een regeling bevatten omtrent de wijze waarop ieders aandeel in de opbrengst van de maatschap (besomming) zal worden bepaald.

[4.] Tevens moet de maatschapsovereenkomst behelzen de wijze van haar beлindiging, namelijk:

a. indien de overeenkomst voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, de inhoud van artikel 434, eerste lid, met dien verstande dat daarin in plaats van "arbeidsovereenkomst" gelezen wordt: maatschapsverhouding;

b. indien de overeenkomst voor bepaalde tijd wordt aangegaan, de dag waarop de overeenkomst eindigt met vermelding van de inhoud van artikel 431 met dien verstande dat in plaats van "arbeidsovereenkomst" wordt gelezen: maatschapsverhouding.

c. indien de overeenkomst bij de reis wordt aangegaan, de haven overeengekomen voor de beлindiging van de maatschapsverhouding met vermelding van de inhoud van artikel 432, tweede lid, met dien verstande dat daarin in plaats van "arbeidsovereenkomst" gelezen wordt: maatschapsverhouding en, indien de haven een Nederlandse haven is, met vermelding van de inhoud van het eerste of tweede lid van artikel 433, naar gelang de haven al of niet met name is genoemd, met dien verstande dat in dat artikel in plaats van "arbeidsovereenkomst" gelezen wordt: maatschapsverhouding en in plaats van "zeewerkgever" elke vennoot.

[5.] Nietig is een beding waarbij een maat wordt beperkt in zijn vrijheid, na het einde van de maatschapsovereenkomst, arbeid te verrichten.

Artikel 452r

[1.] Vanaf het ogenblik dat de kapitein het schip buitengaats brengt tot aan het ogenblik dat het schip in Nederland weer binnengaats wordt gebracht, is de kapitein bevoegd om als vertegenwoordiger van een maatschap op te treden.

[2.] Ten aanzien van de maatschapskapitein zijn de artikelen 364 en 375 tot en met 392 niet van toepassing.

Artikel 452s

Schepelingendienst mag uitsluitend worden verricht door hen die in de monsterrol zijn genoemd.

Artikel 452t

Van overeenkomstige toepassing zijn de artikelen 405, 407, eerste-zesde lid, voorzover het de verblijven, de kombuis en andere ruimten voor de voeding betreft, met dien verstande dat in artikel 407, eerste lid, voor "zeewerkgever" wordt gelezen: eigenaar, de artikelen 411, 412 en 416, met dien verstande dat in het laatstgenoemde artikel voor "in dienst van de zeewerkgever" moet worden gelezen: deel uitmakend van de maatschap, en voor "zeewerkgever": maatschap.

Artikel 452u

De artikelen 444, 451, 451a, 451d en 451e zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat in de artikelen 451, 451a en 451e in plaats van В«zeewerkgeverВ» wordt gelezen: eigenaar, of ingeval van rompbevrachting: rompbevrachter, en in artikel 451d, tweede lid: maatschap, dat in plaats van В«arbeidsovereenkomstВ» wordt gelezen: maatschapsovereenkomst en dat in plaats van В«loonВ» wordt gelezen: aandeel in de besomming.

Artikel 452v

Na het eindigen van een reis is de schepeling gedurende drie werkdagen gehouden op verlangen van de kapitein mede te werken tot het opmaken van een scheepsverklaring.

Artikel 452w

Bij overeenkomst kunnen partijen niet afwijken van het bepaalde in artikel 452q en de in artikel 452t genoemde artikelen 407, eerste-zesde lid, 411, 412 en 416.

Vijfde titel. Van vervrachting en bevrachting van schepen

§ 1. Algemeene bepalingen

Artikel 453

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 454

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 455

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 456

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 457

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 458

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 459

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 459a

[Vervallen per 01-04-1991]

§ 2. Tijd-bevrachting

Artikel 460

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 461

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 462

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 463

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 464

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 465

[Vervallen per 01-04-1991]

Vijfde titel A. Van het vervoer van goederen

§ 1. Algemeene bepalingen

Artikel 466

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 467

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 467a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 468

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 469

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 469a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 469b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 470

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 470a

[Vervallen per 17-12-1955]

Artikel 471

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 472

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 473

[Vervallen per 26-07-1982]

Artikel 473a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 474

[Vervallen per 01-04-1966]

Artikel 475

[Vervallen per 01-04-1966]

Artikel 476

[Vervallen per 26-07-1982]

Artikel 477

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 478

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 479

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 480

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 481

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 482

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 483

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 484

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 485

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 486

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 487

[Vervallen per 26-07-1982]

Artikel 488

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 489

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 490

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 491

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 492

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 493

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 494

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 495

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 496

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 497

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 498

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 499

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 500

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 501

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 502

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 503

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 504

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 505

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 506

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 507

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 508

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 509

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 510

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 511

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 512

[Vervallen per 17-12-1955]

Artikel 513

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 513a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 514

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 515

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 516

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517c

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517d

[Vervallen per 01-04-1991]

§ 2. Vaste lijnen

Artikel 517e

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517f

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517g

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517h

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517i

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517j

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517k

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517l

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517m

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517n

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517o

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517p

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517q

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517r

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517s

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517t

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517u

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517ubis

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517v

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517w

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517x

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 517ij

[Vervallen per 17-12-1955]

§ 3. Tijd-bevrachting

Artikel 517z

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518c

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518d

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518e

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518f

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518g

[Vervallen per 01-05-1993]

§ 4. Reis-bevrachting

Artikel 518h

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518i

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518j

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518k

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518l

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518m

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518n

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518o

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518p

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518q

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518r

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518s

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518t

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518u

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518v

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518w

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518x

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518ij

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 518z

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519c

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519d

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519e

[Vervallen per 17-12-1955]

Artikel 519f

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519g

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519h

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519i

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519j

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519k

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519l

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519m

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519n

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519o

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519p

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519q

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519r

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519s

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519t

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519u

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519v

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519w

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519x

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519ij

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 519z

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520abis

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520c

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520d

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520e

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520f

[Vervallen per 01-05-1993]

§ 5. Vervoer van stukgoederen

Artikel 520g

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520h

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520i

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520j

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520k

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520l

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520m

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520n

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520o

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520p

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520q

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520r

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520s

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 520t

[Vervallen per 01-04-1991]

Vijfde titel B. Van het vervoer van personen

§ 1. Algemeene bepalingen

Artikel 520

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 521

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 522

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 523

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 524

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 524a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 524b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 525

[Vervallen per 01-04-1966]

Artikel 526

[Vervallen per 01-04-1966]

Artikel 527

[Vervallen per 01-04-1966]

Artikel 528

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 529

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 530

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 531

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 532

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533c

[Vervallen per 01-05-1993]

§ 2. Vaste lijnen

Artikel 533d

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533e

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533f

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533g

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533h

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533i

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533j

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533k

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533l

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533m

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533mbis

[Vervallen per 01-04-1991]

§ 3. Tijd-bevrachting

Artikel 533n

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533o

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533p

[Vervallen per 01-05-1993]

§ 4. Reis-bevrachting

Artikel 533q

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533r

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533s

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533t

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533u

[Vervallen per 01-04-1991]

§ 5. Vervoer van enkele personen

Artikel 533v

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533w

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533x

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533ij

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 533z

[Vervallen per 01-04-1991]

Zesde titel. Van aanvaring

Artikel 534

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 535

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 536

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 536a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 537

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 538

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 539

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 540

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 541

[Vervallen per 01-04-1966]

Artikel 542

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 543

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 544

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 544a

[Vervallen per 01-04-1991]

Zevende titel. Van hulp en berging

Artikel 545

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 546

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 547

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 548

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 549

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 550

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 551

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 552

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 553

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 554

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 555

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 556

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 557

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 558

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 559

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 560

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 561

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 562

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 563

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 564

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 565

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 566

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 567

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 568

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 569

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 570

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 571

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 572

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 573

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 574

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 575

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 576

[Vervallen per 01-04-1991]

Achtste titel. Van bodemerij

Artikel 577

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 578

[Vervallen per 01-10-1838]

Artikel 579

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 580

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 581

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 582

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 583

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 584

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 585

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 586

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 587

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 588

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 589

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 590

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 591

[Vervallen per 01-02-1927]

Negende titel

[Vervallen per 01-01-2006]

Eerste afdeeling

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 592

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 593

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 594

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 595

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 596

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 597

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 598

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 599

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 600

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 601

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 602

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 603

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 604

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 605

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 606

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 607

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 608

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 609

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 610

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 611

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 612

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 613

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 614

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 615

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 616

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 617

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 618

[Vervallen per 01-01-2006]

weede afdeeling

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 619

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 620

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 621

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 622

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 623

[Vervallen per 01-01-2006]

Derde afdeeling

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 624

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 625

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 626

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 627

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 628

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 629

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 630

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 631

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 632

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 633

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 634

[Vervallen per 01-01-2006]

Vierde afdeeling

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 635

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 636

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 637

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 638

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 639

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 640

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 641

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 642

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 643

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 644

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 645

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 646

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 647

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 648

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 649

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 650

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 651

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 652

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 653

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 654

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 655

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 656

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 657

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 658

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 659

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 660

[Vervallen per 01-02-1927]

Artikel 661

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 662

[Vervallen per 01-01-2006]

Vijfde afdeeling

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 663

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 664

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 665

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 666

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 667

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 668

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 669

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 670

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 671

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 672

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 673

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 674

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 675

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 676

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 677

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 678

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 679

[Vervallen per 01-01-1992]

Artikel 680

[Vervallen per 01-01-1992]

Zesde afdeeling

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 681

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 682

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 683

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 684

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 685

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 685a

[Vervallen per 01-01-2006]

Tiende titel

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 686

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 687

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 688

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 689

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 690

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 691

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 692

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 693

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 694

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 695

[Vervallen per 01-01-2006]

Elfde titel

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 696

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 697

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 698

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 699

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 700

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 701

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 702

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 703

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 704

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 705

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 706

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 707

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 708

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 709

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 710

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 711

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 712

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 713

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 714

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 715

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 716

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 717

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 718

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 719

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 720

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 721

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 722

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 723

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 724

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 725

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 726

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 727

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 728

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 729

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 730

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 731

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 732

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 733

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 734

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 735

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 736

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 737

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 738

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 739

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 740

[Vervallen per 01-04-1991]

Elfde titel A. Van de beperking der aansprakelijkheid

Artikel 740a

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 740b

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 740c

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 740d

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 740e

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 740f

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 740g

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 740h

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 740i

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 740j

[Vervallen per 01-01-1997]

Twaalfde titel

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 741

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 742

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 743

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 744

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 745

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 746

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 747

[Vervallen per 01-01-1992]

Dertiende titel. Van de binnenvaart

Eerste afdeling. Binnenschepen en voorwerpen aan boord daarvan

§ 1. Rechten op binnenschepen

Artikel 748

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 749

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 750

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 751

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 752

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 753

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 754

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 755

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 756

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 757

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 758

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 759

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 760

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 761

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 762

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 763

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 764

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765c

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765d

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765e

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765f

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765g

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765h

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765i

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765j

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765k

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765l

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765m

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 765n

[Vervallen per 01-04-1991]

§ 2. Voorrechten op binnenschepen

Artikel 766

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 767

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 768

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 769

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 770

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 771

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 772

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 773

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 774

[Vervallen per 01-04-1991]

§ 3. Voorrechten op voorwerpen aan boord van binnenschepen

Artikel 775

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 775a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 775b

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 775c

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 775d

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 775e

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 775f

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 776

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 777

[Vervallen per 01-05-1993]

Artikel 778

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 779

[Vervallen per 01-01-1983]

Tweede afdeeling. Van den eigenaar en den gebruiker van een binnenschip

Artikel 780

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 781

[Vervallen per 01-04-1991]

Derde afdeeling. Van den schipper en de schepelingen

Artikel 782

[1.] De schipper is verplicht de gebruikelijke regels en de bestaande voorschriften ter verzekering van de deugdelijkheid en de veiligheid van het schip voor de vaart op binnenwateren, van de veiligheid der opvarenden en der zaken aan boord met nauwgezetheid op te volgen.

[2.] Hij onderneemt de reis niet, tenzij het schip tot het volvoeren daarvan geschikt, naar behooren uitgerust en voldoende bemand is.

Artikel 783

[1.] De schipper kan na aankomst in eene haven door een notaris eene scheepsverklaring doen opmaken omtrent de voorvallen der reis. Buiten Nederland wendt hij zich tot den Nederlandschen consulairen ambtenaar of, bij ontstentenis van zoodanigen ambtenaar, tot het bevoegde gezag.

[2.] De notaris en de consulaire ambtenaar zijn verplicht van scheepsverklaringen tegen betaling van kosten afschrift uit te reiken aan ieder, die het verlangt.

Artikel 784

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 785

[1.] De schipper is verplicht aan personen, die in gevaar verkeeren, en in het bijzonder, als zijn schip bij eene aanvaring betrokken is geweest, aan de andere daarbij betrokken schepen en de personen, die zich aan boord dier schepen bevinden, de hulp te verleenen, waartoe hij bij machte is zonder zijn eigen schip en de opvarenden daarvan aan ernstig gevaar bloot te stellen.

[2.] Hij is bovendien verplicht, voor zooverre hem dit mogelijk is, aan de andere bij de aanvaring betrokken schepen op te geven den naam van zijn schip, van de plaats, waar het thuis behoort, van de plaats, vanwaar het komt en waarheen het bestemd is, alsmede inzage te verstrekken van het bewijs van inschrijving in het register.

[3.] Niet-nakoming van deze verplichtingen door den schipper geeft geen aanspraak jegens hem, die uit welken hoofde dan ook verantwoordelijk is voor het optreden van de schipper.

Artikel 786

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 787

[Vervallen per 01-04-1991]

Vierde afdeeling. Van vervrachting en bevrachting van binnenschepen in het algemeen

Artikel 788

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 789

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 790

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 791

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 791a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 792

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 793

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 794

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 795

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 796

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 797

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 798

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 799

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 800

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 801

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 802

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 803

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 804

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 805

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 806

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 807

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 808

[Vervallen per 01-04-1991]

Vijfde afdeeling. Van het vervoer van goederen

Artikel 809

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 810

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 811

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 812

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 813

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 814

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 815

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 815a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 816

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 817

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 818

[Vervallen per 01-05-1990]

Artikel 819

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 820

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 821

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 822

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 823

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 824

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 825

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 826

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 827

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 828

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 829

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 830

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 831

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 832

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 833

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 834

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 835

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 836

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 837

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 838

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 839

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 840

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 841

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 842

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 843

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 844

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 845

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 846

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 847

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 848

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 849

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 850

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 851

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 852

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 853

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 854

[Vervallen per 01-05-1993]

§ 2. Beurtvaart

Artikel 855

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 856

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 857

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 858

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 859

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 860

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 861

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 862

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 863

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 864

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 865

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 866

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 867

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 868

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 869

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 870

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 871

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 872

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 873

[Vervallen per 01-04-1991]

§ 3. Reisbevrachting

Artikel 874

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 875

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 876

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 877

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 878

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 879

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 880

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 881

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 882

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 883

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 884

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 885

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 886

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 887

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 888

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 889

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 890

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 891

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 892

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 893

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 894

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 895

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 896

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 897

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 898

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 899

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 900

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 901

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 902

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 903

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 904

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 905

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 906

[Vervallen per 01-04-1991]

§ 4. Bevrachting voor liggen en/of varen

Artikel 907

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 908

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 909

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 910

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 911

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 912

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 913

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 914

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 915

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 916

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 917

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 918

[Vervallen per 01-04-1991]

Zesde afdeeling. Van het vervoer van personen

Artikel 919

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 920

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 921

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 921a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 922

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 923

[Vervallen per 01-05-1990]

Artikel 924

[Vervallen per 01-04-1991]

Zevende afdeeling. Van het sleepen van binnenschepen

Artikel 925

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 926

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 927

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 928

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 929

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 930

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 931

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 931a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 932

[Vervallen per 01-05-1990]

Artikel 933

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 934

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 935

[Vervallen per 01-05-1990]

Achtste afdeeling. Van aanvaring

Artikel 936

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 937

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 938

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 939

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 940

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 940a

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 941

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 942

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 943

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 944

[Vervallen per 01-05-1990]

Artikel 945

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 946

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 947

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 948

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 949

[Vervallen per 01-04-1991]

Negende afdeeling. Van hulp en berging

Artikel 950

[Vervallen per 01-04-1991]

Tiende afdeeling. Van avarijen

Artikel 951

[Vervallen per 01-04-1991]

Afdeling 10A. Van de beperking der aansprakelijkheid

Artikel 951a

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 951b

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 951c

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 951d

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 951e

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 951f

[Vervallen per 01-01-1997]

Artikel 951g

[Vervallen per 01-01-1997]

Elfde afdeeling

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 952

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 953

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 954

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 955

[Vervallen per 01-01-2006]

Artikel 956

[Vervallen per 01-04-1991]

Artikel 957

[Vervallen per 01-01-2006]

Algemene slotbepaling

Artikel 958

De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijnen, gesteld in de hierna genoemde onderdelen van dit wetboek:

van het eerste boek:

Artikel 82 tweede lid, Titel IV derde en vierde afdeling en de Titels VI en VII;

van het tweede boek:

de Titels III, IV en Titel IX derde afdeling.

Zij is echter wel van toepassing op de termijnen, gesteld in de artikelen 419 en 451e.

Adres:
Hogehilweg 19
1101 CB Amsterdam
The Netherlands
Tel:
+31 (0) 203 697 652
Fax:
+31 (0) 453 700 324
Top